Hof Amsterdam, 25-09-2012, nr. 23-000372-11
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX8201
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
25-09-2012
- Zaaknummer
23-000372-11
- LJN
BX8201
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX8201, Uitspraak, Hof Amsterdam, 25‑09‑2012; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ5846
Uitspraak 25‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Verwerping van verweren inzake niet-ontvankelijkheid en bewijsuitsluiting. Gemotiveerde vrijspraak inzake het herhaald inrijden op een motoragent. Onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het medeplegen van de diefstal en het vervoer van ongeveer 200 kilo hasj en heling van een auto.
Partij(en)
parketnummer: 23-000372-11
datum uitspraak: 25 september 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-670891-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
adres: Jensemaheerd 28, [woonplaats].
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair en 5 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 januari 2011 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 17 januari 2012 en 11 september 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
onder 1:
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 te Maarssen of Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [verbalisant] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (na kalm beraad en rustig overleg), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een auto met (relatief) hoge snelheid achteruit rijdend op die [verbalisant] - die toen en daar was gezeten op een dienstmotor - is ingereden, althans met (relatief) hoge snelheid achteruit rijdend in de richting van die [verbalisant] - die toen en daar was gezeten op een dienstmotor - is gereden;
onder 2 primair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 te Maarssen of Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachte rade) [verbalisant] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (na kalm beraad en rustig overleg), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een auto met (relatief) hoge snelheid op die [verbalisant] - die toen en daar was gezeten op een dienstmotor - is ingereden, althans met (relatief) hoge snelheid in de richting van die [verbalisant] - die toen en daar was gezeten op een dienstmotor - is gereden;
onder 2 subsidiair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 te Maarssen of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [verbalisant] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk dreigend met een auto met (relatief) hoge snelheid in de richting van die [verbalisant] - die toen en daar was gezeten op een dienstmotor - gereden;
onder 3 primair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 te Maarssen en/of Utrecht en/of op de snelweg A2 tussen Amsterdam en Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [verbalisant] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een auto met (ongeveer) 215 kilometer per uur, in elk geval met een hoge snelheid, over de snelweg A2 heeft gereden, waarna hij verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) vanuit die rijdende auto pakketten/plakken hash heeft/hebben gegooid, terwijl die [verbalisant] met zijn dienstmotor met in werking zijnde flitslampen en met nagenoeg dezelfde snelheid (kort) achter die auto aanreed;
onder 3 subsidiair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 te Amsterdam en/of Utrecht en/of Maarssen, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de snelweg A2 tussen Amsterdam en Utrecht, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [verbalisant], welk geweld bestond uit het - vanuit een met een snelheid van ongeveer 215 kilometer per uur rijdende auto - gooien van pakketten/plakken hash naar, althans in de richting van die [verbalisant] die met zijn dienstmotor (kort) achter die auto reed;
onder 3 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 te Amsterdam en/of Maarssen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [verbalisant] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s), terwijl hij en/of zijn mededader(s) met een auto met een snelheid van ongeveer 215 kilometer per uur, in elk geval met een hoge snelheid, reed en die [verbalisant] op zijn dienstmotor (kort) achter hem reed, pakketten/plakken hash uit die auto gegooid;
onder 4:
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 te Amsterdam en/of Maarssen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad 193,65 kilo hashish, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
onder 5:
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 te Amsterdam en/of Maarssen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Steyr Mannlicher, kaliber 9x19 mm, en/of munitie van categorie III, te weten, 7, in elk geval een aantal patronen, kaliber 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad;
onder 6:
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto (een Mercedes) heeft weggenomen een of meer doos/dozen en/of een of meer pakken/plakken hash, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Z. el M. ] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een ruit van die auto,
welke diefstal werd gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [verbalisant] met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) in het door verdachte en/of diens mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend (zakelijk weergegeven) een of meermalen (in - de gemeente - Utrecht op de Haarrijnse Rading en/of de Salvador Dalistraat) met een auto (met - gelet op de verkeerssituatie ter plaatse - hoge althans aanmerkelijke snelheid) inrijden op die (op zijn dienstmotor rijdende of zittende) [verbalisant];
onder 7 primair:
hij op of omstreeks 24 augustus 2010 te Deventer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk Audi), geheel of ten dele toebehorend aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat auto heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking en/of een valse sleutel;
onder 7 subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 augustus 2010 tot en met 11 oktober 2010 te Deventer en/of Amsterdam en/of Maarssen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto (merk Audi) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Inleiding
De hierna als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn, voor zover niet anders aangegeven, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
In de onderhavige zaak gaat het om vier verdachten, te weten [N.A.], [M.R.], [verdachte] en [F.G.]. Voorts speelt een rol de getuige/aangever [verbalisant]. Voor de leesbaarheid zal het hof de verdachten [N.A.] en [F.G.] en de getuige/aangever [verbalisant] zoveel mogelijk aanduiden bij hun achternaam. De verdachten [M.R.] en [verdachte] zullen zoveel mogelijk met hun voorletter en achternaam worden aangeduid.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de het onder 1, 2 subsidiair, 4, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde.
