Einde inhoudsopgave
Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds
Artikel 29
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1998
- Bronpublicatie:
28-11-1994, Trb. 1995, 71 (uitgifte: 14-03-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-07-1998, Trb. 1998, 171 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1
a.
De Gemeenschap en haar Lid-Staten kennen voor de vestiging van Moldavische vennootschappen op hun grondgebied geen minder gunstige behandeling toe dan die welke zij aan vennootschappen uit enig derde land toekennen, overeenkomstig hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
b.
Onverminderd de in bijlage IV genoemde voorbehouden kennen de Gemeenschap en haar Lid-Staten de op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen van Moldavische vennootschappen, wat de werking daarvan betreft, geen minder gunstige behandeling toe dan die welke zij aan enige vennootschap uit de Gemeenschap toekennen, overeenkomstig hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
c.
De Gemeenschap en haar Lid-Staten kennen de op hun grondgebied gevestigde filialen van Moldavische vennootschappen, wat de werking daarvan betreft, geen minder gunstige behandeling toe dan die welke zij aan filialen van vennootschappen uit enig derde land toekennen, overeenkomstig hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
2
a.
Onverminderd de in bijlage V genoemde voorbehouden kent de Republiek Moldavië voor de vestiging van vennootschappen uit de Gemeenschap op zijn grondgebied geen minder gunstige behandeling toe dan de meest voordelige behandeling die het aan zijn eigen vennootschappen of aan vennootschappen uit enig derde land toekent, overeenkomstig zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
b.
De Republiek Moldavië kent de op zijn grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap, wat de werking daarvan betreft, geen minder gunstige behandeling toe dan de meest voordelige behandeling die het aan zijn eigen vennootschappen of filialen respectievelijk aan vennootschappen of filialen uit enig derde land toekent, overeenkomstig zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
3.
De bepalingen van de leden 1 en 2 mogen door de op het grondgebied van een Partij gevestigde dochterondernemingen van vennootschappen uit de andere Partij niet worden gebruikt om de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van de eerstgenoemde Partij in verband met de toegang tot specifieke sectoren of activiteiten te omzeilen.
Aan vennootschappen die op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst in de Gemeenschap of in de Republiek Moldavië gevestigd zijn, wordt de in de leden 1 en 2 bedoelde behandeling toegekend met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst en aan vennootschappen die zich na deze datum in de Gemeenschap of in de Republiek Moldavië vestigen, met ingang van de datum van vestiging.