Hof 's-Hertogenbosch, 23-01-2014, nr. 20-004565-11
ECLI:NL:GHSHE:2014:104, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
23-01-2014
- Zaaknummer
20-004565-11
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2014:104, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 23‑01‑2014; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROE:2011:BU6572, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 23‑01‑2014
Inhoudsindicatie
9 Jaar gevangenisstraf voor doodslag op 70-jarige vrouw. Het hof legt, in tegenstelling tot rechtbank, geen TBS op.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-004565-11
Uitspraak : 23 januari 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van
2 december 2011 in de strafzaak met parketnummer 04-800019-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 2 HVB te Vught.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - gekwalificeerde doodslag (het primair ten laste gelegde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren. Voorts heeft de rechtbank de terbeschikkingstelling van verdachte gelast, met bevel tot verpleging van overheidswege.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag. Voorts is ten aanzien van de strafoplegging primair bepleit dat niet de terbeschikkingstelling van verdachte wordt gelast en subsidiair, indien het hof van oordeel mocht zijn dat een terbeschikkingstelling wel aan de orde is, dat een terbeschikkingstelling onder voorwaarden wordt gelast. Daarnaast is gepleit voor een lagere gevangenisstraf dan gevorderd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 november 2010 te [plaats], opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in het (boven)lichaam gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welke voren omschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (met geweldpleging) althans afpersing, gepleegd op of omstreeks 16 november 2010 te Mariahoop, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, ten overstaan van genoemde [slachtoffer 1], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
althans, indien ter zake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
a.
hij op of omstreeks 16 november 2010 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een bankpas en/of een televisie en/of een dvd speler en/of een GSM en/of een fotocamera en/of een videocamera en/of een personenauto (merk Peugeot), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond althans voorgehouden en/of daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Money" en/of "bankcode" en/of die [slachtoffer 1] heeft vastgebonden en/of tape over de mond heeft geplakt en/of die [slachtoffer 1] heeft omgeduwd en/of die [slachtoffer 1] (meermalen) met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in het (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl dat feit de dood van genoemde [slachtoffer 1] ten gevolge had;
en/of
b.
hij op of omstreeks 16 november 2010 te [plaats], met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een beurs, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond althans voorgehouden en/of daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Money" en/of "bankcode" en/of die [slachtoffer 1] heeft vastgebonden en/of tape over de mond heeft geplakt en/of die [slachtoffer 1] heeft omgeduwd en/of die [slachtoffer 1] (meermalen) met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in het (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl dat feit de dood van genoemde [slachtoffer 1] ten gevolge had;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 november 2010 te [plaats], opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen met een mes in het bovenlichaam gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof heeft - anders dan de advocaat-generaal en overeenkomstig het betoog van de raadsman - uit het onderzoek ter terechtzitting niet op grond van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de bewezen verklaarde doodslag is gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van een ander strafbaar feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, dan wel om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Door psychiater dr. K.J. Simis is over de geestvermogens van verdachte op 7 juli 2011 een rapportage uitgebracht. De deskundige geeft aan dat er bij verdachte sprake is van een atypische autistische stoornis. De persoonlijkheid wordt bovendien gekenmerkt door narcistische en psychopathische trekken. Ten tijde van het ten laste gelegde bestonden zowel de autistische stoornis als de genoemde persoonlijkheidstrekken. Zij hebben het gedrag en de keuzes van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed.
Door psycholoog drs. B.Y. van Toorn is over de geestvermogens van verdachte op 7 juli 2011 gerapporteerd. De deskundige geeft aan dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van atypisch autisme (PDD-NOS), alsmede aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van narcistische en psychopathische persoonlijkheidstrekken. Deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling bestonden evenzo ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedden het gedrag en de gedragskeuzen van verdachte.
De deskundigen adviseren om het ten laste gelegde, indien bewezen, in sterk verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
Op 29 november 2012 is door het Pieter Baan Centrum (hierna te noemen: PBC) een rapportage uitgebracht. De PBC-deskundigen M. Fluit, psychiater, en H.A. van Kempen, klinisch psycholoog, stellen vast dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te omschrijven als een persoonlijkheidsstoornis NAO met schizoïde trekken en narcistische eigenschappen. Gezien de chronische aard van de persoonlijkheidsstoornis was deze aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte was alstoen bovendien lijdende aan een depressieve stoornis NAO.
De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden verdachte gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
De deskundigen adviseren het hof om verdachte voor het gehele ten laste gelegde feitencomplex (indien bewezen) als verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken.
Gelet op de discrepantie tussen de bevindingen, conclusies en het hierna onder het kopje
“op te leggen straf of maatregel” te bespreken recidiverisico en een eventuele behandeling van verdachte van enerzijds de ambulante deskundigen en anderzijds de deskundigen van het PBC, heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 april 2013 alle betrokken deskundigen ter zake gehoord.
