HR 9 oktober 2007, LJN BA7919, waarnaar ook de steller van het middel verwijst. Zie bijv. ook mijn conclusie vóór HR 30 september 2008, LJN BD4882, over het gebruik van een herkenning door een getuige, welke die getuige bij een later verhoor heeft afgezwakt.
HR, 07-12-2010, nr. 09/01727
ECLI:NL:HR:2010:BN9221
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-12-2010
- Zaaknummer
09/01727
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BN9221
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN9221, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑12‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN9221
ECLI:NL:PHR:2010:BN9221, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑09‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN9221
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑12‑2010
Inhoudsindicatie
HR: 81 RO.
7 december 2010
Strafkamer
nr. 09/01727
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 april 2009, nummer 20/002789-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 7 december 2010.
Conclusie 28‑09‑2010
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch heeft verdachte bij arrest van 8 april 2009 ter zake van ‘medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
2.
Namens verdachte heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring onbegrijpelijk is, omdat het Hof ontoereikend heeft gemotiveerd waarom het de belastende verklaringen die getuige [slachtoffer] bij de politie heeft afgelegd, maar waarop hij ten overstaan van het Hof is teruggekomen, voor het bewijs heeft gebruikt.
4.
Voor een goed begrip van de zaak vermeld ik eerst dat ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
‘hij op 7 april 2006 in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Brunssum en/of in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- —
[slachtoffer] geslagen en geschopt en met een bijtende/brandende en/of traanverwekkende stof in het gezicht gespoten
- —
vervolgens [slachtoffer] in de kofferbak van een personenauto van het merk Mercedes geduwd en
- —
vervolgens [slachtoffer], terwijl die in de kofferbak van die personenauto van het merk Mercedes lag, vervoerd en
- —
vervolgens [slachtoffer] uit de kofferbak van die personenauto van het merk Mercedes getrokken en
- —
vervolgens [slachtoffer] doen plaatsnemen op de achterbank van een personenauto van het merk/type Volkswagen Bora en
- —
vervolgens met [slachtoffer] hebben rondgereden.’
5.
Met betrekking tot het middel moet worden vooropgesteld dat de feitenrechter, behoudens bijzondere gevallen, niet is gehouden om te motiveren waarom hij een tegenover de politie afgelegde belastende verklaring van een getuige, welke die getuige bij gelegenheid van zijn verhoor ter terechtzitting heeft ingetrokken, bruikbaar acht voor het bewijs.1.
6.
Volgens de steller van het middel doet zich in casu een bijzonder geval voor, waarin een (nadere) motivering van 's Hofs beslissing om de belastende verklaringen van getuige [slachtoffer] te bezigen voor het bewijs is vereist. Hij voert daartoe aan dat de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op die verklaringen, dat de ontlastende verklaring van [slachtoffer] steun vindt in de feiten die door het hof zijn vastgesteld, dat [slachtoffer] heeft aangegeven waarom hij eerder anders verklaarde en dat hij ter zitting consistent en ondubbelzinnig heeft verklaard, terwijl zijn bij de politie afgelegde verklaringen onderling niet (geheel) overeenkomen.
7.
Het Hof heeft een motivering van de genoemde beslissing kennelijk ook nodig geacht. Het bestreden arrest houdt hieromtrent het volgende in:2.
