HR, 11-12-2012, nr. 11/01401
ECLI:NL:HR:2012:BY4317
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11-12-2012
- Zaaknummer
11/01401
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BY4317
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BY4317, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BY4317
ECLI:NL:HR:2012:BY4317, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑12‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BY4317
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑08‑2011
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0334
Conclusie 11‑12‑2012
Mr. Knigge
Partij(en)
Nr. 11/01401
Mr. Knigge
Zitting: 23 oktober 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, heeft bij arrest van 15 maart 2011 verdachte wegens "schuldheling" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.
2.
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens verdachte heeft mr. E.I.E. Heuvelman, advocaat te Veenendaal, een middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel
- 4.1.
Het middel klaagt dat het Hof een verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen.
- 4.2.
Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 11 januari 2009 tot en met 06 maart 2009 te Woerden, een MP3-speler (merk Apple, type iPod Nano) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die MP3-speler redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
- 4.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op de pagina's 16 tot en met 20) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1]:
Op 11 januari 2009 ben ik met mijn man van huis gegaan. Wij wonen aan de [a-straat 1] te [plaats]. Toen wij thuis kwamen, merkten wij dat er was ingebroken. Er is onder meer een MP3-speler, merk: Apple, type Nano, kleur zilver, weggenomen. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op de pagina's 25 tot en met 26) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven-:
Op 1 april 2009 hebben wij, verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5], uit een aan het verkeer onttrokken zwarte Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], voor onderzoek meegenomen een zilveren MP3-speler Ipod.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 28) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 1 april 2009 heb ik, verbalisant [verbalisant 3], een aantal goederen gecontroleerd welke uit de auto van [verdachte] kwamen. Ik, [verbalisant 3], heb een Ipod MP3-speler opgeladen middels een oplaadstekker, welke eveneens in de auto van [verdachte] aanwezig was. Ik, [verbalisant 3], zette vervolgens de Ipod aan en zag dat, nadat het apparaat ingeschakeld was, de naam [betrokkene 2] verscheen. Ik, [verbalisant 3], ben vervolgens in onze bedrijf processen systeem de naam [betrokkene 2] gaan raadplegen en kwam toen uit bij het adres [a-straat 1] te [plaats], waarop op 11 januari 2009 bij een woninginbraak had plaatsgevonden, waarbij een Ipod was weggenomen. Ik, [verbalisant 3], heb vervolgens op 1 april 2009 telefonisch contact opgenomen met aangever [betrokkene 1], die bevestigde dat [betrokkene 2] bij hun woonachtig is. Ik vernam tevens dat er van [betrokkene 2] een kleine zilveren Ipod was weggenomen tijdens de woninginbraak op het adres [a-straat 1] te [plaats].
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op de pagina's 34 tot en met 38) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik heb een zwarte Golf met kenteken [AA-00-BB] op mijn naam staan. Deze is onlangs in beslag genomen.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op de pagina's 39 tot en met 41) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik weet niet van wie de zilveren Ipod is. Ik doe daar afstand van. Deze is niet van mij. Iemand kwam met die zilveren Ipod, toen hebben we deze aangesloten en daarmee geluisterd. Ik heb die zilveren Ipod zelf in mijn auto in het vakje gelegd."
- 4.4.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"Verdachte heeft verklaard de MP3-speler te hebben gezien, aangesloten en in het handschoenenkastje te hebben gedaan met het idee dat iemand deze nog wel zou komen ophalen. Uit recente jurisprudentie over het redelijk vermoeden blijkt dat het enkele feit dat verdachte het voorwerp in zijn auto heeft gevonden niet tot nader onderzoek noopt. Primair verzoek ik het hof dan ook mijn cliënt vrij te spreken."
- 4.5.
Het Hof heeft het verweer van de raadsvrouwe verworpen en daartoe het volgende overwogen:
"Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen."
- 4.6.
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd - kort gezegd - dat niet kan worden gezegd verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de Ipod redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het Hof heeft het verweer verworpen en daartoe overwogen dat het verweer wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Deze verwerping van het verweer zou toereikend zijn geweest indien de gebezigde bewijsmiddelen inzicht hadden gegeven in de gedachtegang van het Hof, maar dat is niet het geval.
- 4.7.
