NJB 2018/1822:A heeft geld gegeven aan B, die het zou doorgeven aan C. Hoge Raad: 1. Gemis van onstoffelijk voordeel. De stelling dat de schade bestaat in het gemis van niet op geld waardeerbaar onstoffelijk voordeel kan niet voor het eerst in cassatie worden aangevoerd. 2. Opdracht. Toerekenbare tekortkoming. Causaal verband. Schade. Indien een opdrachtnemer de van de opdrachtgever ter doorbetaling aan een derde ontvangen geldbedragen voor zichzelf heeft behouden, lijdt de opdrachtgever schade ten belope van die geldbedragen, ongeacht de bestemming die de opdrachtgever uiteindelijk aan de geldbedragen had toegedacht. De opdrachtnemer kan zich dan niet met succes erop beroepen dat de opdrachtgever de geldbedragen ook niet zou hebben teruggekregen bij correcte uitvoering van de opdracht. 3. Bewijslastverdeling. Indien een opdrachtgever aan een opdrachtnemer gelden verschaft en de opdrachtnemer zich erop beroept dat hij over die gelden heeft beschikt overeenkomstig het doel waarvoor ze zijn verschaft, dient de opdrachtnemer de daartoe gestelde feiten te bewijzen