Vgl. HR 19 februari 2008, LJN BB9841, NJ 2008/227 m. nt. J.M. Reijntjes; HR 4 januari 2011, LJN BO4535.
HR, 10-01-2012, nr. S 10/04776 B
ECLI:NL:HR:2012:BT8947
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10-01-2012
- Zaaknummer
S 10/04776 B
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BT8947
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BT8947, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑01‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BT8947
ECLI:NL:PHR:2012:BT8947, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑10‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BT8947
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0017
Uitspraak 10‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Art. 552a Sv. De inbeslaggenomen motor is o.g.v. art. 117.2 Sv verkocht zodat ingevolge art. 117.4 Sv het beslag op de opbrengst daarvan rust. Uit art. 552a.3 Sv volgt dat een ex art. 552a Sv zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming ingediend klaagschrift ontvankelijk is zolang er nog geen 3 maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen. Indien het beslag is gelegd in een zaak waarin verscheidene personen als verdachten zijn aangemerkt, is aan de vervolgde zaak pas een einde gekomen indien de vervolgingen van alle verdachten tot een einde zijn gekomen. Uit de stukken vloeit voort dat de motor is inbeslaggenomen in een strafrechtelijk onderzoek gericht tegen verscheidene verdachten. Nu het Hof niet heeft vastgesteld of de tegen hen ingestelde vervolgingen tot een einde zijn gekomen, heeft het klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift op gronden die deze beslissing niet kunnen dragen.
10 januari 2012
Strafkamer
nr. S 10/04776 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 juni 2010, nummer RK 000446-10, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. E. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn cassatieberoep voor zover dat betrekking heeft op de personenauto (Audi A3 met kenteken [AA-00-BB]) en tot vernietiging van de bestreden beschikking voor zover die betrekking heeft op de motor (Suzuki met kenteken [CC-00-DD]) en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de klager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klaagschrift wegens overschrijding van de termijn van art. 552a, derde lid, Sv.
2.2. Art. 552a, derde lid, Sv luidt:
"Het klaagschrift of het verzoek wordt zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen of de kennisneming of ontoegankelijkmaking van de gegevens ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Het klaagschrift of het verzoek is niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen."
2.3. Het Hof heeft het klaagschrift van de klager niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof heeft deze beslissing als volgt gemotiveerd:
"Ingevolge het bepaalde bij artikel 552a Wetboek van Strafvordering is het klaagschrift niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.
In de onderhavige zaak heeft dit gerechtshof op 3 december 2009 op tegenspraak arrest gewezen, welke uitspraak op 17 december 2009 onherroepelijk is geworden. De vervolgde zaak is aldus op laatstgenoemde datum tot een einde gekomen.
De klager had mitsdien tot 17 maart 2010 de tijd om het onderhavige klaagschrift in te dienen.
Nu zulks eerst op 22 maart 2010 is geschied, is het klaagschrift niet ontvankelijk."
2.4. De door de Advocaat-Generaal ingewonnen en in zijn conclusie weergegeven inlichtingen houden in dat de in het klaagschrift genoemde, inbeslaggenomen motor, merk Suzuki, kenteken [CC-00-DD], is verkocht op grond van art. 117, tweede lid, Sv zodat ingevolge art. 117, vierde lid, Sv het beslag op de opbrengst daarvan rust.
2.5. Uit art. 552a, derde lid, Sv volgt dat een op de voet van art. 552a Sv zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming ingediend klaagschrift ontvankelijk is zolang er nog geen drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen. Indien het beslag is gelegd in een zaak waarin verscheidene personen als verdachten zijn aangemerkt, is aan de vervolgde zaak pas een einde gekomen, indien de vervolgingen van alle verdachten tot een einde zijn gekomen.
2.6. De stukken waarvan de Hoge Raad kennisneemt, houden in dat voormelde motor is inbeslaggenomen in een strafrechtelijk onderzoek dat zich richtte tegen verscheidene verdachten. Nu het Hof niet heeft vastgesteld of de tegen hen ingestelde vervolgingen tot een einde zijn gekomen, heeft het de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift op gronden die deze beslissing niet kunnen dragen.
2.7. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2012.
Conclusie 11‑10‑2011
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
Het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch heeft bij beschikking van 24 juni 2010 het door klager ingediende klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard.
2.
Tegen deze beschikking is namens klager cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens klager heeft mr. E. Maessen, advocaat te Maastricht, een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel
4.1.
Het middel klaagt het Hof het klaagschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.2.
De bestreden beschikking houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
‘Ingevolge het bepaalde bij artikel 552a Wetboek van Strafvordering is het klaagschrift niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.
In de onderhavige zaak heeft dit gerechtshof op 3 december 2009 op tegenspraak arrest gewezen, welke uitspraak op 17 december 2009 onherroepelijk is geworden. De vervolgde zaak is aldus op laatstgenoemde datum tot een einde gekomen.
De klager had mitsdien tot 17 maart 2010 de tijd om het onderhavige klaagschrift in te dienen.
Nu zulks eerst op 22 maart 2010 is geschied, is het klaagschrift niet ontvankelijk.
Beslissing:
Het hof:
Verklaart het klaagschrift niet-ontvankelijk.’
4.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in raadkamer houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
‘De raadsvrouwe verklaart op een vraag van de voorzitter dat zij een kantoorgenote is van mr. Szymkowiak en dat zij heden voor hem waarneemt.
De voorzitter deelt mede de inhoud van voormeld klaagschrift en deelt vervolgens mede dat hem bij de voorbereiding van de zaak is gebleken dat het klaagschrift eerst op 22 maart 2010 ter griffie is ingekomen, terwijl de uitspraak in de strafzaak tegen de klager op 17 december 2009 onherroepelijk is geworden en de klager volgens de wet binnen drie maanden nadien het klaagschrift had moeten indienen.
