RI 2017/13
Prejudiciële vraag. Heeft de curator een vordering voor hetgeen failliet voor faillissement heeft gepresteerd, indien hij de overeenkomst niet gestand doet? (X/Van Logtestijn q.q.)
HR 02-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2729
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 december 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
16/00859
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS925201:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2729, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:919, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑09‑2016
- Wetingang
Art. 37 Fw; art. 6:212 BW
Essentie
Prejudiciële vraag. Gestanddoening overeenkomst. Ongerechtvaardigde verrijking.
Heeft de curator een vordering voor hetgeen failliet voor faillissement heeft gepresteerd, indien hij de overeenkomst niet gestand doet?
Samenvatting
Een aannemingsovereenkomst bepaalt dat bij opdracht tot meerwerk 25% van de meerwerkopdrachtsom mag worden gedeclareerd. Het resterende gedeelte dient te worden gedeclareerd bij het gereedkomen van het meerwerk. Er is een meerwerkopdracht verstrekt en een bedrag ter hoogte van 25% van de meerwerkopdrachtsom betaald. De aannemer heeft op grond van de opdracht werkzaamheden verricht. Voordat de meerwerkopdracht geheel is uitgevoerd, gaat de aannemer failliet. De curator verklaart de overeenkomst niet gestand te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.