NJB 2016/1840:Openlijke geweldpleging in vereniging, art. 141 Sr: voor de beoordeling van de vraag of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk plegen van geweld tegen personen of goederen kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging zich in verschillende vormen kan voordoen. Zo is de strafbaarstelling van art. 141 Sr mede toepasselijk op – en wordt ook frequent toegepast bij – openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen en dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. In casu toereikende motivering door hof nu het niet anders kan dan dat de verdachte zich ervan bewust is geweest dat anderen eveneens deelnamen aan de openlijke geweldpleging en dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet had op het in vereniging plegen van geweld. Strafmotivering vrijheidsbenemende straf, art. 359 lid 6 Sv: het vereiste dat het vonnis ‘in het bijzonder de redenen’ opgeeft die tot de keuze van deze strafsoort heeft geleid, brengt mee dat uit de strafmotivering expliciet moet blijken dat de rechter onder ogen heeft gezien dat hij een straf of maatregel oplegt die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt door in de strafmotivering tot uitdrukking te brengen dat zo’n sanctie wordt opgelegd en die sanctieoplegging te verbinden met in de strafmotivering opgegeven redenen. In casu toereikende strafmotivering