Het Hof leest: 9 december 2013 blijkens het arrest onder 'Vonnis waarvan beroep'.
HR, 02-02-2016, nr. 14/05860
ECLI:NL:HR:2016:165
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
02-02-2016
- Zaaknummer
14/05860
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:165, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑02‑2016; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2596, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2596, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:165, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑02‑2016
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
2 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/05860
ARA/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 november 2014, nummer 23/001376-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2016.
Conclusie 22‑12‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Nr. 14/05860
Mr. Machielse
Zitting 22 december 2015
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Op 11 november 2014 heeft het Gerechtshof Amsterdam het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 31 maart 2014, bevestigd met een aanvulling op de strafmotivering. De politierechter had verdachte voor: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd zoals in de aantekening van het mondeling vonnis is opgenomen.
2. Mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld. Mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.
3.1. Beide middelen hebben betrekking op het bewijs en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Het eerste middel klaagt over het gebruik van de door verdachte bij de RC afgelegde verklaring, inhoudende dat hij de flat binnen is gegaan door een geopende deur om daar volgens afspraak wiet te knippen. Dat heeft de politierechter en in diens voetsporen het hof aannemelijk geacht gelet op de als bewijsmiddel opgenomen verklaring van verdachte onder V, maar anderzijds verworpen blijkens de inhoud van de bewijsoverweging. Deze tegenstrijdigheid kan niet als triviaal opzij worden geschoven. Bovendien hebben politierechter en hof een ontkennende verklaring van verdachte voor het bewijs gebruikt, te weten het onderdeel van bewijsmiddel V waarin verdachte meedeelt niet te willen zeggen of hij daar was met medeverdachte [betrokkene 2]. Ook kan het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening niet worden bewezen verklaard nu het blijkens bewijsmiddel V juist de bedoeling was dat de verdachten de wiet zouden meenemen. Dat er gehandeld zou zijn in strijd met de wil van de rechthebbende blijkt evenmin. Ook dat de voordeur van de woning met een in de woning aangetroffen breekijzer zou zijn opengebroken staat niet vast. De korte tijdsspanne tussen de klap en het moment waarop drie mannen met de zakken uit perceel 22 komen is onvoldoende om de voordeur en de slaapkamerdeur te forceren, kasten en laden te doorzoeken, hennep te snoeien, vuilniszakken daarmee te vullen en de woning weer te verlaten.
Het tweede middel herhaalt voor een deel de toelichting op het eerste middel maar nu in het licht van de betwisting dat verdachte heeft medegepleegd. Dat de door [betrokkene 1] omschreven 'man 1' de verdachte zou zijn volgt niet uit het signalement. Evenmin volgt uit de bewijsmiddelen dat de deur van de flat is geforceerd op het moment dat deze getuige een klap hoorde, laat staan dat verdachte daarbij betrokken was.
3.2. Voorafgaand aan de bewezenverklaring heeft de politierechter het navolgende in de aantekening van het mondeling vonnis opgenomen:
"3.2 Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging primair heeft betoogd, kan het primair tenlastegelegde feit voor zover het betreft het medeplegen van de diefstal van hennep wettig en overtuigend worden bewezen. De politierechter overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft bekend dat hij op de plaats delict aanwezig was. Naar eigen zeggen was hij daar slechts om hennep te knippen. De politierechter verwerpt dit alternatieve scenario om de volgende redenen. Op de foto op pagina 43 van het procesdossier is een vuilniszak te zien met daarin (ogenschijnlijk) geheel afgeknipte planten. Ernaast ligt een heggenschaar. Het aantreffen van 2 heggenscharen is ook genoemd in het proces-verbaal Sporenonderzoek. Verbalisant [verbalisant] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen opgemerkt dat een deel van de planten is gesnoeid en zich in vuilniszakken bevond op de galerij (d.p. 74). Dit beeld
- heggenscharen en snoeien - past niet bij knippen (‘toppen’) van hennep, zoals verdachte heeft verklaard, maar bij ‘rippen’. Ook de omstandigheden dat de voordeur van perceel 22 is opengebroken met (o.a.) een breekijzer dat in de woning is aangetroffen alsmede de korte tijdspanne tussen de klap (‘alsof er iets werd opengebroken’) die getuige [betrokkene 1] heeft gehoord en het moment dat er drie mannen met vuilniszakken uit perceel 22 komen, passen in dit beeld van ‘rippen’.