Hij heeft hiertoe in aanvulling op de overwegingen van de rechtbank in haar vonnis - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
Op grond van het aanvullend (rijksrecherche-)onderzoek is voldoende aannemelijk geworden dat [verbalisant] zich moet hebben vergist in de exacte plaats van de schietpartij op de Haarrijnse Rading, het aantal malen dat hij over de Haarrijnse Rading heeft gereden en de volgorde waarin de door hem genoemde schietincidenten hebben plaatsgevonden.
Dit laat evenwel onverlet dat er een schietincident heeft plaatsgevonden op de Haarrijnse Rading. Steun hiervoor kan worden gevonden in het plaatsbepalingssysteem, waaruit blijkt dat de motor van [verbalisant] op de Haarrijnse Rading is gestopt (van 12.32.02 uur tot 12.32.19 uur). Daarvoor kan geen andere logische verklaring worden gegeven dan dat hij toen heeft geschoten. Daar komt bij dat uit NFI-onderzoek is gebleken dat de kogelrest in de schoenzool van [F.G.] afkomstig is uit het dienstwapen van [verbalisant] en dat het - gelet op het microsporenonderzoek aan de kogel - waarschijnlijker is dat [verbalisant] die kogel op de Haarrijnse Rading heeft afgeschoten dan op de Salvador Dalistraat. Ten slotte is van belang dat de geluidsregistraties van het mobilofoonverkeer en hetgeen ten aanzien van het schietincident in de Salvador Dalistraat passen bij de door [verbalisant] gegeven lezing van de gebeurtenissen.
Ten aanzien van het medeplegen heeft de advocaat-generaal nog gewezen op:
- -
de inwisselbaarheid van de rollen van de vier verdachten;
- -
het niet ingrijpen dan wel distantiëren van het agressieve vluchtgedrag, terwijl dat geboden was: enkel stop zeggen is niet voldoende en het vluchtgedrag is tot het einde voortgezet. Ook speelt een rol dat het leven van [verbalisant] al eerder in de waag is gesteld door op de A2 voorwerpen uit die rijdende Audi te gooien);
- -
het gemeenschappelijke doel dat de verdachten hadden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de gehele strafvervolging van [verdachte].
De raadsman heeft daartoe - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is onomwonden komen vast te staan dat [verbalisant] niet naar waarheid heeft verklaard over hetgeen op 11 oktober 2010 is voorgevallen. Hoe kan het anders dat er volgens [verbalisant] eerst een waarschuwingsschot is gelost bij de Salvador Dalistraat en hij daarna gericht heeft geschoten, terwijl de plaatsbepalinggegevens, verklaringen van andere verbalisanten en technisch onderzoek uitwijzen dat het anders - of moet de conclusie worden getrokken: helemaal niet - is gebeurd. Daarbij is van belang dat de veroordeling in eerste aanleg vrijwel volledig is gestoeld op de verklaringen van [verbalisant]. Aan de tegenstrijdigheden en kennelijke leugens in de verklaringen van [verbalisant] kunnen geen andere consequenties worden verbonden dan de niet-ontvankelijkheidverklaring van het openbaar ministerie.
Oordeel van het hof
Niet-ontvankelijkheid in de strafvervolging ten aanzien van alle feiten
Voor zover de raadsman heeft bepleit - kort gezegd - dat het handelen van [verbalisant] gevolgen dient te hebben voor alle ten laste gelegde feiten, treft dit verweer geen doel.
Zonder nadere motivering, die niet is gegeven, vermag het hof niet in te zien waarom eventuele onregelmatigheden in het opsporingsonderzoek betreffende het onder 1 en 2 ten laste gelegde het door de raadsman bepleite gevolg voor de vervolging van andere feiten zou moeten hebben. Te minder daar de verdachte door de rechtbank is vrijgesproken voor de feiten 3 en 5, de bewezenverklaring voor de feiten 4, 6 en 7 subsidiair niet is gestoeld op de verklaringen/aangifte van [verbalisant] en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft erkend zich aan het door de rechtbank onder 4, 6 en 7 subsidiair bewezen verklaarde, schuldig te hebben gemaakt.