‘Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De verdediging heeft — op gronden als verwoord in de schriftelijke pleitnotities en de mondelinge aanvulling daarop — aangevoerd, dat op basis van de voorhanden zijnde stukken de betrokkenheid van verdachte aan het tenlastegelegde niet kan worden bewezen. De verdediging heeft daarbij met name gewezen op de ontkennende verklaring van verdachte, alsmede op de ontlastende verklaring van de getuige [slachtoffer] ter terechtzitting in hoger beroep. Deze verklaringen zijn — aldus de verdediging — geloofwaardig, in tegenstelling tot de eerder door [slachtoffer] afgelegde belastende verklaringen. Die belastende verklaringen van [slachtoffer] zijn onbetrouwbaar, aangezien de (ex-)vriendin van [slachtoffer], die in onmin leefde met verdachte, hem ertoe heeft aangezet om belastend jegens verdachte te verklaren. Dit verweer dient volgens de raadsman te leiden tot de conclusie dat verdachte niet betrokken is geweest bij het jegens [slachtoffer] uitgeoefende geweld, noch bij de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Omtrent het voorval heeft het slachtoffer [slachtoffer] diverse verklaringen afgelegd. [Slachtoffer] heeft op 7 april 20063., de dag van het voorval, tegenover de politie een verklaring afgelegd, inhoudende dat:
- —
hij een persoon onder de naam [verdachte] kent, die woont in [plaats]
- —
bij die [verdachte] een inbraak is geweest, waarvoor men hem, [slachtoffer], aansprakelijk wil stellen;
- —
hij op 7 april 2006 uit zijn auto werd getrokken en door vier mannen in zijn gezicht werd geslagen;
- —
hij, na te zijn geslagen, op de achterbank van een Mercedes werd geduwd en naar de Navolaan werd vervoerd;
- —
de auto op de Navolaan is gestopt bij een parkeerplaats;
- —
bij de parkeerplaats op de Navolaan zich een aantal mannen bevond, onder wie een neger;
- —
hij, [slachtoffer], op de parkeerplaats aan de Navolaan mocht uitstappen en uit de auto is gestapt, is weggerend in de richting van het pleintje op de Navolaan en vervolgens op het pleintje door twee auto's werd klem gereden;
- —
diverse mannen uit de twee auto's stapten, onder wie [verdachte] en de neger;
- —
hij op het pleintje aan de Navolaan te Heerlen door verschillende mannen op zijn gezicht en op zijn lichaam werd geslagen en op een gegeven moment door [verdachte] met traangas in zijn gezicht werd gespoten;
- —
hij vervolgens in een kofferbak van een auto werd gegooid en dat de auto begon te rijden;
- —
de kofferbak vervolgens werd opengedaan en hij uit de kofferbak werd getrokken;
- —
hij op de achterbank van de auto werd geduwd;
- —
[verdachte] naast hem, [slachtoffer], op de achterbank ging zitten, en de neger voorin ging zitten;
- —
[verdachte] met [slachtoffer] in de auto begon te praten over de inbraak.
In zijn verklaring d.d. 8 april 20064. verklaart [slachtoffer] tegenover de politie dat:
- —
hij op 7 april 2006 op de achterbank van de Mercedes moest plaatsnemen en dat de auto op de Navolaan reed;
- —
de auto op de Navolaan stopte bij een parkeerplaats;
- —
op die parkeerplaats ongeveer 10 mannen aanwezig waren, onder wie [verdachte] en de neger;
- —
hij vervolgens is weggerend naar het plein op de Navolaan te Heerlen;
- —
op het plein een Mercedes en een Volkswagen Bora naar hem toe kwamen rijden en vlak voor hem tot stilstand kwamen;
- —
een aantal mannen uit de auto's stapten en dat [verdachte] en de neger ook bij hem zag kwamen staan; hij vervolgens dat [verdachte] iets in zijn gezicht spoot. Het deed pijn aan zijn ogen en het gaf een brandend gevoel;
- —
hij vervolgens van alle kanten werd geslagen en geschopt en op de grond viel;
- —
hij vervolgens in de achterbak van een Mercedes gegooid, hij zag en hoorde dat men de kofferdeksel dichtdeed en vervolgens is vervoerd terug naar de parkeerplaats op de Navolaan;
- —
hij daar uit de kofferbak van de Mercedes werd getrokken en dat hij moest plaatsnemen in de Volkswagen Bora;
- —
hij op de achterbank van de Volkswagen Bora moest plaatsnemen en [verdachte] naast hem kwam zitten, terwijl voorin de neger en ‘de Joegoslaaf’ zaten;
- —
de auto vervolgens een half uur heeft rondgereden vanuit Heerlen naar Brunssum;
- —
tijdens die rit door [verdachte] nog werd getankt bij een tankstation;
- —
hij geprobeerd had om uit te stappen, maar dat de achterdeur op het kinderslot zat.
Voorts verklaarde [slachtoffer] op 8 april 2006 tegenover de politie dat hij, in tegenstelling tot een eerdere verklaring, op 7 april 2006 op het plein gelegen aan de Navolaan door een aantal mannen, waaronder [verdachte], in de kofferbak van de Mercedes was geduwd en niet in de kofferbak van de Volkswagen Bora. Tevens verklaarde hij dat hij daarna op een andere locatie uit de kofferbak van de Mercedes werd gehaald en vervolgens onder dwang moest plaatsnemen op de achterbank van de Volkswagen Bora.5.
