Einde inhoudsopgave
Zaaizaad- en plantgoedwet 2005
Artikel 29 [Aanvraag kwekersrecht en ras]
Geldend
Geldend vanaf 05-06-2008
- Bronpublicatie:
08-11-2007, Stb. 2007, 479 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken: 30975)
- Inwerkingtreding
05-06-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-04-2008, Stb. 2008, 106 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Bij de aanvraag tot verlening van kwekersrecht en bij de aanvraag voor de toelating van een ras, doet de aanvrager een voorstel voor de benaming van het ras.
2.
De aanvrager kan ook volstaan met een voorlopige benaming. In dat geval is hij verplicht op een nader door de Raad te bepalen tijdstip een voorstel voor een definitieve benaming te doen.
3.
Het voorstel voor de benaming gaat vergezeld van een akte, inhoudende, dat de aanvrager, ingeval de voorgestelde benaming wordt ingeschreven, afstand doet van de rechten, die hem in enige Unie-Staat, respectievelijk in enige lidstaat van de Europese Unie of andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met betrekking tot deze benaming voor gelijke of gelijksoortige waren mochten toekomen.
4.
De Raad stelt de voorgestelde benaming of de in artikel 27, vierde lid, bedoelde benaming vast, tenzij de Raad van oordeel is dat artikel 27 zich daartegen verzet. In dat geval stelt de Raad de aanvrager in de gelegenheid een andere benaming voor te stellen.
5.
De Raad verstrekt desgevraagd aan het bureau, bedoeld in artikel 1 van de Rijksoctrooiwet 1995 en het Bureau van de Unie inlichtingen over de bij hem ingeschreven benamingen.