CRvB, 08-05-2013, nr. 12-2397 WIA-W2
ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9815
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
08-05-2013
- Zaaknummer
12-2397 WIA-W2
- LJN
BZ9815
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9815, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 08‑05‑2013; (Wraking)
Uitspraak 08‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Afwijzing verzoeken om wraking van mrs. Heijs, van de Griend en Hillen. Dat sprake zou zijn van partijdigheid aan de zijde van mr. van der Griend en mr. Hillen is niet gebleken. De beslissing van mr. Heijs om de gemachtigde van het Uwv niet te verzoeken de zittingszaal te verlaten, is een procedurele beslissing. De impliciete weigering van de Raad om een kopie van een compact disc te verstrekken, waarop de verhandeling ter zitting van de wrakingskamer van 26 februari 2013 is opgenomen, is, zo een dergelijke gegevensdrager al voorhanden zou zijn, eveneens als een procedurele beslissing van de behandelende rechters aan te merken.
Partij(en)
12/2397 WIA-W2
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gedaan door
[A. te B.] (verzoeker)
Datum uitspraak 8 mei 2013.
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
- 12.
maart 2012, 10/1748, in het geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Voor de aanvang van het onderzoek ter zitting op 15 februari 2013 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter mr. J.W. Schuttel. De behandeling van dat wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 februari 2013. Op 27 februari 2013 heeft verzoeker een klacht ingediend bij de president van de Raad inhoudende dat hij de reactie van mr. Schuttel pas na de zitting heeft ontvangen. Om die reden heeft de wrakingskamer besloten het onderzoek te heropenen en verzoeker in de gelegenheid te stellen op de brief van mr. Schuttel te reageren. Ook is gevraagd om toestemming om de zaak zonder een nadere zitting af te doen. Verzoeker heeft die toestemming niet gegeven.
Bij brief van 11 maart 2013 heeft verzoeker, voordat een uitnodiging voor een nieuwe zitting was verzonden, de voorzitter van de wrakingskamer, mr. E.J.M. Heijs, gewraakt. De wrakingskamer van de Raad heeft het verzoek bij beslissing van 2 april 2013 afgewezen.
De behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Schuttel zou ter zitting van 15 april 2013 worden voortgezet. Voorafgaand aan die zitting heeft verzoeker twee leden van de wrakingskamer, mr. B.M. van de Griend en mr. M. Hillen, gewraakt. Nadien heeft verzoeker opnieuw mr. Heijs gewraakt. Zij hebben schriftelijk meegedeeld niet in de wraking te berusten en niet ter zitting te verschijnen.
Voorafgaand aan de behandeling ter zitting van de wrakingsverzoeken heeft verzoeker de voorzitter en een lid van de wrakingskamer, mr. A. Beuker-Tilstra en mr. M. Greebe, gewraakt.
De behandeling ter zitting van alle wrakingsverzoeken heeft plaatsgevonden op 25 april 2013. Verzoeker is verschenen. Mrs. Heijs, Van de Griend en Hillen en het Uwv zijn ter zitting niet verschenen, zoals tevoren was aangekondigd.
OVERWEGINGEN
- 1.
De Raad bespreekt eerst het verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer, mr. Beuker-Tilstra en mr. Greebe, en daarna het verzoek tot wraking van mr. Heijs, mr. van de Griend en mr. Hillen.
- 1.1.
Ter zitting van 25 april 2013 heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan en het verzoek om wraking van mr. Beuker-Tilstra en mr. Greebe afgewezen. Daartoe is als volgt overwogen.
- 1.2.
In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
- 1.3.
Aan het verzoek om wraking van de rechters die zitting hebben in de wrakingkamer zijn geen op de persoon van die rechters betrekking hebbende feiten en omstandigheden naar voren gebracht waarin een bezwaar zou zijn gelegen tegen behandeling van het wrakingsverzoek door die rechters.
- 1.4.
Wraking van een wrakingskamer is alleen mogelijk in uitzonderlijke situaties waarin de persoon van de rechter aan behandeling van een wrakingsverzoek door die rechter in de weg staat. De rechters van de wrakingskamer zijn als met rechtspraak belaste leden werkzaam bij de Centrale Raad van Beroep en daarmee bevoegd alle zaken die bij de Raad aanhangig zijn te behandelen. Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd vormt geen bijzondere omstandigheid waarin een bezwaar kan zijn gelegen tegen behandeling van het wrakingsverzoek van 24 april 2013. Dat deze rechters een eerder wrakingsverzoek van verzoeker hebben behandeld is geen reden om vooringenomenheid aan te nemen.
- 1.5.
Dat sprake zou zijn van een schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is niet gebleken en is bovendien geen grond die ziet op de persoon van de rechters van de wrakingskamer. Ook deze grond leidt niet tot toewijzing van het verzoek tot wraking.
- 1.6.
Ten slotte ziet de wrakingskamer aanleiding om met gebruikmaking van de hem in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid, te bepalen dat een volgend verzoek om wraking van één of meer van de behandelend rechters in deze hoger beroepszaak van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen.
