Einde inhoudsopgave
Rijksoctrooiwet 1995
Artikel 1 [Begripsbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2023
- Bronpublicatie:
30-10-2019, Stb. 2019, 476 (uitgifte: 13-12-2019, kamerstukken: 35187)
- Inwerkingtreding
01-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-2023, Stb. 2023, 119 (uitgifte: 14-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
1.
In deze rijkswet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
biologisch materiaal: materiaal dat genetische informatie bevat en zichzelf kan repliceren of in een biologisch systeem kan worden gerepliceerd;
bureau: het bureau, bedoeld in artikel 15;
Eengemaakt Octrooigerecht: Eengemaakt Octrooigerecht, bedoeld in artikel 1 van de op 19 februari 2013 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92 en 2016, 1);
Europees octrooi: een krachtens het Europees Octrooiverdrag verleend octrooi, voor zover dat voor het Koninkrijk is verleend en voor zover dit geen Europees octrooi met eenheidswerking is;
Europees octrooi met eenheidswerking: krachtens het Europees Octrooiverdrag verleend octrooi, dat in het Europese deel van Nederland eenheidswerking geniet krachtens verordening (EU) nr. 1257/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming (PbEU 2012, L 361);
Europees Octrooiverdrag: het op 5 oktober 1973 te München tot stand gekomen Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb. 1975, 108, 1976, 101 en 2002, 64);
Europese octrooiaanvrage: een Europese octrooiaanvrage als bedoeld in het Europees Octrooiverdrag;
microbiologische werkwijze: iedere werkwijze waarbij microbiologisch materiaal wordt gebruikt, die op microbiologisch materiaal ingrijpt of die microbiologisch materiaal als resultaat heeft;
natuurlijke rijkdommen: de minerale en andere niet-levende rijkdommen van de zeebedding en de ondergrond, alsmede levende organismen die tot de sedentaire soort behoren, dat wil zeggen organismen die ten tijde dat zij geoogst kunnen worden, hetzij zich onbeweeglijk op of onder de zeebedding bevinden, hetzij zich niet kunnen verplaatsen dan in voortdurend fysiek contact met de zeebedding of de ondergrond;
octrooiregister: het in artikel 19 van deze wet bedoelde register;
Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;
orde: de Orde van octrooigemachtigden, bedoeld in artikel 23d;
plantenras: een ras als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L 227);
proeve van bekwaamheid: proeve van bekwaamheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255);
Samenwerkingsverdrag: het op 19 juni 1970 te Washington tot stand gekomen Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (Trb. 1973, 20);
Verdrag inzake octrooirecht: het op 1 juli 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120).
2.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met een Europees octrooi met eenheidswerking: een Europees octrooi als bedoeld in artikel 51a, tweede lid.