RAV 2021/10
Werkgeversaansprakelijkheid. Waar ligt de ondergrens voor toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel en hoe verhoudt die zich tot het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid, mede in het licht van art. 6:99 BW?
HR 11-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1996
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 december 2020
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
19/02702
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS256007:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1996, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:714, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 17‑07‑2020
- Wetingang
Essentie
Werkgeversaansprakelijkheid. Gevaarlijke stoffen. Causaal verband. Arbeidsrechtelijke omkeringsregel. Proportionele aansprakelijkheid. Deskundigenbericht. Alternatieve causaliteit.
Waar ligt de ondergrens voor toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel en hoe verhoudt die zich tot het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid, mede in het licht van art. 6:99 BW?
Samenvatting
R. is in 1976 in dienst getreden bij L. als (onderhouds)schilder. Voordien heeft hij gewerkt als vrachtwagenchauffeur en (vanaf 1968) als schilder bij twee andere bedrijven. Vanaf 25 april 2000 is R. ongeschikt geacht voor zijn werk bij L.
Begin 2000 is bij R. een kwaadaardige tumor ontdekt in het nierbekken (urotheelcelcarcinoom). ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.