HR (P-G), 07-07-2009, nr. S 08/04615
ECLI:NL:PHR:2009:BJ3725
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
07-07-2009
- Zaaknummer
S 08/04615
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
BJ3725
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BJ3725, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 07‑07‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BJ3725
Conclusie 07‑07‑2009
Mr. Jörg
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte = verzoeker]
1.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft verzoeker bij arrest van 25 augustus 2008 wegens 1. medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in art. 2 onder B Opiumwet gegeven verbod en 2. opzettelijk handelen in strijd met het in art. 2 onder C Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, veroordeeld tot vijf weken hechtenis. Voorts heeft het hof de teruggave gelast aan verzoeker van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 16,-.
2.
Namens verzoeker heeft mr. V.G. Kraal, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3.
Het middel klaagt — kort gezegd — over de strafoplegging.
4.
Blijkens het bestreden arrest heeft het hof de opgelegde vrijheidsstraf als volgt gemotiveerd:
‘Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 5 (vijf) WEKEN.
(…)
Deze strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het feit, mede gelet op de persoon van de verdachte, zijn draagkracht en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Al het vorenstaande overwegende, acht het hof oplegging van de hierboven vermelde straf passend en geboden.’
5.
Het middel slaagt. Voor een opzettelijk begaan Opiumwetdelict — zoals in casu bewezenverklaard — kan geen hechtenis worden opgelegd; deze straf is voorbehouden voor de niet-opzettelijke vormen van drugsdelicten: de overtredingen (art. 10, eerste lid; art. 11, eerste lid; art. 13, eerste lid, Opiumwet).
6.
Bovendien schiet de strafmotivering tekort — zo merk ik ambtshalve op — aangezien het hof de keuze voor deze vrijheidsstraf niet in overeenstemming met het bepaalde in art. 359, zesde lid, Sv in het bijzonder heeft gemotiveerd.
7.
Verdere ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
8.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G