De politierechter is daarnaast van oordeel dat er sprake is van medeplegen tussen verdachte, medeverdachte [betrokkene 2] en een onbekend gebleven derde persoon. Daartoe is het volgende van belang. Getuige [betrokkene 1] heeft bij de politie verklaard dat hij 3 mannen zag staan bij de bergingsboxen. De politierechter gaat er vanuit dat verdachte de door [betrokkene 1] omschreven ‘man I ’ is en medeverdachte [betrokkene 2] ‘man 2’. Kort na het geluid ‘alsof er iets werd opengebroken’ heeft verbalisant [verbalisant] in ieder geval 2 mannen en getuige [betrokkene 1] 3 mannen met vuilniszakken in hun handen uit perceel 22 zien komen. De getuige zag ‘man 1 ’ weer terug de woning inrennen. Verdachte zegt zelf dat hij in paniek terug de woning is ingerend en van het balkon is gesprongen en daarbij zijn been heeft gebroken. Verdachte is door een verbalisant aangetroffen op een hekje in de directe omgeving van de woning van aangever. Deze verbalisant nam waar dat verdachte sterk rook naar wiet/hennep. Ook medeverdachte [betrokkene 2] rook bij zijn aanhouding zeer sterk naar hennep. Deze geur - gelijk aan die van verdachte, die heeft bekend op de plaats delict te zijn geweest - plaatst ook medeverdachte [betrokkene 2] daar. Dit geldt te meer, nu hij zich in de directe nabijheid van de flat, rennend, bevond. Getuige [betrokkene 1] heeft medeverdachte [betrokkene 2] bovendien herkend als ‘man 2’ die hij net daarvoor in het trappenhuis had zien lopen, met vuilniszakken, en naar beneden had zien rennen. De door de getuige staande gehouden ‘man 2’ blijkt na aanhouding door verbalisant [verbalisant] medeverdachte [betrokkene 2] te zijn."
3.3. Bewezenverklaard is dat
“hij op 9 december 2013 in de gemeente Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de woning [a-straat] 22 heeft weggenomen een hoeveelheid hennep, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader(s), waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.”
Deze bewezenverklaring steunt op de inhoud van de dossierstukken die in het proces-verbaal van de zitting van de politierechter onder I tot en met VII zijn opgenomen en die uit het volgende bestaat:
"I
Het proces-verbaal van aangifte (dossierpagina 81-82). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in de op 10 december 2013 door aangever [betrokkene 3] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Op 9 december 2013 omstreeks 13.00 uur ben ik weggegaan van mijn woning gelegen aan de [a-straat] 22 te Haarlem. Ik heb de voordeur afgesloten door middel van een sleutel. Op 9 december 20141.omstreeks 17.00 uur werd ik gebeld door de politie of ik naar mijn woning kon komen. Ik hoorde van de politie dat ze de voordeur hadden geforceerd. De deur van mijn slaapkamer hadden ze ook geforceerd. Ik weet op dit moment niet of er iets is weggenomen.
II
Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte d.d. 9 december 2013 (dossierpagina 14-17).
Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
Op 9 december 2013 omstreeks 16.42 uur kreeg ik de opdracht te gaan naar de [a-straat] 22 te Haarlem. De verdachte is om 16.47 uur op heterdaad aangehouden op de locatie Professor Eijkmanlaan. Hij zat op een hekje. Ik rook dat hij sterk rook naar wiet/hennep. Ik zag dat verdachte hevig transpireerde en buiten adem was. De verdachte was gekleed in een drie kwart zwarte jas met capuchon en droeg een donkere trainingsbroek. Verdachte verklaarde ongevraagd dat hij zijn been had gebroken.