Het hof neemt de conclusies en het advies van de deskundigen van het PBC over en maakt deze tot de zijne. Het hof acht het daarbij van belang dat verdachte in het PBC uitgebreid is onderzocht en langdurig is geobserveerd in een fase waarin, naar het hof aanneemt, de rust en structuur in het leven van verdachte weer enigszins waren teruggekeerd. Het hof heeft voorts in zijn oordeel sterk mee laten wegen dat de deskundigen van het PBC eerst onderzoek naar verdachte hebben gedaan ná kennisneming van de rapporten van de ambulante deskundigen. Zij hebben expliciet aandacht gehad voor de door de ambulante deskundigen getrokken conclusies en hebben deze ook getoetst. Desalniettemin zijn de PBC-deskundigen tot andere conclusies gekomen. Zij hebben ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 april 2013 gemotiveerd aangegeven waarom zij niet de conclusies van de ambulante deskundigen hebben gevolgd. Ook hebben zij gemotiveerd aangegeven om welke redenen zij tot de door hen geadviseerde mate van toerekeningsvatbaarheid zijn gekomen. Het hof acht verdachte dan ook verminderd toerekeningsvatbaar.
Het verweer van de raadsman dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, gelet op de rapportages van de ambulante deskundigen en gelet op de feitelijke inhoud van de PBC-rapportage, wordt mitsdien verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Het hof kan zich grotendeels verenigen met de strafmaatoverwegingen van de rechtbank en overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag. Hij heeft zich laat op de avond de toegang verschaft tot de woning van het slachtoffer met een sleutel waarover hij beschikte vanaf het moment dat hij – enige jaren geleden – werkzaamheden voor het slachtoffer heeft verricht. Hij is met een bivakmuts de woning binnen gegaan, terwijl hij wist dat het slachtoffer zich in de woonkamer bevond. De woning is bij uitstek de plek waar iemand zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het hof rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij niet alleen het slachtoffer in haar eigen woning heeft bedreigd met een revolver en heeft vastgebonden, maar ook dat hij excessief geweld heeft toegepast, welk geweld heeft geresulteerd in de dood van het slachtoffer. Hij heeft een mes meegenomen naar de woning, heeft dit op enig moment uit zijn jas gepakt en toen het slachtoffer zich verzette, heeft hij dit mes gebruikt en het slachtoffer gedood. Zij, een oudere weerloze vrouw, heeft ongetwijfeld in doodsangst verkeerd en pijn geleden en dat alles alleen omdat verdachte dacht dat er bij haar geld te halen was.
Verdachte is goed voorbereid van huis vertrokken met het plan een vermogensdelict te gaan plegen en heeft dit, ook na de dood van het slachtoffer, verder uitgevoerd. Hoewel verdachte bij herhaling heeft aangegeven dat hij zo snel mogelijk weg wilde, heeft hij eerst geprobeerd zijn bloedsporen te verwijderen en is hij enkele keren op en neer naar de auto van het slachtoffer gelopen om de uit de woning ontvreemde goederen in te laden. Hij heeft vervolgens niet alleen binnen een uur na zijn vertrek uit de woning geld gepind van de rekening van het slachtoffer, maar bovendien heeft hij de auto van andere kentekenplaten voorzien en vervolgens evenals de televisie, videorecorder en gsm van het slachtoffer geruime tijd gebruikt. Deze handelwijze getuigt van een grote mate van respect- en gewetenloosheid.
Het slachtoffer stond zeer actief in het leven en was erg betrokken bij haar geloofsgemeenschap. Uit de vele getuigenverklaringen in het dossier en de schriftelijke slachtofferverklaringen van haar zonen, blijkt overtuigend van de leegte die het slachtoffer achterlaat, het verdriet en het onbegrip over haar dood dat haar nabestaanden voelen en de grote invloed die dit feit nog steeds op hun leven heeft.
Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Hij heeft het aan een ander toekomende recht op leven geschonden. Een dergelijk misdrijf draagt een voor de rechtsorde bijzonder schokkend karakter en veroorzaakt sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. En gelet op de vreselijke omstandigheden waaronder deze is begaan, is de onderhavige doodslag zeer ernstig in zijn soort.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat mede rekening gehouden met het, blijkens het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 december 2013, blanco strafblad van verdachte in combinatie met zijn leeftijd.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de strafbare feiten, ad informandum vermeld op de inleidende dagvaarding, voor welke feiten de verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd.
Alles overwegende acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren passend en geboden. Rekening houdend met hetgeen de deskundigen van het PBC in hun rapportage naar voren hebben gebracht en de door het hof overgenomen conclusie van verminderde toerekeningsvatbaarheid ten tijde van het plegen van het delict, zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren opleggen
Met betrekking tot de vraag of naast voornoemde gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling aan verdachte dient te worden opgelegd, overweegt het hof dat het ook de conclusies en het advies van de deskundigen van het PBC ten aanzien van het recidiverisico en een eventuele behandeling van verdachte overneemt en tot de zijne maakt.
De deskundigen schatten het recidiverisico in als zeer beperkt en adviseren daarom dat verdachte niet in een strafrechtelijk kader zal worden behandeld.
De maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging dan wel met voorwaarden, is naar het oordeel van het hof derhalve niet aan de orde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H. Eijsenga , voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 23 januari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.