RFR 2018/121
Familieprocesrecht. Incidentele beslissingen over schorsing van geding tussen onder curatele gestelde persoon en voormalig curator. Oproeping opvolgend curator.
HR 22-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:982
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 juni 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/00362
- Conclusie
A-G mr. G.R.B. van Peursem
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS929588:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1040, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:475, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑04‑2019
ECLI:NL:HR:2018:982, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:517, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑05‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑01‑2018
- Wetingang
Essentie
Familieprocesrecht.
Door of tegen welke partij moet een rechtsmiddel worden aangewend, als tijdens de instantie waarin een schorsingsgrond zich aandient, geen toepassing wordt gegeven aan art. 225 Rv, dan wel schorsing ingevolge art. 225 lid 4 Rv niet meer kan plaatsvinden en het geding – op de voet van art. 225 lid 2, tweede volzin, Rv – op naam van de oorspronkelijke partijen wordt voortgezet? Hoe moet de opvolgende partij in het geding worden betrokken?
Samenvatting
Tussen vier zussen is onenigheid ontstaan over de verzorging van hun met gevorderde dementie gediagnosticeerde en onder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.