III.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2013 (dossierpagina 73-75). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant:
Na een melding op 9 december 2013 omstreeks 16.42 uur ben ik met spoed naar de woning aan de [a-straat] 22 gegaan. Om 16.43 uur kwam ik ter plaatse. Ongeveer 30 seconden nadat ik ter plaatse was, zag ik dat er manspersonen uit perceel 22 kwamen. Ik zag dat deze manspersonen gevulde vuilniszakken in hun handen hadden. Ik zag dat de manspersonen mijn richting opkeken. Ik zag dat er vervolgens paniek ontstond bij de personen. Ik zag namelijk dat zij de zakken lieten vallen en snel in en uit de woning renden. Ik zag dat het in ieder geval 2 personen waren. Ik zag dat er minimaal 1 manspersoon naar beneden rende en vervolgens via de hal naar de boxruimte rende. Ik zag dat dit een lichtgetint persoon was. (...) Ik reed net op de hoek [a-straat] met de van Deventerstraat toen er uit de richting van de Professor Eickmanlaan twee personen kwamen gerend. Ik zag dat de voorste persoon een licht getint manspersoon was. Ik zag dat deze persoon een lang slungelig voorkomen had met een blauwe jas aan. Ik hoorde [betrokkene 1]2.schreeuwen: ‘blijf staan, deze moet je hebben’. Uit de eerdere woorden van [betrokkene 1] begreep ik dat er een woninginbraak had plaatsgevonden. Ik begreep tevens uit zijn woorden dat hij de jongen welke hij nu achtervolgde had herkend als een van de inbrekers. Derhalve was de lichtgetinte slungelige jongen voor mij verdachte van woninginbraak. (...) Ik heb de persoon aangehouden terzake inbraak. De persoon bleek later te zijn: [betrokkene 2], [geboortedatum]-1993 te [geboorteplaats]. Ik rook direct dat [betrokkene 2] zeer sterk rook naar de mij ambtshalve bekende geur van hennep. Daar ik de verdachten van de inbraak had zien lopen met gevulde vuilniszakken en vanwege de hennepgeur dacht ik direct aan een ripdeal op een hennepkwekerij."
(...)
Ik zag dat er voor de woning op de galerij twee vuilniszakken met hennepplanten lagen. Ik zag dat de deur veel braakschade had en open stond. Ik zag dat er een hennepkwekerij was ingericht in de woning. Ik zag namelijk meerdere potten met daarin hennepplanten en lampen.
(...)
Tijdens de doorzoeking is een werkende hennepkwekerij met in totaal 64 hennepplanten aangetroffen. Een deel van de planten was gesnoeid en bevond zich in vuilniszakken op de galerij.
IV.
Het proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 30 december 2013 (dossierpagina 86-90). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten:
In het trapportaal op de derde etage zagen wij een vuilniszak gevuld met plantresten gelijkend op hennep liggen. Naast de vuilniszak lag een heggenschaar. In de sluitnaad van de voordeur werden door ons meerdere moeten van verschillende groottes waargenomen. De verschillen in groottes werden veroorzaakt doordat er gewrikt is met drie verschillende werktuigen. Op het deurbeslag zagen wij krassporen. Het buitenste gedeelte van de cilinder ontbrak. Het binnenste deel van het cilinderslot hebben wij aangetroffen en daaraan zagen wij dat de cilinder was afgebroken. In de hal van de woning zagen wij een vuilniszak liggen met hierin plantresten, gelijkend op hennep. Wij zagen dat de deur naar een slaapkamer toe was vernield. In de sluitnaad zagen wij moeten en er zat een gat door de deur heen ter hoogte van de deurklink. In de doorgang naar de slaapkamer zagen wij een zwart breekijzer liggen. Wij zagen in de slaapkamer kleding en goederen op de vloer. Van de kasten waren de deuren en lades open.
In de hennepkwekerij zagen wij een zwart, oranje heggenschaar liggen. De heggenschaar was gelijkend op de schaar aangetroffen in het trapportaal.
V.
Het proces-verbaal verhoor verdachte rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot inbewaringstelling. Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in de op 12 december 2013 door verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, afgelegde verklaring:
Mij was gevraagd om wiet te knippen in die flat. Ik heb daar met een kniptang gewerkt. Of ik daar was met medeverdachte [betrokkene 2] wil ik niet zeggen. Mij is gevraagd wiet te knippen en ik zou een paar honderd euro krijgen. Ik ben gewoon die flat binnengelopen. De deur stond open. Ik heb er niet op gelet of de deur opengebroken was want ik was een beetje nerveus. Op een gegeven moment liep ik naar de voordeur en ik zag politie staan. Toen ben ik in paniek van het balkon afgesprongen. ln die flat stond een bank voor het raam. Ik ben op die bank gestapt en door het raam op het balkon gestapt. Ik raakte in paniek omdat ik wist dat ik problemen zou krijgen.
