Hof 's-Hertogenbosch, 04-07-2013, nr. 20-002670-12
ECLI:NL:GHSHE:2013:2824, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
04-07-2013
- Zaaknummer
20-002670-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2013:2824, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 04‑07‑2013; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMAA:2012:BX1730, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 04‑07‑2013
Inhoudsindicatie
Veroordeling wegens poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft door met een auto op aangever in te rijden, hem op de motorkap mee te voeren en vervolgens abrupt te remmen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002670-12
Uitspraak : 4 juli 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 18 juli 2012 in de strafzaak met parketnummer 03-700324-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [in het jaar 1988],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van (feit 1 primair) poging tot doodslag (feit 1 subsidiair) poging tot zware mishandeling en (feit 2) medeplichtigheid aan diefstal vrijgesproken.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 13 april 2012 te Klimmen, gemeente Voerendaal, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [A] van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een personenauto (met hoge snelheid, althans plotseling accelerend) is ingereden op voornoemde [A] en/of is doorgereden over de plaats waar die [A] zich bevond, welke [A] zich toen aldaar op Retersbekerweg, in elk geval op de openbare weg vóór genoemde personenauto bevond,- tengevolge waarvan die [A] op de motorkap van voornoemde personenauto terecht is gekomen en/of vervolgens enkele meters is meegesleurd en/of vervoerd,- en/of na enkele meters met voornoemde personenauto abrupt is gestopt, tengevolge waarvan die [A] van de motorkap van die personenauto is afgevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 13 april 2012 te Klimmen, gemeente Voerendaal, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om [A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto (met hoge snelheid, althans plotseling accelerend) is ingereden op voornoemde [A] en/of is doorgereden over de plaats waar die [A] zich bevond, welke [A] zich toen aldaar op Retersbekerweg, in elk geval op de openbare weg vóór genoemde personenauto bevond,- tengevolge waarvan die [A] op de motorkap van voornoemde personenauto terecht is gekomen en/of vervolgens enkele meters is meegesleurd en/of vervoerd,- en/of na enkele meters met voornoemde personenauto abrupt is gestopt, tengevolge waarvan die [A] van de motorkap van die personenauto is afgevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 13 april 2012 te Klimmen, gemeente Voerendaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhanger, geparkeerd op de Retersbekerweg, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s);
subsidiairtwee, althans een of meer (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 13 april 2012 te Klimmen, gemeente Voerendaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/ hebben weggenomen een aanhanger geparkeerd op de Retersbekerweg, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B], in elk geval aan een ander of anderen dan die een of meer (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door die een of meer (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en) te vervoeren naar de Retersbekerweg, zijn auto tot stilstand te brengen en die een of meer (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en) de gelegenheid te geven om uit te stappen en vervolgens op die een of meer (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en) te wachten toen deze personen die aanhangwagen, geparkeerd op de Retersbekerweg, meenamen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 13 april 2012 te Klimmen, gemeente Voerendaal, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om [A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto is ingereden op voornoemde [A], welke [A] zich toen aldaar op Retersbekerweg vóór genoemde personenauto bevond, tengevolge waarvan die [A] op de motorkap van voornoemde personenauto terecht is gekomen en vervolgens enkele meters is vervoerd, en na enkele meters met voornoemde personenauto abrupt is gestopt, tengevolge waarvan die [A] van de motorkap van die personenauto is afgevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 13 april 2012 te Klimmen, gemeente Voerendaal, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhanger geparkeerd op de Retersbekerweg, toebehorende aan [B].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde voorts