Het hof acht voornoemde (belastende) verklaringen van [slachtoffer], alsmede voornoemd proces-verbaal van bevindingen6., in hun onderlinge samenhang bezien, redengevend en acht de verklaringen, waarmee [slachtoffer] openheid van zaken heeft gegeven, betrouwbaar en als zodanig bruikbaar voor het bewijs. Deze verklaringen zijn kort na het voorval afgelegd en vinden steun in de overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen, voor zover tot het bewijs gebezigd.
Zo blijkt, naast hetgeen reeds onder het kopje ‘vaststaande feiten’ is opgenomen, uit de verklaring van [betrokkene 1] tegenover de politie d.d. 12 april 2006 het volgende. [Betrokkene 1] beschikte die dag over de Volkswagen Bora van verdachte. [Verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) belde hem die avond dat hij, verdachte, op de Navolaan was en vroeg of [betrokkene 1] wilde komen. Toen [betrokkene 1] daar ongeveer een kwartier later aankwam, is hij met de Volkswagen Bora van verdachte het plein opgereden. Hij zag dat er op het plein een grote groep mensen stond. Hij zag dat verdachte met [slachtoffer] (het hof begrijpt. [slachtoffer]) naar hem toe kwamen lopen. Ook zag hij dat [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2]) met zijn grijze Mercedes op het plein stond. [Betrokkene 1] zag dat [slachtoffer] geslagen was en dat hij blauwe ogen had. Kennelijk hadden ze met elkaar gevochten, zo verklaart [betrokkene 1]. Het was [betrokkene 1] van tevoren bekend dat [slachtoffer] door verdachte werd gezien als degene die bij hem in zijn woning had ingebroken waarbij onder andere een motorfiets was gestolen. [Betrokkene 1] verklaart dat verdachte [slachtoffer] hierover wilde aanspreken. Verder verklaart [betrokkene 1] dat verdachte ‘vlak achter’ [slachtoffer] stond toen deze het portier van de Volkswagen Bora opende. En dat verdachte naast hem ging zitten. [Betrokkene 1] is toen acht het stuur van de auto gaan zitten en is gaan rijden. Naast hem zat een vriend. De rit met [slachtoffer] duurde zo'n 30 minuten.7.
Daarnaast verklaart de getuige [getuige 1] te hebben gezien dat een voor haar onbekend manspersoon op de parkeerplaats, gelegen aan de Navolaan in elkaar werd geslagen door vier mannen. De vier mannen schopten en sloegen deze persoon. Nadat de mannen de persoon in elkaar hadden geslagen, werd deze in de kofferbak van een auto van het merk Mercedes voorzien van het Nederlandse kenteken [AA-00-BB] gelegd en reden ze weg.8.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat zijn woning in [plaats] ligt en dat zijn roepnaam [verdachte] is. Ook heeft hij bij die gelegenheid verklaard dat hij [betrokkene 1] had gevraagd om met verdachtes auto, een Volkswagen Bora die hij die dag aan [betrokkene 1] had uitgeleend, naar de Navolaan te Heerlen te komen. Nadat verdachte reeds ter plaatse was gearriveerd, kwam [betrokkene 1] met de Volkswagen Bora aan. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij samen met [slachtoffer] in zijn Volkswagen Bora is gestapt en samen met hem op de achterbank heeft gepraat over de inbraak bij hem thuis.9. Verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd.10.
Naar 's hofs oordeel verdienen noch de verklaring, zoals [slachtoffer] deze als getuige ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd, noch de verklaring van verdachte ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep, voor zover deze de betrokkenheid van verdachte bij de geweldpleging, dan wel bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving ontkennen, geloof. Pas ter zitting in hoger beroep verklaart [slachtoffer] dat hij zich niet meer kan herinneren of het verdachte is geweest die mede geweld heeft toegepast en dat hij na het toegepaste geweld in ieder geval vrijwillig met verdachte in diens auto is gestapt en ook gedurende het rondrijden en tanken vrijwillig in de auto is gebleven. [Slachtoffer] heeft desgevraagd geen verklaring gegeven voor deze andersluidende verklaring. Dat [slachtoffer] op enigerlei wijze zou zijn aangezet om tijdens zijn verhoor bij de politie belastend jegens verdachte te verklaren, is naar 's hofs oordeel op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Het hof acht deze verklaringen ongeloofwaardig. Het hof gaat zoals overwogen uit van de juistheid van de lezing van het voorval, zoals blijkt uit de belastende verklaringen van [slachtoffer], alsmede uit de overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen, die deze verklaringen ondersteunen.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.’
