RvdW 2012/788
Roekeloosheid in de zin van art. 175 WVW 1994.
HR 22-05-2012, ECLI:NL:HR:2012:BU2016
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 mei 2012
- Magistraten
Mrs. A.J.A. Van Dorst, B.C. De Savornin Lohman, J. De Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos
- Zaaknummer
10/04013
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- LJN
BU2016
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BU2016, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑05‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BU2016, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑05‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑12‑2010
- Wetingang
Essentie
Verkeersstrafrecht. Het Hof heeft de bewezenverklaring van het bestanddeel roekeloosheid, dat een strafverhogend effect heeft, onvoldoende gemotiveerd.
Samenvatting
Mede met het oog op het strafverhogende effect van het bestanddeel roekeloosheid, de zwaarste vorm van schuld, moeten aan de vaststelling daarvan bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter in voorkomende gevallen daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven. Dat geldt ook ingeval de roekeloosheid in de kern bestaat uit de in art. 175 lid 3 WVW 1994 omschreven gedragingen, nu die gedragingen grond vormen voor een verdere verhoging van het strafmaximum. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.