Ik weet niets van een inbraak. Mij is gewoon gevraagd wiet te knippen voor 500 euro. Het was de bedoeling dat we die wiet zouden meenemen. Als we klaar zouden zijn, zou ik uitbetaald krijgen. Ik weet niets van rippen of een ripdeal. Ik ken [betrokkene 3] niet.
VI.
Een proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 91-94). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in de op 9 maart 2013 door getuige [betrokkene 1] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
De woning waar is ingebroken betreft een woning op de tweede etage van een portiekflat.
Vandaag, maandag 9 december omstreeks 16.35 uur, kwam ik lopend aan bij de achterdeur van de bergingsboxen van de galerijflat, behorend bij de [a-straat], perceel 22 te Haarlem. Ik zag dat de achterdeur op een kier stond. In de ruimte waar de bergingsboxen van de bewoners zijn zag ik drie, voor mij onbekende mannen staan. Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
Man 1:
- tussen de 20 en 24 jaar oud
- ongeveer 1.65 meter lang
- Turks of Marokkaans uiterlijk
- licht getint
- gezet postuur
- rond, bol gezicht
- stoppelbaard
- kort, zwart haar, ongeveer 3 centimeter lang, achterop het hoofd haar dunner
- zwarte lederen jas, tot op de heup
- lichtkleurig, shirt onder jas-
- blauwkleurige spijkerbroek
Man 2:
- 19 tot 20jaar oud
- ongeveer 1.85 meter lang
- Marokkaans uiterlijk
- licht getint
- dun, slungelig postuur
- smal hoekig gezicht
- zwart haar, tot op de schouders; haar naar achteren met een staartje aan de achterzijde van het hoofd
- geen baardgroei zichtbaar
- donkerkleurige trainingsjas, donkerkleurige strepen over de schouders en armen, logo op de linkerborst. Het leek op een adidasjasje.
- bijpassende trainingsbroek, donkerkleurig, met donkerkleurige strepen over de lengte van de benen, een logo op het rechter bovenbeen
- zwarte sportschoenen van het merk Nike, type air max (opvallend groot).
Man 3:
(...)
Ik heb deze mannen gegroet en ben langs hen gelopen. Ik had op het moment dat ik de mannen zag gelijk het gevoel dat er iets aan de hand was. Ze leken te schrikken toen ze mij zagen en ze probeerden het gezicht af te dekken, zodat ik de gezichten niet kon zien.
Op de eerste verdieping ben ik mijn woning ingegaan. Na ongeveer 1 minuut ben ik weer naar beneden gegaan, want ik wilde kijken waar die mannen waren. Beneden aangekomen zag ik de mannen niet in de ruimte van de bergingsboxen of de portiek staan. Ik hoorde op dat moment geluid vanaf boven uit de portiek komen. Ik hoorde een klap alsof er iets werd opengebroken en lossprong. Na dit geluid ben ik naar de tweede verdieping gelopen. Halverwege de trap tussen de eerste en de tweede verdieping kon ik de deur van perceel 22 zien. Ik zag voor de deuropening een stuk van het deurkozijn liggen. Ook zag ik dat de deur van de woning openstond. Hierop heb ik 112 gebeld. Ik ben toen buiten de portiek gaan staan, zodat ik van buitenaf door het glas bij de portiek naar binnen kon kijken. De eerste politieagent was op de motor en was binnen 2 minuten ter plaatse. Op het moment dat ik de politieagent aan het uitleggen was wat er aan de hand was, zag ik de drie mannen vanuit de woning op de tweede verdieping, perceel 22, naar buiten lopen. Ik zag dat twee van de mannen zwarte tassen of vuilniszakken droegen. Die mannen zagen ons ook.
Ik zag dat man 1 weer terug de woning was ingegaan.
