Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG
Artikel 3 quater Totale hoeveelheid emissierechten voor de luchtvaart
Geldend
Geldend vanaf 05-06-2023
- Bronpublicatie:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/958)
- Inwerkingtreding
05-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/958)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 is de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten gelijk aan 97 % van de historische luchtvaartemissies.
2.
Vervallen.
3.
De Commissie evalueert de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten overeenkomstig artikel 30, lid 4.
3 bis.
Elke toewijzing van emissierechten voor luchtvaartactiviteiten naar of van luchtvaartterreinen gelegen in landen buiten de Europese Economische Ruimte (‘EER’) na 31 december 2023 is onderworpen aan de in artikel 28 ter bedoelde evaluatie.
4.
Uiterlijk op 2 augustus 2009 stelt de Commissie op grond van de beste beschikbare gegevens de historische luchtvaartemissies vast, inclusief de op actuele verkeersinformatie gebaseerde ramingen. Die vaststelling wordt door het in artikel 23, lid 1, bedoelde comité bestudeerd.
5.
De Commissie bepaalt de totale hoeveelheid emissierechten die met betrekking tot vliegtuigexploitanten voor het jaar 2024 moeten worden toegewezen op basis van de totale toewijzing van emissierechten met betrekking tot vliegtuigexploitanten die in 2023 in bijlage I opgenomen luchtvaartactiviteiten uitvoerden, verminderd met de lineaire verminderingsfactor zoals bedoeld in artikel 9, en maakt die hoeveelheid bekend alsook de omvang van de kosteloze toewijzingen die in 2024 zouden zijn gedaan uit hoofde van de regels voor kosteloze toewijzing die van kracht waren vóór de bij Richtlijn (EU) 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad (1) ingevoerde wijzigingen.
6.
Voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2030 wordt maximaal 20 miljoen van de in lid 5 bedoelde totale hoeveelheid emissierechten op basis van transparantie, gelijke behandeling en niet-discriminatie gereserveerd voor commerciële vliegtuigexploitanten voor het gebruik van duurzame vliegtuigbrandstoffen en andere vliegtuigbrandstoffen die niet van fossiele brandstoffen zijn afgeleid, die in een verordening inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer geïdentificeerd zijn als meetellend voor het bereiken van het minimumaandeel aan duurzame vliegtuigbrandstoffen dat vliegtuigbrandstof die op luchthavens van de Unie door luchtvaartbrandstofleveranciers aan vliegtuigexploitanten ter beschikking wordt gesteld, uit hoofde van die verordening dient te bevatten, voor subsonische vluchten waarvoor overeenkomstig artikel 12, lid 3, van deze richtlijn emissierechten moeten worden ingeleverd. Wanneer in aanmerking komende vliegtuigbrandstof op een luchthaven niet fysiek aan een specifieke vlucht kan worden toegeschreven, zijn de uit hoofde van deze alinea gereserveerde emissierechten beschikbaar voor in aanmerking komende vliegtuigbrandstoffen die op die luchthaven worden getankt in verhouding tot de emissies van vluchten, van de vliegtuigexploitant vanaf die luchthaven, waarvoor overeenkomstig artikel 12, lid 3, van deze richtlijn emissierechten moeten worden ingeleverd.
De uit hoofde van de eerste alinea van dit lid gereserveerde emissierechten worden door de lidstaten toegewezen om het prijsverschil tussen het gebruik van fossiele kerosine en het gebruik van de relevante in aanmerking komende vliegtuigbrandstoffen geheel of gedeeltelijk te dekken, rekening houdend met stimulansen van de koolstofprijs en van geharmoniseerde minimumbelastingniveaus voor fossiele brandstoffen. Bij de berekening van dat prijsverschil houdt de Commissie rekening met het door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart gepubliceerde technisch verslag uit hoofde van een verordening inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer. De lidstaten zorgen ervoor dat de financiering uit hoofde van dit lid zichtbaar is overeenkomstig de vereisten in artikel 30 quaterdecies, lid 1, punten a) en b), van deze richtlijn.
De uit hoofde van dit lid toegewezen emissierechten hebben betrekking op:
- a)
70 % van het resterende prijsverschil tussen het gebruik van fossiele kerosine en waterstof uit hernieuwbare energiebronnen, en geavanceerde biobrandstoffen zoals gedefinieerd in artikel 2, tweede alinea, punt 34), van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2) waarvoor de emissiefactor nul is uit hoofde van bijlage IV of uit hoofde van de op grond van artikel 14 van deze richtlijn vastgestelde uitvoeringshandeling;
- b)
95 % van het resterende prijsverschil tussen het gebruik van fossiele kerosine en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong die voldoen aan artikel 25 van Richtlijn (EU) 2018/2001, die worden gebruikt in de luchtvaart, waarvoor de emissiefactor nul is uit hoofde van bijlage IV of uit hoofde van de op grond van artikel 14 van deze richtlijn vastgestelde uitvoeringshandeling;
- c)
100 % van het resterende prijsverschil tussen het gebruik van fossiele kerosine en in aanmerking komende vliegtuigbrandstoffen die niet zijn afgeleid van onder de eerste alinea van dit lid vallende fossiele brandstoffen, op luchthavens op eilanden met een oppervlakte van minder dan 10 000 km2 en zonder weg- of spoorverbinding met het vasteland, op luchthavens die onvoldoende groot zijn om als luchthavens in de Unie overeenkomstig een verordening inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer te worden gedefinieerd, en op luchthavens in een ultraperifeer gebied;
- d)
in andere dan de in de punten a), b) en c) bedoelde gevallen, 50 % van het resterende prijsverschil tussen het gebruik van fossiele kerosine en in aanmerking komende vliegtuigbrandstoffen die niet zijn afgeleid van onder de eerste alinea van dit lid vallende fossiele brandstoffen.
