Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan
Bijlage V
Geldend
Geldend vanaf 30-08-2000
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens de wijziging van 23-07-1998.
- Bronpublicatie:
23-07-1998, Trb. 2000, 74 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-08-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-09-2001, Trb. 2001, 157 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Inzake de bescherming en het behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied
Artikel 1
Voor de toepassing van deze Bijlage en van Aanhangsel 3 zijn de begripsomschrijvingen van ‘biologische diversiteit’, ‘ecosysteem’ en ‘habitat’ dezelfde als die welke zijn vervat in het Verdrag inzake biologische diversiteit van 5 juni 1992.
Artikel 2
Bij het nakomen van hun verplichting uit hoofde van het Verdrag om, afzonderlijk en gezamenlijk, de noodzakelijke maatregelen te treffen ter bescherming van het zeegebied tegen de nadelige gevolgen van menselijke activiteiten teneinde de gezondheid van de mens te beschermen en mariene ecosystemen te behouden en, wanneer uitvoerbaar, aangetaste zeegebieden te herstellen, alsmede hun verplichting uit hoofde van het Verdrag inzake biologische diversiteit van 5 juni 1992 om strategieën, plannen of programma's te ontwikkelen ten behoeve van het behoud en het duurzaam gebruik van biologische diversiteit:
- a.
nemen de Verdragsluitende Partijen de noodzakelijke maatregelen ter bescherming en behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied, en, waar uitvoerbaar, tot herstel van aangetaste zeegebieden; en
- b.
werken de Verdragsluitende Partijen samen bij het aannemen van programma's en maatregelen ten behoeve van het regelen van de menselijke activiteiten die worden vastgesteld door middel van toepassing van de in Aanhangsel 3 genoemde criteria.
Artikel 3
1
Voor de toepassing van deze Bijlage behoort onder andere tot de taken van de Commissie:
- a.
het opstellen van programma's en maatregelen voor het regelen van de menselijke activiteiten die worden vastgesteld door middel van toepassing van de in Aanhangsel 3 genoemde criteria;
- b.
daarbij:
- i.
informatie over dergelijke activiteiten en hun gevolgen voor ecosystemen en de biologische diversiteit te verzamelen en te bestuderen;
- ii.
in overeenstemming met het internationaal recht methoden te ontwikkelen voor het instellen van maatregelen op het gebied van bescherming, behoud, herstel of preventie die verband houden met specifieke gebieden of plaatsen of met specifieke soorten of habitats;
- iii.
met inachtneming van artikel 4 van deze Bijlage aspecten van nationale strategieën en richtlijnen inzake het duurzaam gebruik van bestanddelen van de biologische diversiteit van het zeegebied te bestuderen wanneer zij de verschillende regio's en subregio's van dat gebied aantasten;
- iv.
met inachtneming van artikel 4 van deze Bijlage te streven naar de toepassing van een integrale benadering van het ecosysteem.
- c.
daarbij tevens rekening te houden met door de Verdragsluitende Partijen aangenomen programma's en maatregelen ter bescherming en behoud van ecosystemen binnen de wateren onder hun soevereiniteit of rechtsmacht.
2
Bij de aanneming van dergelijke programma's of maatregelen dient voldoende rekening te worden gehouden met de vraag of een specifiek programma of specifieke maatregel van toepassing zou moeten zijn op het gehele zeegebied of een gespecificeerd deel ervan.
Artikel 4
1
In overeenstemming met de voorlaatste considerans van het Verdrag worden uit hoofde van deze Bijlage geen programma's of maatregelen aangenomen betreffende aangelegenheden met betrekking tot het beheer van de visserij. Echter, wanneer de Commissie van mening is dat actie wenselijk is met betrekking tot een dergelijke aangelegenheid, brengt zij deze onder de aandacht van de autoriteit of internationale instantie die voor die aangelegenheid bevoegd is. Wanneer ter aanvulling op of ondersteuning van acties van dergelijke autoriteiten of instanties actie wenselijk is die binnen de bevoegdheden van de Commissie ligt, streeft de Commissie naar samenwerking met hen.
2
Wanneer de Commissie van mening is dat actie uit hoofde van deze Bijlage wenselijk is met betrekking tot een aangelegenheid op het gebied van het vervoer over zee, brengt zij die onder de aandacht van de Internationale Maritieme Organisatie. De Verdragsluitende Partijen die lid zijn van de Internationale Maritieme Organisatie streven binnen de Organisatie naar samenwerking teneinde voldoende respons te bewerkstelligen, met, in voorkomend geval, de instemming van de Organisatie met regionale of lokale actie, rekening houdend met eventuele door de Organisatie ontwikkelde richtlijnen inzake de aanwijzing van speciale gebieden, de vaststelling van bijzonder kwetsbare gebieden of andere aangelegenheden.