De raadsman heeft bepleit dat verdacht van dit feit wordt vrijgesproken. Ten aanzien van het inrijden op en het meevoeren van aangever op de motorkap, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever hierdoor zou komen te overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Verdachte heeft door het agressieve optreden van aangever in paniek gehandeld. Met betrekking tot het plotseling remmen door verdachte tengevolge waarvan aangever van de motorkap af is gevallen, heeft de raadsman aangevoerd dat er geen aanmerkelijke kans bestond op het overlijden van aangever noch op zwaar lichamelijk letsel.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Uit het voorhanden zijnde dossier zijn de volgende feiten en omstandigheden gebleken. Aangever [A] heeft verklaard dat hij op 13 april 2012 naar de auto van verdachte is gelopen en op het raam van het portier van de bestuurder heeft geklopt. Aangever klopte nogmaals op het raam en vroeg de verdachte de deur te openen. Hij hoorde dat verdachte de auto startte. Hierop is aangever voor de auto gaan staan en deed zijn armen wijd uit elkaar en deelde aan verdachte mee dat hij stil moest blijven staan. De verdachte begon vooruit te rijden en reed tegen de benen van aangever aan, waarop aangever op de motorkap van de auto van verdachte terecht kwam. Aangever voelde dat verdachte veel gas gaf. Hij heeft zich vast kunnen houden aan de ruitenwissers. Na een meter of 30 à 40 remde de verdachte abrupt af waardoor aangever ten val kwam.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat aangever op het raam klopte. Hij hoorde dat verdachte de auto startte. Aangever ging hierop voor de auto staan. [getuige 1] hoorde aan het motorgeluid dat flink gas werd gegeven. Vervolgens zag hij de auto hard optrekken. [getuige 1] zag dat aangever op de motorkap terecht kwam en dat de auto behoorlijk versnelde, terwijl aangever nog op de motorkap lag. [getuige 1] schatte de snelheid van de auto op 30 à 40 kilometer per uur. Ter hoogte van de verkeersdrempel remde verdachte voluit, waardoor aangever van de auto afviel op het wegdek. Aangever lag over een afstand van ongeveer 30 meter op de motorkap.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat aangever voor de auto van verdachte stond met zijn hand omhoog om verdachte tot stoppen te dwingen. Verdachte trok heel hard op waardoor aangever omver werd gereden. Aangever kwam hierdoor op de motorkap van de auto terecht. [getuige 2] zag dat de auto heel hard door reed, terwijl aangever nog op de motorkap lag. Ze zag de auto versnellen tot 40 à 50 kilometer per uur. Zij zag dat de auto na ongeveer 30 meter heel hard remde, waardoor aangever op de grond viel.
Verdachte heeft verklaard dat aangever voor zijn auto is gesprongen. Vervolgens is hij weggereden. Verdachte heeft een stuk gereden en heeft toen geremd. Verdachte heeft verklaard dit bewust te hebben gedaan om de man van de motorkap te krijgen.
Allereerst overweegt het hof dat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat het tenlastegelegde handelen van de verdachte doelbewust gericht was op het van het leven beroven van aangever dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of uit het tenlastegelegde handelen van verdachte kan worden afgeleid dat hij in voorwaardelijke zin opzet had op het van het leven beroven van aangever [A] dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Het hof overweegt dat de handelingen van verdachte naar hun aard en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, niet de aanmerkelijke kans opleveren dat aangever [A] zou komen te overlijden. Bij dat oordeel heeft het hof in aanmerking genomen dat uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier naar voren komt dat de verdachte vanuit een stilstaande positie op aangever is ingereden. Verdachte is hierop - gelet op de verklaring van getuige [getuige 1] - gaan rijden met een snelheid van ongeveer 30 kilometer per uur over een afstand van ongeveer 30 meter. Vervolgens heeft verdachte geremd om aangever van zijn motorkap af te krijgen. Het genoemde handelen en de omstandigheden waaronder dit plaatsvond, brengt het hof tot het oordeel dat de kans dat aangever daardoor zou komen te overlijden niet aanmerkelijk is te achten. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Wel is het hof van oordeel dat gezien het handelen van de verdachte en de omstandigheden waaronder dit plaatsvond de aanmerkelijke kans aanwezig was dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou kunnen bekomen. Aangever had van de rijdende auto af kunnen vallen en gelet op de positie van aangever op de motorkap, had hij onder de auto van verdachte terecht kunnen komen. Verdachte had de auto niet meer tijdig tot stilstand kunnen brengen. Voorts is naar algemene ervaringsregelen de kans aanmerkelijk te achten dat aangever door het abrupt remmen van verdachte - tengevolge waarvan hij van de motorkap op de grond zou kunnen vallen - zwaar lichamelijk letsel op zou kunnen lopen.
