NJB 2020/361:Wraking. Na de mondelinge behandeling in hoger beroep verzoekt de appellant zelf, zonder advocaat, het hof primair de zaak te verwijzen naar een ander hof en doet hij subsidiair een wrakingsverzoek. Het hof wijst het primaire verzoek af en doet de zaak af door de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Daarna doet de wrakingskamer uitspraak op het wrakingsverzoek door appellant daarin niet-ontvankelijk te verklaren. Hoge Raad: 1. Voorwaardelijk wrakingsverzoek. De afwijzing van het verwijzingsverzoek kan geen grond voor wraking kan zijn. Het wrakingsverzoek kon wel afhankelijk worden gesteld van een afwijzende beslissing op het verwijzingsverzoek, op de grond dat de behandelende raadsheren naar de mening van appellant niet (meer) onpartijdig waren omdat zij al in eerdere procedures van hem waren betrokken. 2. Schorsing van de behandeling. Nadat het hof het verwijzingsverzoek had afgewezen, had het hof het wrakingsverzoek ter behandeling en beslissing aan de wrakingskamer moeten doorsturen. 3. Herstel. De wrakingskamer heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door appellant niet-ontvankelijk te verklaren op de grond dat het wrakingsverzoek niet was ondertekend door een advocaat, zonder hem de gelegenheid te bieden dit verzuim te herstellen