NJB 2022/2106:Een beroep of gewoonte maken van flessentrekkerij, art. 326a Sr: bij de beoordeling van de vraag of een meervoud aan de in deze bepaling bedoelde gedragingen – het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren – kan worden aangemerkt als het maken van een ‘gewoonte’, kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze gedragingen zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. Daarbij geldt niet de eis dat de gedragingen zich met een bepaalde minimum frequentie hebben voorgedaan. Voorde bewezenverklaring van het maken vaneen ‘beroep’ is – anders dan voor een ‘gewoonte’ – geen meervoud van de in art.326a Sr bedoelde gedragingen vereist. De rechter hoeft bij een op art. 326a Sr toegesneden tenlastelegging, niet te kiezen tussen de alternatieven ‘beroep’ en ‘gewoonte’. A-G: anders. Gebruik van getuigenverklaring zonder dat de verdediging deze getuigen heeft kunnen ondervragen, art. 6 EVRM: in casu heeft het hof niet ervan blijk gegeven te hebben nagegaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het recht op een eerlijk proces in art. 6 EVRM. Dat leidt echter niet tot cassatie omdat ook als de voor het bewijsgebruikte getuigenverklaringen worden weggedacht, de bewezenverklaringen zonder meer toereikend is gemotiveerd, en de verdachte onvoldoende belang heeft bij de klachten van het cassatiemiddel. A-G: anders.