De bewijsmiddelen houden in dat de gestolen Ipod is aangetroffen in de auto van verdachte, dat "iemand" met de Ipod naar verdachte kwam en dat verdachte en deze derde persoon de Ipod hebben aangesloten en daarmee hebben geluisterd. Uit de bewijsmiddelen kan echter niet worden afgeleid op grond waarvan de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Ipod door misdrijf verkregen was en evenmin op welk moment dat vermoeden had moeten rijzen. Had verdachte op het moment dat "iemand" met de Ipod bij hem kwam, moeten vermoeden dat het een uit misdrijf verkregen goed betrof en zo ja waarom dan? Of is het Hof van oordeel dat het vermoeden bij verdachte later, bijvoorbeeld bij het beluisteren van de Ipod, had moeten rijzen? Ook dan is de vraag waarom dit zo was, terwijl dan bovendien de vraag speelt of dan nog sprake is van een vermoeden dat bij het voorhanden krijgen van het goed is gerezen. Nu de bewijsmiddelen hieromtrent niets inhouden, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
5.
Het middel slaagt.
6.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
7.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Uitspraak 11‑12‑2012
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht schuldheling.HR herhaalt HR LJN BJ8631. Uit de bewijsvoering kan niet worden afgeleid dat verdachte t.t.v. het voorhanden krijgen van de MP3-speler in die mate is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
Partij(en)
11 december 2012
Strafkamer
nr. S 11/01401
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 15 maart 2011, nummer 21/002603-09, in de strafzaak tegen:
[ Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.I.E. Heuvelman, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel bevat de klacht dat het Hof de bewezenverklaring onder 2 in het licht van hetgeen door de verdediging is aangevoerd onvoldoende heeft gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 11 januari 2009 tot en met 06 maart 2009 te Woerden, een MP3-speler (merk Apple, type iPod Nano) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die MP3-speler redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1], brigadier van politie, [verbalisant 2], aspirant van politie, en [verbalisant 3], buitengewoon opsporingsambtenaar, allen werkzaam bij de politie Utrecht, district Rijn en Venen, wijkteam Woerden, opgemaakt proces-verbaal, nummer PL0971/09-006831, gesloten op 26 april 2009, en de daarbij gevoegde bijlagen, genummerd pagina 1 tot en met 57.
[1] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op de pagina's 16 tot en met 20) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1]:
Op 11 januari 2009 ben ik met mijn man van huis gegaan. Wij wonen aan de [a-straat 1] te [plaats]. Toen wij thuis kwamen, merkten wij dat er was ingebroken. Er is onder meer een MP3-speler, merk: Apple, type Nano, kleur zilver, weggenomen. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen.
[2] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op de pagina's 25 tot en met 26) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 1 april 2009 hebben wij, verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5], uit een aan het verkeer onttrokken zwarte Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], voor onderzoek meegenomen een zilveren MP3-speler Ipod.
[3] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 28) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 1 april 2009 heb ik, verbalisant [verbalisant 3], een aantal goederen gecontroleerd welke uit de auto van [verdachte] kwamen. Ik, [verbalisant 3], heb een Ipod MP3-speler opgeladen middels een oplaadstekker, welke eveneens in de auto van [verdachte] aanwezig was. Ik, [verbalisant 3], zette vervolgens de Ipod aan en zag dat, nadat het apparaat ingeschakeld was, de naam [betrokkene 2] verscheen. Ik, [verbalisant 3], ben vervolgens in onze bedrijf processen systeem de naam [betrokkene 2] gaan raadplegen en kwam toen uit bij het adres [a-straat 1] te [plaats], waarop op 11 januari 2009 bij een woninginbraak had plaatsgevonden, waarbij een Ipod was weggenomen. Ik, [verbalisant 3], heb vervolgens op 1 april 2009 telefonisch contact opgenomen met aangever [betrokkene 1], die bevestigde dat [betrokkene 2] bij hun woonachtig is. Ik vernam tevens dat er van [betrokkene 2] een kleine zilveren Ipod was weggenomen tijdens de woninginbraak op het adres [a-straat 1] te [plaats].
[4] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op de pagina's 34 tot en met 38) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik heb een zwarte Golf met kenteken [AA-00-BB] op mijn naam staan. Deze is onlangs in beslag genomen.