- 2.1.
Ter onderbouwing van het verzoek tot wraking van mr. van de Griend en mr. Hillen heeft verzoeker naar voren gebracht dat zij er getuige van zijn geweest dat, zoals verzoeker eerder ook heeft betoogd, mr. Heijs ter zitting van 26 februari 2013 heeft gezegd dat hij met mr. Schuttel over het wrakingsverzoek heeft gesproken. Omdat zij niet hebben ingegrepen en zelfs hebben weggekeken, meent verzoeker dat zij niet onpartijdig zijn. Ter zitting van 25 april 2013 heeft verzoeker nog aangevoerd dat de reacties van mr. van de Griend en mr. Hillen niet zijn ondertekend, zodat daaraan geen waarde kan worden toegekend.
- 2.2.
Ter zake van het verzoek om wraking van mr. Heijs heeft verzoeker naar voren gebracht dat mr. Heijs tijdens de vorige wrakingszitting ten onrechte de gemachtigde van het Uwv in de zittingszaal heeft laten plaatsnemen in plaats van hem te verzoeken de zaal te verlaten.
Mr. Heijs heeft daarmee laten zien dat er een solidariteit is tussen de rechter en het Uwv. Dit blijkt ook weer uit de gang van zaken bij het proces-verbaal van de zitting van 15 april 2013. Dit is ten onrechte niet door mr. Heijs ondertekend.
- 3.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
- 3.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Het wrakingsverzoek moet het betrokken lid of leden van het rechterlijk college betreffen. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010,
- 3.2.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij het niet eens is met het feit dat de wrakingszaken hetzelfde nummer hebben als de bodemzaak. Deze grond raakt echter niet de persoon van de rechter, maar betreft de interne organisatie van de Raad.
- 3.3.
Dat sprake zou zijn van partijdigheid aan de zijde van mr. van der Griend en mr. Hillen is niet gebleken. In de wrakingsbeslissing van 2 april 2013 is reeds geoordeeld dat niet is gebleken van een mondeling contact tussen mr. Heijs en mr. Schuttel. Mede daarom is het vorige verzoek om wraking van mr. Heijs afgewezen. Dit heeft als gevolg dat een mogelijke reactie van voornoemde rechters ter zitting op dit punt evenmin kan leiden tot toewijzing van dit verzoek tot wraking.
- 3.4.
Het gegeven dat mr. van de Griend en mr. Hillen geen handtekening hebben gezet onder hun via de e-mail verzonden reactie op het verzoek tot wraking, maakt dit niet anders. Niet alleen kan deze grond ingevolge artikel 8:16 van de Awb al buiten beschouwing worden gelaten nu deze eerst ter zitting is aangevoerd, maar er is ook nog eens geen enkele reden voor het oordeel dat deze reacties niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek zouden mogen worden betrokken. De Raad volgt verzoeker daarin dus niet.
- 3.5.
Ook het tweede verzoek tot wraking van mr. Heijs kan niet slagen. De beslissing van mr. Heijs om de gemachtigde van het Uwv niet te verzoeken de zittingszaal te verlaten, is een procedurele beslissing. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 3 december 2010, LJN BO6452) is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en kunnen deze beslissingen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissing blijkt van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft genomen. De omstandigheid dat mr. Heijs mogelijk geen gehoor zou hebben gegeven aan het verzoek om met gesloten deuren te worden gehoord over het wrakingsverzoek, vormt geen zwaarwegende aanwijzing dat hij jegens verzoeker vooringenomen is. Daarbij komt dat de zittingen bij de Raad openbaar zijn. Bovendien is het Uwv ook partij in de WIA-zaak van verzoeker. Er was dan ook geen reden om de gemachtigde van het Uwv te verzoeken de zittingszaal te verlaten.
- 3.6.
De impliciete weigering van de Raad om een kopie van een compact disc te verstrekken, waarop de verhandeling ter zitting van de wrakingskamer van 26 februari 2013 is opgenomen, is, zo een dergelijke gegevensdrager al voorhanden zou zijn, eveneens als een procedurele beslissing van de behandelende rechters aan te merken. Die grond kan evenmin leiden tot een positief oordeel op het wrakingsverzoek.
- 3.7.
Wat verzoeker verder nog heeft aangevoerd om zijn verzoeken tot wraking te onderbouwen, betreft evenmin de persoon van de behandelende rechters en geeft ook geen enkel aanknopingspunt voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou zijn geweest.
- 3.8.
De overwegingen 3.1 tot en met 3.6 leiden tot de conclusie dat de verzoeken om wraking van mrs. Heijs, van de Griend en Hillen moeten worden afgewezen.
- 4.
De wrakingskamer ziet aanleiding om met gebruikmaking van de hem in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid, te bepalen dat een volgend verzoek om wraking van een of meer van de behandelend rechters in deze hoger beroepszaak van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen.
- 5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- -
wijst de verzoeken om wraking af;
- -
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van de behandelende rechters in deze hoger
beroepszaak van verzoeker niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en M. Greebe en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) P.J.M. Crombach
HD