Ik zag man 2 en 3 via de trap naar beneden rennen. Ik ben vervolgens naar de achteruitgang van de bergingsruimte gerend. Ik ben vanuit de [a-straat] de Van Deventerstraat ingerend. Op de hoek van de Van Deventerstraat met de Professor Eijkmanlaan zag ik dat man 2 voor mij langs rende. Deze man rende over de Professor Eijkmanlaan, in de richting van de Boerhaavelaan. Ik ben gelijk achter deze man aangerend.
Ik zag dat hij de Van Deventerstraat inrende. Ik zag toen dat de politieagent vanuit de [a-straat] mijn kant opgekomen was. Ik zag dat man 2 stopte en werd aangehouden door de politieagent.
Later zag ik dat man 1 ook was aangehouden door de politie.
VII.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in de op 18 maart 2014 door getuige [betrokkene 1] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, afgelegde verklaring:
Ik woon in de [a-straat]. Op een gegeven moment hoorde ik gebonk boven. Ik woon op de eerste verdieping. Ik ben naar boven gelopen en zag dat de zijkant van de voordeur eruit was van de flat boven mij. Ik liep naar buiten en heb de politie gebeld. Die was er binnen twee minuten, zo snel dat die jongens nog binnen waren. Er kwam één politieman, op een motor. Ik stond buiten met die politieagent voor het portiek van de flat. Je kan dan schuin naar boven kijken. Er zitten ramen in het trappenhuis. Ik was bezig uit te leggen aan die politieman wat er was gebeurd, toen op een gegeven moment die jongens naar beneden kwamen.
Ik zag dat die jongens via de trap naar beneden kwamen. In eerste instantie zagen ze mij en de politieman nog niet, maar toen ze ons wel zagen, schrokken ze. De politieman en ik stonden bij de voordeur. Ik zag dat die jongens een beetje twijfelden, zo van moeten wij naar beneden of terug. Op een gegeven moment zijn er toch twee naar beneden gelopen en ik dacht dat er eentje terug naar boven was gelopen. Die twee, die naar beneden zijn gelopen, zijn naar de achterdeur van het flatgebouw gegaan. De politieman vroeg mij om bij de achterdeur te gaan kijken, dus ik rende om het flatgebouw heen. Aan de achterkant zag ik die jongen vlak voor mij rennen. Ik sprong en had hem te pakken. Ik heb die jongen daarvoor ook via de trap naar beneden zien komen.
De agent kwam lopend om het flatgebouw heen, niet op zijn motor. Hij kwam naar mij toe en nam de jongen van mij over. Toen vertelde hij mij dat ik naar het portiek toe moest gaan en niemand moest binnen laten, omdat daar zakken wiet lagen. Dat heb ik gedaan. Er lagen daar ook inderdaad wietzakken.
Het eerste moment waarop ik die jongens zag, waren zij nog op de trap bij de tweede verdieping. Zij zagen ons toen nog niet. Pas toen ze bij de eerste verdieping kwamen, zagen ze ons.
Ik zag de gezichten van de jongens voor het eerst goed op het moment dat ze op de trap bij de eerste verdieping bleven staan. De jongen, die ik later heb aangehouden, is verder naar beneden gegaan, en via de achterdeur naar buiten gegaan. Toen de twee jongens de trap af langs de voordeur naar achteren toe gingen, zei ik tegen de politieman dat er een achterdeur was. De politieman zei toen dat ik achter moest gaan kijken. Ik stond met de politieman bij de voordeur op het moment dat die jongens verder naar beneden gingen. De voordeur was dicht.
(...) Ik.heb zelf drie jongens gezien. Nadat ik om het flatgebouw heen was gerend én die ene jongen heb aangehouden, zag ik die andere jongens niet. Later heb ik er wel eentje op de grond zien liggen, verderop. Daar was toen een ambulance en politie bij."
3.4.