8.
De door het Hof vastgestelde feiten waar deze bewijsoverweging naar verwijst zijn de volgende:11.
‘Op 7 april 2006 te 18.58 werd bij de Centrale Meldkamer van de regiopolitie Limburg-Zuid de melding gedaan dat een vechtpartij had plaatsgevonden op de Navolaan te Heerlen, waarbij enkele onbekende personen een andere persoon in elkaar hadden geslagen en dat deze persoon in de kofferbak van een grijze Mercedes, kenteken [AA-00-BB], was gestopt, waarna deze Mercedes was weggereden met onbekende bestemming. Deze Mercedes met kenteken [AA-00-BB] staat op naam van de later als medeverdachte aangemerkte [betrokkene 2]. Tevens zou een blauwe Volkswagen Bora, kenteken [CC-00-DD] bij dit voorval betrokken zijn geweest.12.13.
Op 7 april 2006 is [slachtoffer] op een plein bij een kerk aan de Navolaan te Heerlen door een aantal mannen in elkaar geslagen.14. Verdachte is op enig moment ter plaatse aanwezig. Nadat deze [slachtoffer] in elkaar is geslagen, is verdachte samen met [slachtoffer] in de Volkswagen Bora van verdachte gestapt en is deze auto gaan rijden. In die auto zat verdachte samen met [slachtoffer] op de achterbank. Medeverdachte [betrokkene 1] was bestuurder van die auto en naast [betrokkene 1] zat nog een andere man. Verdachte heeft [slachtoffer] tijdens de autorit aangesproken over een inbraak die in de woning van verdachte was gepleegd.15.16.
Tijdens de rit met de Volkswagen Bora werd omstreeks 19.47 uur getankt bij tankstation Esso, gelegen aan de Brunssummerstraat te Onderbanken. Verdachte heeft daar afgerekend.17.
Omstreeks 19.10 uur waren verbalisanten ter plaatse op de Navolaan te Heerlen, ter hoogte van perceel 128. De vechtpartij was toen reeds beëindigd.
Om 20.15 uur komt het slachtoffer [slachtoffer] vanaf de Unescolaan aan op de Navolaan ter hoogte van perceel 127, de woning van de moeder van verdachte en de plaats waar eerder die avond het slachtoffer onder dwang van onder anderen medeverdachte [betrokkene 2] uit zijn eigen auto is overgestapt in de Mercedes en vervolgens naar het pleintje aan de Navolaan is vervoerd. Het slachtoffer is hevig geëmotioneerd en heeft blauwe plekken rondom de ogen. In de linkeroorschelp is bloed zichtbaar. Het slachtoffer loopt moeilijk en grijpt regelmatig naar zijn buik.18.’
9.
Het Hof heeft zijn selectie van het bewijsmateriaal dus gemotiveerd door te overwegen dat de belastende verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn omdat deze verklaringen kort na het voorval zijn afgelegd, terwijl [slachtoffer] pas ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij niet (meer) weet wie het traangas in zijn gezicht heeft gespoten, dat verdachte pas op het pleintje arriveerde toen [slachtoffer] al in elkaar geslagen was en dat hij vrijwillig met verdachte in diens auto is gestapt en heeft rondgereden, en omdat zij steun vinden in de overige door het Hof gebezigde bewijsmiddelen. Deze overwegingen zijn, mede gezien de overige gebezigde bewijsmiddelen, niet onbegrijpelijk.
10.
Voorts heeft het Hof overwogen dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat verdachte op enigerlei wijze is aangezet om tegenover de politie belastend jegens verdachte te verklaren. Aangezien door [slachtoffer] en verdachte ter terechtzitting niet meer is aangevoerd dan dat [slachtoffer] tegen de politie de naam van verdachte zou hebben genoemd op aandringen van zijn ex-vriendin die in die tijd een hekel aan verdachte had, is ook deze overweging niet onbegrijpelijk. Uit hetgeen [betrokkene 1] op 12 april 2006 aan de politie heeft verklaard volgt immers dat de verdachte samen met [slachtoffer], die duidelijk tekenen droeg van mishandeling, al aanwezig was op het plein toen [betrokkene 1] daar met verdachtes auto aan kwam rijden. [Slachtoffer] heeft echter ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voor de dag van de mishandeling, 7 april 2006, verdachte nog helemaal niet kende. Voordat [slachtoffer] op 7 april 2006 zijn eerste verklaring aan de politie aflegde moet zijn ex-vriendin hem al hebben ingefluisterd dat de verdachte bij de mishandeling betrokken is geweest. In zijn verklaring, afgelegd ter terechtzitting van het Hof, rept [slachtoffer] niet van enig contact met zijn vriendin tussen het moment dat hij de auto van verdachte heeft verlaten en het moment dat hij de politie tegenkwam. Op welk moment de ex-vriendin van [slachtoffer] hem zou hebben kunnen aangezet om verdachte te belasten is dus onduidelijk. Het Hof heeft dan ook de stelling van verdachte, onderschreven door [slachtoffer], dat de laatste zou zijn aangezet tot het afleggen van valse verklaringen op geen enkele wijze aannemelijk kunnen achten.
