Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan
Artikel 32 Regeling van geschillen
Geldend
Geldend vanaf 25-03-1998
- Bronpublicatie:
22-09-1992, Trb. 1993, 141 (uitgifte: 14-10-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-03-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-06-1998, Trb. 1998, 169 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elk geschil tussen de Verdragsluitende Partijen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van het Verdrag dat niet op enige andere wijze kan worden geregeld door de betrokken Verdragsluitende Partijen, bijvoorbeeld door middel van een onderzoek of bemiddeling binnen de Commissie, wordt op verzoek van één van die Verdragsluitende Partijen onderworpen aan arbitrage onder de in dit artikel vastgelegde voorwaarden.
2.
Tenzij de partijen bij het geschil anders besluiten, verloopt de in het eerste lid van dit artikel bedoelde arbitrageprocedure in overeenstemming met het derde tot en met tiende lid van dit artikel.
3
a.
Op verzoek van een Verdragsluitende Partij, gericht aan een andere Verdragsluitende Partij overeenkomstig het eerste lid van dit artikel, wordt een scheidsgerecht ingesteld. Het verzoek om arbitrage bevat een uiteenzetting van de zaak, hierbij inbegrepen met name de artikelen van het Verdrag waarvan de uitlegging of toepassing aan het geschil ten grondslag ligt.
b.
De eisende partij stelt de Commissie in kennis van het feit dat zij om de instelling van een scheidsgerecht heeft verzocht, onder vermelding van de naam van de andere partij bij het geschil en de artikelen van het Verdrag waarvan de uitlegging of toepassing naar haar mening het voorwerp van het geschil vormt. De Commissie brengt de aldus verkregen gegevens ter kennis van alle Partijen van het Verdrag.
4.
Het scheidsgerecht bestaat uit drie leden: elk van beide partijen bij het geschil benoemt een scheidsman; de twee aldus benoemde scheidsmannen wijzen in onderlinge overeenstemming een derde scheidsman aan, die het voorzitterschap van het scheidsgerecht op zich neemt. Deze laatste mag geen onderdaan zijn van één van de partijen bij het geschil of zijn gewone verblijfplaats hebben op het grondgebied van één van deze partijen, of in dienst zijn van één van hen of zich in enige andere hoedanigheid met de zaak hebben beziggehouden.
5
a.
Indien de voorzitter van het scheidsgerecht niet is aangewezen binnen twee maanden na de benoeming van de tweede scheidsman, gaat de President van het Internationaal Gerechtshof op verzoek van één van de partijen over tot aanwijzing binnen een volgende termijn van twee maanden.
b.
Indien één van de partijen bij het geschil geen scheidsman benoemt binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek, kan de andere partij hiervan kennisgeving doen aan de President van het Internationaal Gerechtshof, die overgaat tot aanwijzing van de voorzitter van het scheidsgerecht binnen een volgende termijn van twee maanden. Na te zijn aangewezen verzoekt de voorzitter van het scheidsgerecht de partij die nog geen scheidsman heeft benoemd, zulks binnen twee maanden te doen. Na deze termijn licht hij de President van het Internationale Gerechtshof[lees: Internationaal Gerechtshof] in, die overgaat tot deze benoeming binnen een volgende termijn van twee maanden.
6
a.
Het scheidsgerecht beslist overeenkomstig de regels van het internationale recht en, in het bijzonder, van het Verdrag.
b.
Een ingevolge de bepalingen van dit artikel ingesteld scheidsgerecht stelt zelf zijn procedureregels vast.
c.
In geval van een geschil ten aanzien van de rechtsbevoegdheid van het scheidsgerecht, wordt daarover uitspraak gedaan in de beslissing van het scheidsgerecht.
7
a.
Beslissingen van het scheidsgerecht, zowel ten aanzien van de procedure als ten aanzien van de zaak, worden genomen met een meerderheid van stemmen.
b.
Het scheidsgerecht kan alle passende maatregelen nemen om de feiten vast te stellen. Het kan, op verzoek van één van beide partijen, de nodige tussentijdse beschermingsmaatregelen aanbevelen.
c.
Indien aan twee of meer scheidsgerechten, ingesteld ingevolge de bepalingen van dit artikel, verzoeken worden voorgelegd betreffende identieke of analoge zaken, kunnen zij elkaar in kennis stellen van de procedures ten aanzien van de vaststelling van de feiten en hiermede zo veel mogelijk rekening houden.
d.
De partijen bij het geschil dienen alle faciliteiten te verlenen die nodig zijn voor de doeltreffende afhandeling van de procedure.
e.
Afwezigheid of in gebreke blijven van een partij bij het geschil belemmert de voortgang van de procedure niet.
8.
De kosten van het scheidsgerecht, met inbegrip van de bezoldiging van zijn leden, worden in gelijke delen gedragen door de partijen bij het geschil tenzij het scheidsgerecht anders besluit in verband met de bijzondere omstandigheden van de zaak. Het scheidsgerecht houdt aantekening van zijn uitgaven en doet hiervan een eindoverzicht toekomen aan de partijen.
9.
Elke Verdragsluitende Partij die een belang van juridische aard bij het voorwerp van het geschil heeft, dat kan worden geraakt door de uitspraak in de zaak, kan met instemming van het scheidsgerecht in de procedure interveniëren.
10
a.
De uitspraak van het scheidsgerecht dient met redenen te zijn omkleed. De uitspraak is niet vatbaar voor beroep en is bindend voor de partijen bij het geschil.
b.
Alle geschillen die zich tussen de partijen mochten voordoen met betrekking tot de uitlegging of tenuitvoerlegging van de uitspraak kunnen door één van beide partijen worden voorgelegd aan het scheidsgerecht dat de uitspraak heeft gedaan of, indien dit niet beschikbaar is, aan een ander voor dit doel ingesteld scheidsgerecht, dat is samengesteld op dezelfde wijze als het eerste scheidsgerecht.