Niet-ontvankelijkheid in de strafvervolging ten aanzien van de feiten 1 en 2
Voor zover de raadsman de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft bepleit, overweegt het hof als volgt.
[verbalisant] heeft op 11 oktober 2010 aangifte gedaan van herhaalde pogingen tot doodslag/moord (dossierpagina 001 e.v.). Op 14 oktober 2010 heeft hij ter zake een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt (dossierpagina 159 e.v.). Vervolgens is hij op 1 juli 2011 ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord. Naar aanleiding daarvan is hij op 3 november 2011 door de Rijksrecherche als getuige gehoord (onderzoek Auckland), waarna hij op 17 januari 2012 wederom als getuige ter terechtzitting in hoger beroep is gehoord.
Het hof stelt vast dat voornoemde verklaringen van [verbalisant] in de kern eensluidend zijn. [verbalisant] heeft telkens verklaard dat er eerst een incident heeft plaatsgevonden in de Salvador Dalistraat. Daarbij is de Audi, met daarin de vier verdachten, recht op hem afgereden en heeft hij, ter afwending van de dreiging te worden aangereden, een waarschuwingsschot (in de lucht) gelost. Daarna heeft zich een incident op de Haarrijnse Rading voorgedaan. Daarbij is de Audi achteruitrijdend op [verbalisant] ingereden, waardoor hij aldaar, ter afwending van het gevaar, tweemaal gericht (laag) op de Audi heeft geschoten.
Zijn verklaringen komen onderling slechts op één relevant punt niet overeen. [verbalisant] heeft in de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen verklaard tijdens de achtervolging in totaal drie keer over de Haarrijnse Rading te hebben gereden, terwijl hij op 1 juli 2011 ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard in het totaal vijf keer over de Haarrijnse Rading te hebben gereden.
Laatstgenoemde verklaring heeft ertoe geleid dat nader forensisch en technisch onderzoek is verricht naar het gebeurde op 11 oktober 2010, waaronder onderzoek naar de plaatsbepalinggegevens van de motorfiets van [verbalisant] (onderzoek Auckland, pagina 21 e.v.). Dit onderzoek heeft uitgewezen dat het eerste stopmoment - anders dan [verbalisant] steeds heeft verklaard - heeft plaatsgevonden op de Haarrijnse Rading om 12:32:02 uur en het tweede stopmoment op de Salvador Dalistraat om 12:33:39 uur.
[verbalisant] heeft, geconfronteerd met deze onderzoeksgegevens, op 3 november 2011 verklaard dat hij die twee momenten met elkaar moet hebben verward. Het hof leest in die verklaring dat [verbalisant] zich realiseert dat zijn herinneringen aan het gebeurde niet overeenkomen met voornoemde objectieve onderzoeksgegevens. Het hof leest hierin niet het terzijde stellen van zijn eerdere verklaringen door [verbalisant].
Wat daarvan ook zij, het voorgaande rechtvaardigt, naar het oordeel van het hof, wel de conclusie dat de verklaringen van [verbalisant] - hoe eensluidend ook - op onderdelen worden weerlegd door objectief bewijsmateriaal en dat die verklaringen aldus, in ieder geval op onderdelen, onjuist zijn.
Dan rijst de vraag of kan (of moet) worden gezegd dat daarmee doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van de zaak tekort is gedaan, zoals door de raadsman is gesteld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Gebleken is dat [verbalisant] melding heeft gemaakt van het bestaan van het plaatsbepalingsysteem op zijn dienstmotor en dat hij ter terechtzitting in hoger beroep de ter zake relevante afbeeldingen heeft overgelegd. Dat hierbij sprake zou zijn geweest van enig boos opzet van de kant van [verbalisant] is niet gebleken. Integendeel, de door hem verstrekte gegevens ondermijnen zijn weergave van het voorgevallene. Zo bij [verbalisant] sprake zou zijn geweest van boos opzet, had het voor de hand gelegen dat hij bedoelde informatie voor zichzelf zou hebben gehouden en ter zake juist geen openheid van zaken zou hebben betracht. Bovendien is uit de rechtspsychologie bekend dat aan het menselijk geheugen eigen is, dat door verschillende oorzaken fouten kunnen optreden in herinneringen en dat herinneringen bij herhaalde reproductie verschillen kunnen gaan vertonen, zonder dat de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Bij die stand van zaken kan hetgeen door de verdediging is aangevoerd op zichzelf niet leiden tot de bepleite niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie. Het verweer wordt in zoverre verworpen.
