Einde inhoudsopgave
Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen
Artikel 20 [Procedure politierechter]
Geldend
Geldend vanaf 12-07-2002
- Bronpublicatie:
04-07-2002, Stb. 2002, 355 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 28215)
- Inwerkingtreding
12-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2002, Stb. 2002, 355 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 28215)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
1.
De in artikel 18 bedoelde vordering wordt bij de politierechter aanhangig gemaakt, tenzij naar het aanvankelijk oordeel van de officier van justitie
- a.
de zaak niet van eenvoudige aard is, bepaaldelijk ten aanzien van de beoordeling van de strafbaarheid van het feit of van de veroordeelde naar Nederlands recht, of
- b.
door de rechtbank een vrijheidsstraf dient te worden opgelegd waarvan het alsnog in Nederland ten uitvoer te leggen gedeelte de duur van een jaar overschrijdt.
2.
De politierechter is bevoegd ingevolge deze wet vrijheidsstraf van meer dan een jaar op te leggen, mits het in Nederland ten uitvoer te leggen gedeelte van die straf de duur van een jaar niet overschrijdt.
3.
Indien de politierechter oordeelt, dat de zaak door een meervoudige kamer van de rechtbank moet worden behandeld, verwijst hij de zaak daar heen. De zaak wordt alsdan op de bestaande vordering door de meervoudige kamer verder behandeld.