Einde inhoudsopgave
Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen
Artikel 30 [Tenuitvoerlegging ontoelaatbaar]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
25-06-2014, Stb. 2014, 240 (uitgifte: 02-07-2014, kamerstukken: 33742)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2014, Stb. 2014, 463 (uitgifte: 04-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
1.
Bevindt de rechtbank:
- a.
dat de overgelegde stukken niet voldoen aan de door het toepasselijke verdrag gestelde eisen;
- b.
dat de veroordeelde zich met vrucht op een grond, die naar Nederlands recht wel, doch naar het recht van de vreemde staat niet de strafbaarheid van het feit of de dader uitsluit, had kunnen beroepen, en dat hij geen gedwongen psychiatrische verpleging behoeft;
- c.
dat de tenuitvoerlegging in Nederland op grond van het in een der in de artikelen 2, 3, 4, 6 of 7 bepaalde niet kan plaatshebben; of,
- d.
in een geval waarin volgens het toepasselijke verdrag tenuitvoerlegging kan worden geweigerd, dat bij afweging van alle betrokken belangen een beslissing tot tenuitvoerlegging in Nederland in redelijkheid niet kan worden genomen;
dan verklaart zij de tenuitvoerlegging ontoelaatbaar.
2.
De officier van justitie kan, zolang het onderzoek ter terechtzitting niet is gesloten, zijn vordering intrekken. Hij stelt de veroordeelde van het intrekken van de vordering terstond in kennis.
3.
In andere dan de in de vorige leden voorziene gevallen verklaart de rechtbank de tenuitvoerlegging toelaatbaar, zulks met vermelding van de toepasselijke wets- en verdragsbepalingen. De artikelen 345, met uitzondering van het vierde lid, 346 en 347 van het Wetboek van Strafvordering vinden overeenkomstige toepassing.
4.
Indien de vordering is behandeld door een enkelvoudige kamer van de rechtbank vinden de artikelen 378–381 van het Wetboek van Strafvordering overeenkomstige toepassing, behoudens voor zover deze artikelen betrekking hebben op een getuige wiens identiteit niet of slechts ten dele blijkt. Is de vordering behandeld door een meervoudige kamer, dan vindt artikel 362 van dat Wetboek overeenkomstige toepassing.
5.
De artikelen 363 tot en met 365, eerste tot en met vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.