Bewijsuitsluiting
De raadsman heeft bewijsuitsluiting bepleit van de verklaringen van [verbalisant] omdat hij niet naar waarheid heeft verklaard over het gebeurde op 11 oktober 2010.
Voor zover de raadsman heeft bepleit dat de verklaringen van [verbalisant], gelet op de kennelijke leugenachtigheid ervan, van het bewijs moeten worden uitgesloten, gaat het hof hieraan voorbij.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is - naar het oordeel van het hof - geen sprake van zodanig wisselende verklaringen dat deze verklaringen moeten worden bestempeld als kennelijk leugenachtig en bedoeld om de waarheid te verbloemen. Voor het uitsluiten van de desbetreffende verklaringen op deze grond, is dan ook geen plaats.
Voor zover de raadsman heeft bepleit dat de verklaringen van [verbalisant], gelet op de onbetrouwbaarheid ervan, van het bewijs moeten worden uitgesloten, gaat het hof hier eveneens aan voorbij.
Hoewel vaststaat dat onderdelen van de verklaringen van [verbalisant] onjuist zijn, brengt dit niet mee dat daarom alle onderdelen van die verklaringen en dus de desbetreffende verklaringen in hun geheel, terzijde moeten worden gesteld. Voor zover onderdelen in die verklaringen ondersteuning vinden in onderdelen van andere verklaringen of ander bewijsmateriaal acht het hof het verantwoord daaruit bewijs te putten. Het spreekt voor zich dat het hof met behoedzaamheid gebruik zal maken van de in deze zaak afgelegde (onderdelen van) verklaringen.
Vrijspraak
Feiten 1 en 2
[verbalisant] heeft meermalen verklaard dat de verdachten - kort gezegd - twee keer, namelijk op de Haarrijnse Rading en op de Salvador Dalistraat, met een auto op hem zijn ingereden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Hoewel op grond van artikel 344 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar voldoende bewijs kan vormen van ten laste gelegde feiten, zal het hof deze bijzondere bewijskracht niet toekennen aan het proces-verbaal van [verbalisant] met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Hij heeft het door hem gerelateerde immers niet waargenomen als objectieve verbalisant, maar mede als slachtoffer van de door hem ervaren dreigingen. De fysieke en psychische effecten die van die dreigingen en de voorafgaande achtervolging met hoge snelheid van de verdachten door [verbalisant] het gevolg kunnen zijn geweest, kunnen zeer wel leiden tot objectief beschouwd foute of vertekende waarnemingen en/of herinneringen als hiervoor aan de orde zijn geweest.
Haarrijnse Rading
De Haarrijnse Rading vormt een verbindingsweg tussen de Zuilense Ring en de Utrechtseweg en bestaat uit een tweebaansweg in de richting van de Utrechtseweg en een tweebaansweg in de richting van de Zuilense Ring. Deze wegen worden van elkaar gescheiden door een brede zachte middenberm.
[verbalisant] heeft verklaard dat de Audi aldaar zijn snelheid opvoerde tot ongeveer 140 kilometer per uur. Vervolgens zag hij de remlichten oplichten. Hij vermoedde dat de auto tot stilstand werd gebracht. Ook [verbalisant] is daarop vol in de remmen gegaan. Hij kan zich nog herinneren dat zijn motor daardoor begon te slingeren. Plotseling zag hij dat de achteruitrijverlichting van de Audi ging branden en dat de auto met hoge snelheid achteruit kwam rijden, recht op hem af. [verbalisant] bevond zich op dat moment aan de linkerzijde van de rijbaan, vlak naast de berm (hij kon zijn motorfiets in de berm laten vallen). Toen de auto vlak bij hem was heeft hij twee keer gericht op de auto geschoten.
Ten aanzien van dit incident is inmiddels gebleken dat het op een ander moment heeft plaatsgevonden dan [verbalisant] steeds heeft verklaard. Uit de plaatsbepalinggegevens van zijn motor blijkt immers dat [verbalisant] eerst stil heeft gestaan op de Haarrijnse Rading en daarna pas op de Salvador Dalistraat. Mede gelet op deze feitelijke onjuistheid acht het hof het slechts verantwoord van deze weergave uit te gaan indien deze voldoende ondersteuning vindt in ander bewijsmateriaal.