Verdachte is de enige geweest die vanaf een balkon naar beneden is gesprongen. Twee anderen die uit de woning [a-straat] 22 kwamen zijn naar buiten gelopen. Deze twee zijn door getuige [betrokkene 1] als man 2 en man 3 aangeduid. Man 1 vergezelde de andere twee niet naar buiten, maar ging de woning weer binnen. Daarmee staat vast dat verdachte man 1 was. [betrokkene 1] had deze drie mannen zien staan toen hij die middag om ongeveer 16:35 door de achterdeur de ruimte van de bergingsboxen van de galerijflat binnen kwam. [betrokkene 1] is zijn woning op de eerste verdieping binnengegaan. Hij is vrij snel weer naar beneden gegaan om te zien waar die drie mannen, die hij niet vertrouwde, waren. Vervolgens hoorde hij gebonk van boven en is hij op verdieping 2 gaan kijken wat er aan de hand was. Hij zag dat de deur was opengebroken en belde de politie. Hij heeft de gearriveerde politieagent uitgelegd wat er aan de hand was en vervolgens heeft hij door het glas van het portiek gezien dat de drie mannen de woning op nr. 22 verlieten. Man 2 en man 3 renden de trap af toen zij de politieagent zagen, man 1 ging de woning weer in. Man 2 bleek [betrokkene 2] te zijn. In de opengebroken woning is een breekijzer gevonden. De deur had veel braakschade.
Het hof is tot de conclusie kunnen komen dat het lawaai dat [betrokkene 1] een verdieping hoger hoorde samenhing met het openbreken van de woning boven die van [betrokkene 1]. Dat verdachte in een reeds openstaande flat is binnengekomen wordt door de gebezigde bewijsmiddelen weerlegd. [betrokkene 1] heeft immers verklaard dat de mannen 1 t/m 3 die hij eerst verdacht bij de bergboxen aantrof, even later waren verdwenen, waarna hij het breekgeluid hoorde en dezelfde drie mannen uit de woning boven hem zag komen. Aangenomen dat de drie mannen nadat [betrokkene 1] in zijn woning is gearriveerd en voordat hij een minuutje later weer naar beneden ging om polshoogte te nemen, naar boven zijn gegaan is het redelijkerwijs onmogelijk dat verdachten de toegangsdeur opengebroken aantroffen, als het breekgeluid te horen was toen [betrokkene 1] zich weer naar de bergruimte had begeven.
Het hof heeft ook kunnen aannemen dat er van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie mannen sprake was gelet op de aard van de waarnemingen die [betrokkene 1] en de verbalisant hebben gedaan over hun gedrag. Dat men een toegangsdeur en een slaapkamerdeur moet vernielen om te kunnen voldoen aan de uitnodiging om wiet te komen knippen is zo ongerijmd dat het hof deze suggestie als volstrekt onwaarschijnlijk naast zich neer heeft kunnen leggen.
3.5.
De bewijsconstructie kan de bewijsverklaring dragen. Maar bewijsmiddel V dissoneert. Het middel klaagt terecht dat het hof deze verklaring van verdachte, die niet redengevend is voor de bewezenverklaring, ten onrechte onder de bewijsmiddelen heeft opgenomen. Maar dat hoeft mijns inziens niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak te leiden. In HR 20 mei 2014, NJ 2014, 382 m.nt. Keulen overweegt de Hoge Raad immers:
"In HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146, NJ 2013/241, rov. 2.2.5 is geoordeeld dat van onvoldoende te respecteren belang als bedoeld in art. 80a RO sprake kan zijn bij bepaalde gebreken in de bewijsmotivering die voordien grond plachten te vormen voor vernietiging, waarbij te denken valt aan gevallen waarin de bewezenverklaring - ook als het gebrek wordt weggedacht - zonder meer toereikend is gemotiveerd. In de onderhavige zaak, waarin de schriftuur is ingediend na de in dat arrest genoemde datum van 1 oktober 2012, is sprake van zo een geval. De bewezenverklaring is immers indien - in overeenstemming met de nadere, hiervoor onder 3.2.3 weergegeven bewijsoverweging van het Hof - voormeld onderdeel van de verklaring van de verdachte wordt weggedacht, zonder meer toereikend gemotiveerd. Daarom heeft de verdachte onvoldoende rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak."3.
De middelen zijn vruchteloos voorgesteld.
4. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑12‑2015
Het Hof leest: [betrokkene 1] blijkens het arrest onder 'Vonnis waarvan beroep'.
Idem in HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:272; HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:715.