De raadsvrouwe krijgt daarop het woord en verklaart als volgt.
De mededelingen van de voorzitter overvallen mij. Ik heb de strafzaak inhoudelijk zelf niet behandeld. Ik ben pas per 1 maart j.l. in dienst van het kantoor getreden. Ik kan uw hof niet toelichten waarom het klaagschrift buiten de termijn is ingediend. Ik verzoek uw hof om een korte onderbreking van het onderzoek zodat ik even met mijn kantoorgenoot mr. Szymkowiak telefonisch kan overleggen.
De advocaat-generaal verzet zich daar niet tegen.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor korte tijd.
Na hervatting van het onderzoek verklaart de raadsvrouwe als volgt.
Ik heb zojuist telefonisch contact gehad met mijn kantoorgenoot mr. Szymkowiak. Hij vertelde mij daarbij dat er aan de zijde van de verdediging veel moeite is gedaan om te achterhalen waar de in het klaagschrift genoemde voertuigen zijn gebleven. Er heeft dienaangaande veel correspondentie met officier van justitie en met het bureau BOOM plaatsgevonden. Indien de voertuigen zouden zijn verkocht of vervreemd dan zou een klaagschrift geen doel hebben gediend. Dat heeft meegespeeld bij de termijn die is benut om het klaagschrift op te stellen. Daarbij heeft mr. Szymkowiak echter de wettelijke termijn uit het oog verloren.’
4.4.
Het klaagschrift houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
‘Door politie is in het onderzoek met nummer BRZ55 het volgende in beslag genomen:
- —
Een personenauto, merk Audi, type A3, kenteken [AA-00-BB] (in beslag genomen onder [betrokkene 1]);
- —
Een motor, merk Suzuki, kenteken [CC-00-DD] (in beslag genomen onder [betrokkene 2]).
[Klager] wenst zich als derde-belanghebbende te beklagen over de voortduring van het beslag c.q. het uitblijven van een last tot teruggave van de voorwerpen aan hem.
[Klager] stelt eigenaar te zijn van de in beslag genomen voorwerpen.
Reden waarom [klager] het Gerechtshof verzoekt de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan hem te gelasten.’
4.5.
Het middel behelst de klacht dat het Hof het klaagschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu het Hof niet heeft onderzocht of de vervolgingen van de medeverdachten tot een einde zijn gekomen.
4.6.
Uit namens mij bij BOOM ingewonnen inlichtingen is het volgende gebleken. De Audi A3 met kenteken [AA-00-BB] is na zekerheidsstelling als bedoeld in art. 118a Sv teruggegeven aan [betrokkene 1]. Ingevolge art. 134 lid 2 onder a Sv is het beklag daarmee beëindigd. De teruggave heeft plaatsgevonden voor 24 juni 2010. Het Hof had klager reeds daarom niet mogen ontvangen in het beklag voor zover het zich strekt tot de Audi A3 met kenteken [AA-00-BB]. De beëindiging van het beslag betekent tegelijk dat de klager in zoverre niet kan worden ontvangen in het ingestelde cassatieberoep.1.
4.7.
Voorts blijkt uit de namens mij bij BOOM ingewonnen inlichtingen dat de Suzuki motor met kenteken [CC-00-DD] is verkocht op grond van art. 117 lid 2 Sv en dat het beslag op de opbrengst van de verkoop rust.
4.8.
Ingevolge art. 552a lid 3 Sv dient het klaagschrift zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen te worden ingediend. Het klaagschrift is niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sinds de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.
4.9.
De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 4 september 2007 (LJN BA3132, NJ 2007/472) bepaald dat indien een beslag is gelegd in een zaak waarin verscheidene personen als verdachte zijn aangemerkt, aan de vervolgde zaak pas een einde is gekomen, indien de vervolgingen van alle verdachte tot een einde zijn gekomen.
4.10.
Uit de stukken van het geding volgt dat de Suzuki motor waarvan klager de teruggave heeft verzocht, in beslag is genomen in een strafrechtelijk onderzoek dat zich richt tegen verscheidene verdachten, van wie klager er één is. Het Hof heeft vastgesteld dat het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch op 3 december 2009 arrest heeft gewezen in de zaak tegen klager en dat deze uitspraak op 17 december 2009 onherroepelijk is geworden. Het Hof heeft het klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard omdat het eerst op 22 maart 2010 is ingediend. Gelet op de genoemde beschikking van de Hoge Raad van 4 september 2007 had het Hof echter tevens moeten vaststellen dat ook de tegen medeverdachten ingestelde vervolgingen tot een einde waren gekomen. Uit de onderhavige beschikking kan niet worden afgeleid dat het Hof dit heeft gedaan. In zoverre is de beschikking ontoereikend gemotiveerd. Een reden om dit motiveringsgebrek door de vingers te zien, is er niet.2.
5.
Het middel slaagt derhalve voor zover het ziet op de Suzuki motor met kenteken [CC-00-DD].
6.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
7.
Deze conclusie strekt tot de niet-ontvankelijk verklaring van klager in zijn cassatieberoep voor zover dat betrekking heeft op de Audi A3 met kenteken [AA-00-BB] en tot vernietiging van de bestreden beschikking voor zover die betrekking heeft op de Suzuki motor met kenteken [CC-00-DD] en in zoverre tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑10‑2011
Mij is ambtshalve bekend dat enkele medeverdachten beroep in cassatie hebben ingesteld in hun strafzaak en dat daarop nog niet is beslist. De vervolging tegen hen is derhalve nog niet beëindigd. Het gaat om de zaken met de griffienummers 10/03672, 10/03671, 10/03664 en 10/03666.