Bij de toewijzing van emissierechten uit hoofde van dit lid kan rekening worden gehouden met eventuele steun uit andere regelingen op nationaal niveau.
Op jaarbasis kunnen commerciële vliegtuigexploitanten verzoeken om een toewijzing van emissierechten op basis van de hoeveelheid van elke in dit lid bedoelde in aanmerking komende vliegtuigbrandstof die wordt gebruikt bij vluchten waarvoor overeenkomstig artikel 12, lid 3, tussen 1 januari 2024 en 31 december 2030 emissierechten moeten worden ingeleverd, met uitzondering van vluchten waarvoor op grond van artikel 28 bis, lid 1, wordt geacht aan dat vereiste te zijn voldaan. Indien, voor een bepaald jaar, de vraag naar emissierechten voor het gebruik van dergelijke brandstoffen groter is dan de hoeveelheid beschikbare emissierechten, wordt de hoeveelheid emissierechten op uniforme wijze verlaagd voor alle bij de toewijzing voor dat jaar betrokken vliegtuigexploitanten.
De Commissie maakt jaarlijks in het Publicatieblad van de Europese Unie nadere gegevens bekend over het gemiddelde kostenverschil tussen fossiele kerosine, rekening houdend met de stimulansen van de koolstofprijs en de geharmoniseerde minimumbelastingniveaus voor fossiele brandstoffen, en de relevante in aanmerking komende vliegtuigbrandstoffen in het voorgaande jaar.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze richtlijn aan te vullen door de gedetailleerde regels vast te stellen voor de jaarlijkse berekening van het in de zesde alinea van dit lid bedoelde kostenverschil, voor de toewijzing van emissierechten voor het gebruik van de in de eerste alinea van dit lid genoemde brandstoffen, en voor de berekening van de broeikasgasemissies die worden bespaard als gevolg van het uit hoofde van de uitvoeringshandeling die is vastgesteld op grond van artikel 14, lid 1, gerapporteerde gebruik van brandstoffen, en door de regelingen vast te stellen voor het rekening houden met stimulansen van de koolstofprijs en van geharmoniseerde minimumbelastingniveaus voor fossiele brandstoffen.
Uiterlijk op 1 januari 2028 verricht de Commissie een evaluatie van de toepassing van dit lid en legt zij de resultaten van die evaluatie tijdig voor in een verslag aan het Europees Parlement en de Raad. Het verslag kan zo nodig vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel om tot en met 31 december 2034 een begrensde en in de tijd beperkte hoeveelheid emissierechten toe te wijzen om het gebruik van de in de eerste alinea van dit lid genoemde brandstoffen verder te stimuleren, met name het gebruik van in de luchtvaart gebruikte hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong die voldoen aan artikel 25 van Richtlijn (EU) 2018/2001, waarvoor de emissiefactor nul is uit hoofde van bijlage IV of uit hoofde van de op grond van artikel 14 van deze richtlijn vastgestelde uitvoeringshandeling.
Vanaf 1 januari 2028 evalueert de Commissie de toepassing van dit lid in het jaarverslag dat zij op grond van artikel 10, lid 5, moet indienen.
7.
Voor vluchten die vanaf een luchtvaartterrein in de EER vertrekken en op een luchtvaartterrein in de EER, in Zwitserland of in het Verenigd Koninkrijk aankomen en die in 2023 niet onder het EU-ETS vielen, wordt de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten verhoogd met de toewijzingsniveaus, met inbegrip van kosteloze toewijzing en veiling, die bereikt zouden zijn indien zij dat jaar onder het EU-ETS zouden zijn gevallen, verminderd met de lineaire verminderingsfactor als bedoeld in artikel 9.
8.
In afwijking van artikel 12, lid 3, artikel 14, lid 3, en artikel 16 beschouwen de lidstaten de in die bepalingen uiteengezette voorschriften als voldaan en ondernemen zij geen actie tegen vliegtuigexploitanten wat betreft emissies tot en met 31 december 2030 van vluchten tussen een luchtvaartterrein in een ultraperifeer gebied van een lidstaat en een luchtvaartterrein in diezelfde lidstaat, met inbegrip van een ander luchtvaartterrein in hetzelfde ultraperifeer gebied of in een ander ultraperifeer gebied van dezelfde lidstaat.
Voetnoten
Richtlijn (EU) 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de bijdrage van de luchtvaart aan de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor de hele economie en de passende toepassing van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 115).
Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82);