11.
Met de bovenstaande overwegingen heeft het Hof toereikend gemotiveerd waarom het de belastende verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar acht en zijn ontlastende verklaring terzijde stelt. Dat de belastende verklaringen niet geheel gelijkluidend zijn doet hier niet aan af, nu uit beide de directe betrokkenheid van verdachte bij het geweld tegen en de vrijheidsberoving van [slachtoffer] blijkt en niet wordt aangegeven op welke relevante verschillen het middel het oog heeft. Het feit dat verdachtes betrokkenheid hoofdzakelijk volgt uit de belastende verklaringen van [slachtoffer] noopt mijns inziens evenmin tot een nadere motivering nu het Hof die verklaringen betrouwbaar heeft geacht.
12.
Derhalve faalt het middel.
13.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
14.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 28‑09‑2010
Met inbegrip van de door mij vernummerde voetnoten die verwijzen naar de bewijsmiddelen die het Hof aan de overwegingen ten grondslag heeft gelegd.
Een proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 7 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, districtsrecherche, recherche Heerlen, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], opgenomen als dossierpagina's 68 t/m 70 in het dossier met nummer 2006047129.
Een proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 8 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, districtsrecherche, recherche Heerlen, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], opgenomen als dossierpagina's 71 t/m 74 in het dossier met nummer 2006047129.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, districtsrecherche Heerlen, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], opgenomen als dossierpagina's 79 t/m 80 in het dossier met nummer 2006047129.
Zie noot 5
Een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 12 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, districtsrecherche, recherche Heerlen, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1], opgenomen als dossierpagina's 96 t/m 98 in het dossier met nummer 2006047129.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, basiseenheid Heerlen-centrum-zuid, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4], opgenomen als dossierpagina's 30 t/m 32 in het dossier met nummer 2006047129.
Verklaring verdachte in eerste aanleg d.d. 20 juni 2007.
Verklaring verdachte hoger beroep 25 maart 2009.
Opnieuw met inbegrip van de (vernummerde) voetnoten verwijzend naar de bewijsmiddelen die het Hof aan de vaststellingen ten grondslag heeft gelegd.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, districtsrecherche, recherche Heerlen, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], opgenomen als dossierpagina's 1 tot en met 10 (p. 1 en 2) in het dossier met nummer 2006047129.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, basiseenheid Heerlen-centrum-zuid, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5], [verbalisant 6] en [verbalisant 7], opgenomen als dossierpagina's 25 t/m 29 in het dossier met nummer 2006047129.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, basiseenheid Heerlen-centrum-zuid, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4], opgenomen als dossierpagina 31 in het dossier met nummer 2006047129.
Verklaring verdachte in eerste aanleg d.d. 20 juni 2007; verklaring verdachte in hoger beroep d.d. 25 maart 2009.
Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 12 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, districtsrecherche, recherche Heerlen, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1], opgenomen als dossierpagina's 96 t/m 98 in het dossier met nummer 2006047129.
Verklaring verdachte in hoger beroep d.d. 25 maart 2009, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, districtsrecherche, recherche Heerlen, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], opgenomen als dossierpagina's 1 tot en met 10 in het dossier met nummer 2006047129, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, districtsrecherche, recherche Heerlen, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], opgenomen als dossierpagina's 79 en 80 in het dossier met nummer 2006047129.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2006 van de regiopolitie Limburg-Zuid, district Heerlen, basiseenheid Heerlen-centrum-zuid, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5], [verbalisant 6] en [verbalisant 7], opgenomen als dossierpagina's 25 t/m 29 in het dossier met nummer 2006047129. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 2], dossierpagina's 86–89.