RvdW 2022/44:Oplichting, meermalen gepleegd, art. 326 lid 1 Sr. Overschrijding redelijke termijn in hoger beroep. Kon hof volstaan met constatering dat redelijke termijn is overschreden? HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2021/70 m.b.t. beoordelingskader overschrijding redelijke termijn in e.a. en h.b. en vraag welk rechtsgevolg daaraan dient te worden verbonden. Hof heeft tijdsverloop van behandeling zaak in e.a. en in h.b. afzonderlijk onderzocht en vastgesteld dat redelijke termijn in h.b. fase is overschreden met één jaar en vier maanden. In zoverre heeft hof beoordelingskader niet miskend. Oordeel hof dat overschrijding redelijke termijn in h.b. geen aanleiding geeft tot strafvermindering, omdat totale berechting in feitelijke aanleg is afgerond binnen vier jaren, is echter niet z.m. begrijpelijk. Weliswaar kunnen bijzondere omstandigheden rechtvaardigen dat wordt volstaan met vaststelling dat redelijke termijn is overschreden, maar door hof in aanmerking genomen omstandigheden zijn daarvoor — mede gelet op mate van overschrijding van redelijke termijn in h.b. met één jaar en vier maanden — niet toereikend. Oordeel hof is daarom ontoereikend gemotiveerd. HR doet zaak zelf af en vermindert aan verdachte opgelegde gevangenisstraf van 8 weken met 1 week.