Het hof is tevens van oordeel dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft voordat hij begon te rijden aangever zien staan voor de auto. Hij is op aangever ingereden niet wetende of aangever weg zou (kunnen)springen. Verdachte heeft voorts verklaard bewust te hebben geremd om verdachte van de motorkap af te krijgen. De omstandigheid dat verdachte door de confrontatie met aangever bang werd en vervolgens handelde uit angst, zo dat al aannemelijk is, doet aan het opzettelijk handelen van verdachte niets af. De gedragingen van verdachte kunnen dan ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het in de bewezenverklaring omschreven gevolg, te weten het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard en het opzet van verdachte is dan ook in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest.
Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde voorts
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat verdachte geen opzet had op de diefstal van de aanhangwagen. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen trekhaak op zijn auto had en het dan ook redelijkerwijs niet de bedoeling kan zijn geweest om de aanhangwagen weg te nemen.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Getuige [A] heeft verklaard dat hij op 13 april 2012 in zijn auto over de Retersbekerweg reed. Hij zag dat twee mannen een aanhangwagen voortduwden. Getuige [A] herkende de aanhangwagen als die van zijn vader, [B]. Nadat de getuige zijn auto stopte en richting de twee mannen liep, renden zij weg.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij rijdend met twee anderen in zijn auto op een gegeven moment in Klimmen langs de plaats reed waar een aanhangwagen stond en dat zij de aanhangwagen wilden pakken. De twee onbekend gebleven mededaders zijn uit de auto van verdachte gestapt, naar de aanhangwagen toegelopen en hebben deze van zijn plaats gehaald. Hij zag dat de twee jongens de aanhangwagen de weg op duwden. Verdachte verklaart dat “we” de kar wilden pakken. Hieruit blijkt dat verdachte tezamen met anderen het oogmerk had om wederrechtelijk de aanhangwagen toe te eigenen. Het onderdeel van het verweer dat de auto van verdachte geen trekhaak had wordt ontkracht door de verklaring van getuige [A] dat hij zag dat de auto van verdachte een trekhaak had. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij een afneembare trekhaak had op de auto. Dat op de foto van de auto in het dossier geen trekhaak zichtbaar is betekent dus niet dat de auto op het tijdstip van het plegen van het feit niet van een trekhaak was voorzien of kon worden voorzien.
Het verweer van de raadsman wordt ook op dit punt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde feit is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 302, eerste lid, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezen verklaarde feit is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en diefstal in vereniging. Delicten als de onderhavige zijn delicten waardoor de rechtsorde wordt geschokt en die in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengen. Daarbij komt dat het onder 1 bewezen verklaarde op de openbare weg en voor de ogen van diverse nietsvermoedende toeschouwers heeft plaatsgevonden.
Het hof heeft bij het oordeel over de aard en ernst van de op te leggen straf tevens acht geslagen op de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht aan het slachtoffer, zoals te lezen is in de schriftelijke slachtofferverklaring van [A] d.d. 13 juli 2012 en zoals gebleken ter terechtzitting in hoger beroep.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële documentatie van 26 april 2013 reeds eerder is veroordeeld door de strafrechter.
Alles in aanmerking nemend komt het hof tot het oordeel dat in het onderhavige geval de oplegging van een gevangenisstraf van hierna te melden duur passend en geboden is.
Het hof acht het voorts van belang te voorkomen dat de verdachte nieuwe strafbare feiten begaat en zal de strafoplegging mede aan dat doel dienstbaar maken door een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1.
Poging tot zware mishandeling
2.
Diefstal door twee of meer verenigde personen
Verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens reclassering Nederland.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. dr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.M. Spooren, griffier,
en op 4 juli 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.