Europese Overeenkomst inzake de afschaffing van visa voor vluchtelingen
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 03-09-1960
- Bronpublicatie:
20-04-1959, Trb. 1959, 153 (uitgifte: 19-10-1959, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-09-1960
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-09-1960, Trb. 1960, 111 (uitgifte: 01-01-1960, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
1.
Rechtmatig op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij verblijvende vluchtelingen zijn, krachtens de bepalingen van deze Overeenkomst en onder voorbehoud van wederkerigheid, vrijgesteld van de verplichting zich te voorzien van visa voor het binnenreizen of het verlaten van het grondgebied van een andere Partij, over welke grens dan ook, mits:
- (a)
zij in het bezit zijn van een geldig reisdocument afgegeven door de autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied zij rechtmatig verblijven, overeenkomstig het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951 of de Overeenkomst inzake de afgifte van een reisdocument aan vluchtelingen van 15 oktober 1946;
- (b)
hun bezoek niet langer duurt dan drie maanden.
2.
Er kan een visum worden gevorderd voor een verblijf van langer dan drie maanden of voor inreis met het oogmerk winstgevende arbeid op het grondgebied van een andere Overeenkomstsluitende Partij te gaan verrichten.