[5] Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op de pagina's 39 tot en met 41) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik weet niet van wie de zilveren Ipod is. Ik doe daar afstand van. Deze is niet van mij. Iemand kwam met die zilveren Ipod, toen hebben we deze aangesloten en daarmee geluisterd. Ik heb die zilveren Ipod zelf in mijn auto in het vakje gelegd."
2.2.3.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe aldaar het volgende aangevoerd:
"Verdachte heeft verklaard de MP3-speler te hebben gezien, aangesloten en in het handschoenenkastje te hebben gedaan met het idee dat iemand deze nog wel zou komen ophalen. Uit recente jurisprudentie over het redelijk vermoeden blijkt dat het enkele feit dat verdachte het voorwerp in zijn auto heeft gevonden niet tot nader onderzoek noopt. Primair verzoek ik het hof dan ook mijn cliënt vrij te spreken."
2.2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering het volgende overwogen:
"Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen."
2.3.
In aanmerking genomen dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de MP3-speler in die mate is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed (vgl. HR 24 november 2009, LJN BJ8631, NJ 2009/608).
2.4.
Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 11 december 2012.
Beroepschrift 11‑08‑2011
Aan de Hoge Raad der Nederlanden te 's‑Gravenhage
CASSATIESCHRIFTUUR
Geeft eerbiedig te kennen:
[requirant], wonende aan de [adres] ([postcode]) in [woonplaats]; dat requirant van cassatie van een hem betreffend arrest van het gerechtshof Arnhem, uitgesproken op 15 maart 2011, bekend onder parketnummer 21/002603-09 het volgende middel van cassatie voordraagt:
Cassatiemiddel:
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid is bedreigd en/of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen in het bijzonder van artikel 358 Sv., artikel 350 Sv. in samenhang met artikel 349 Sv, nu het gerechtshof het verweer, dat het enkele feit, dat de mp3-speler is aangetroffen bij requirant, niet maakt dat er sprake is van schuldheling, heeft verworpen zonder deze nader te motiveren danwel onvoldoende begrijpelijk is.
Toelichting:
1.
In de overweging met betrekking tot het bewijs, te vinden in het arrest van 15 maart 2011( pagina 2) merkt het gerechtshof op: ‘het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen’. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
2.
Uit de aanvulling van de uitspraak van het gerechtshof van 15 maart 2011 blijkt dat de volgende bewijsmiddelen door het hof zijn gebezigd:
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte ( als bijlage op de pagina's 16 tot en met 20) voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven- als verklaring van [betrokkene 1]:‘Op 11 januari 2009 ben ik met mijn man van huis gegaan. Wij wonen aan de [a-straat] [1] te [a-plaats]. Toen wij thuis kwamen, merkten wij dat er was ingebroken. Er is ondermeer een MP3-speler, merk: Apple, type Nano, kleur zilver, weggenomen. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen’.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op de pagina's 25 tot en met 26) voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — : ‘Op 1 april 2009 hebben wij, verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5], uit een aan het verkeer ontrokken zwarte Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], voor onderzoek meegenomen een zilveren MP3-speler Ipod’.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de bevindingen (als bijlage op pagina 28) voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven: ‘Op 1 april 2009 heb ik, verbalisant [verbalisant 3], een aantal goederen gecontroleerd welke uit de auto van [requirant] kwamen. Ik [verbalisant 3], heb een Ipod MP3- speler opgeladen middels een oplaadstekker, welke eveneens in de auto van [requirant] aanwezig was. Ik, [verbalisant 3], zette vervolgens de Ipod aan en zag dat, nadat het apparaat ingeschakeld was, de naam [betrokkene 2] verscheen. Ik, [verbalisant 3], ben vervolgens in onze bedrijfsprocessensysteem de naam [betrokkene 2] gaan raadplegen en kwam toen uit bij het adres [a-straat] [1] te [a-plaats], waarbij een Ipod was weggenomen. Ik, [verbalisant 3], heb vervolgens op 1 april 2009 telefonisch contact opgenomen met aangever [betrokkene 1], die bevestigde dat [betrokkene 2] bij hun woonachtig is. Ik vernam tevens dat er van [betrokkene 2] een kleine zilveren Ipod was weggenomen tijdens de woninginbraak op het adres [a-straat] [1] te [a-plaats]’.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op de pagina's 34 tot en met 38) voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als verklaring van verdachte: ‘Ik heb een zwarte Golf met het kenteken [AA-00-BB] op mijn naam staan. Deze is onlangs in beslag genomen’.
Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op pagina's 39 tot en met 41) voor zover inhoudende —zakelijk weergegeven— als verklaring van verdachte: ‘Ik weet niet van wie de zilveren Ipod s. Ik doe daar afstand van. Deze is niet van mij. Iemand kwam met die zilveren Ipod toen hebben we deze aangesloten en daarmee geluisterd. Ik heb de zilveren Ipod zelf in mijn auto in het vakje gelegd’.
3.
Requirant is van mening dat de redenering onbegrijpelijk is en niet ondersteund wordt door de in de aanvulling genoemde bewijsmiddelen. De enkele verwijzing naar de in de aanvulling opgesomde bewijsmiddelen is onvoldoende. Het gerechtshof had gemotiveerd moeten reageren op het uitdrukkelijk door de verdediging gevoerde verweer. Het gerechtshof had gemotiveerd moeten aangeven op basis van welke omstandigheden, zij een bewijs van schuld heeft gebaseerd.
4.
Immers schuld wil zeggen aanmerkelijke of grove onvoorzichtigheid. Hiervan is sprake als verdachte met enig nadenken over de hem bekende gegevens over het goed had kunnen vermoeden dat het gestolen was en vervolgens toch zonder nader onderzoek de tenlastegelegde handeling had verricht. Welke omstandigheden nu specifiek hebben geleid tot het aannemen van een redelijk vermoeden van schuld, wordt niet duidelijk.
5.
In het arrest van het gerechtshof van 15 maart 2011 is onder het kopje Oplegging van straf en/of maatregel, het volgende opgenomen: ‘verdachte heeft in periode van 11 januari 2009 tot en met 6 maart 2009 een MP3-speler in zijn bezit gehad, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De MP3-speler bleek eerder te zijn gestolen van de eigenaar. Verdachte heeft de MP3-speler in zijn auto laten liggen, heeft de MP3-speler gebruikt en heeft geen nader onderzoek verricht naar de herkomst daarvan, hetgeen hem valt te verwijten’. Mocht deze overweging worden aangemerkt als bewijsoverweging, is requirant subsidiair van mening dat de overweging van het gerechtshof onbegrijpelijk is.
6.
Dat de aanwezigheid van de onderzoeksplicht niet al te gemakkelijk mag worden aangenomen volgt uit HR 21-04-2009, LJN BH4080, waarin de Hoge Raad ‘niet zonder meer begrijpelijk’, achtte het oordeel van het gerechtshof dat verdachte onderzoek had moeten verrichten aan een plastic tas in zijn kofferbak, waarin naar later bleek gestolen sieraden in zaten.
7.
Een MP3-speler is een gebruiksartikel, welke door jongeren wordt gebruikt om muziek te beluisteren en uit te wisselen. MP3-spelers worden aangesloten om muziek te delen en het achterlaten van een MP3-speler in de auto is niet gelijk een omstandigheid op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat deze MP3-speler mogelijk is gestolen en er nader onderzoek moet worden verricht. Hierbij moet worden opgemerkt dat nooit door requirant is verklaard dat hij tijdens het aansluiten van de MP3-speler de naam ‘[betrokkene 2]’ heeft gezien, hetgeen overigens ook niet is opgenomen in de bewijsoverweging van het gerechtshof.
8.
Requirant is dan ook van mening dat de door het gerechtshof genoemde omstandigheden van onvoldoende gewicht zijn om de door het gerechtshof aangenomen onderzoeksplicht te rechtvaardigen. De overweging van het gerechtshof kan niet worden gedragen door de motivering, althans dat deze onvoldoende danwel onbegrijpelijk is.
9.
Gelet op het vorenstaande, dient het betreffende arrest van het gerechtshof te worden vernietigd en wordt verzocht de zaak door te verwijzen naar een ander gerechtshof.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. E.I.E. Heuvelman, advocaat te Veenendaal, aldaar kantoorhoudende aan de Prins Bernhardlaan 34 (3901 CC), die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door requirant van cassatie.
Veenendaal, 11 augustus 2011
E.I.E. Heuvelman