Het hof wijst in dit verband op de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachten hebben ontkend aldaar, achteruitrijdend, op [verbalisant] te hebben ingereden. Er zijn geen getuigen van het incident. De andere politie-eenheden hebben [verbalisant] en de Audi pas later in het vizier gekregen. Door het ontbreken van een gedegen onderzoek op de locatie kort na het incident zijn geen remsporen aangetroffen dan wel onderzocht. Evenmin is de plek waar [verbalisant] zijn motor heeft laten vallen, onderzocht. Uit de transcripties van de meldkamergesprekken (onderzoek Auckland, pagina's 36 e.v., 46 e.v. en 177 e.v.) blijkt niet dat [verbalisant] heeft doorgegeven dat hij twee keer gericht op de Audi heeft geschoten. En hoewel meermalen in de middenberm naar de hulzen is gezocht, zijn deze niet gevonden.
Ook technisch onderzoek biedt in dit geval weinig soelaas.
Een ondersteuning voor het relaas van [verbalisant] zou kunnen worden gevonden in het NFI-onderzoek van 5 juli 2012 naar de op de kogel (in de hak van [F.G.]) aangetroffen microsporen, waarin het waarschijnlijker is geacht dat de sporen afkomstig zijn van asfalt, zoals bemonsterd op de Haarrrijnse Rading, dan van een straatklinker, zoals bemonsterd op de Salvador Dalistraat. Gelet op de gebezigde waarschijnlijkheidsgradatie acht het hof deze bevindingen op zich zelf onvoldoende om van de juistheid van het relaas van [verbalisant] over dit incident uit te kunnen gaan.
Voor de goede orde wijst het hof nog op het NFI-rapport van 4 juli naar de positie en hoogte die [verbalisant] op de Haarijnse Rading heeft ingenomen ten opzichte van die Audi tijdens het schietincident. Daaruit blijkt dat de afstand tussen [verbalisant] en de Audi op het moment van schieten ongeveer 7 meter was, waarbij [verbalisant] zich haaks op de auto bevond. Het hof leidt hieruit af dat de Audi langs [verbalisant] is gereden (achteruit dan wel vooruit rijdend) en vindt in dit rapport aldus geen ondersteuning van [verbalisant] verklaring dat de Audi (in eerste instantie) recht op hem af is gereden.
Gelet op al het voorgaande, is het hof van oordeel dat de weergave van [verbalisant] van het voorgevallene, zonder af te willen doen aan het gevoelen van [verbalisant], die op dat moment al enige tijd bezig was met een wilde achtervolging, waarbij hoge snelheden werden bereikt, hetgeen zijn perceptie van het gebeuren kan hebben beïnvloed, op zich zelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Salvador Dalistraat
De Salvador Dalistraat betreft een 'normale' weg in een nieuwbouwwijk met aan twee kanten parkeervakken. [verbalisant] bevond zich - zo leidt het hof af uit zijn verklaring en het proces-verbaal sporenonderzoek op pagina 173 e.v. - ten tijde van het schietincident op een (licht verhoogde) stoep ter hoogte van een lantaarnpaal, haaks op de weg. Het voorwiel van zijn motor stond bijna op de weg (het hof begrijpt: van het parkeervak). Kijkend naar de weg bevonden zich rechts van hem in een parkeervak een perkje met een boom en links van hem eveneens in een parkeervak twee vaste afstortpunten voor huisvuil. Rechtsachter hem bevond zich een muurtje en linksachter hem een elektriciteitsmeterkast.
Zonder ook hier af te willen doen aan het gevoelen van [verbalisant], die op dat moment niet alleen al enige tijd bezig was met een wilde achtervolging, waarbij hoge snelheden werden bereikt, doch tevens gevolgd door een mogelijk eerder schietincident, acht het hof het gelet op de plek waar [verbalisant] zich bevond en gegeven de feitelijke situatie aldaar onvoldoende aannemelijk dat de Audi daadwerkelijk op hem is ingereden (met het opzet om [verbalisant] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen), dan wel dat daarmee is gedreigd. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Gelet op de hiervoor gegeven beslissing ten aanzien van de feiten 1 en 2, behoeft hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen geen nadere bespreking.
Feit 7 primair
De stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden geen aanknopingspunten voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van de Audi in de nacht van 23 op 24 augustus 2010, zoals onder 7 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Redengevende feiten en omstandigheden
- A.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 11 september 2011.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb de feiten 4, 6 en 7 gepleegd, zoals deze door de rechtbank bewezen zijn verklaard.
- B.
Het hof verenigt zich voorts met de redengevende feiten en omstandigheden, zoals weergegeven onder 3.1 (vanaf pagina 4) in het vonnis waarvan beroep van 25 januari 2011 voor zover het de navolgende alinea's betreft en neemt deze over, zoals hieronder weergegeven:
- 3.1.2.
In de periode van 23 tot en met 24 augustus 2010 werd in Deventer een grijze Audi met kenteken [[...]] gestolen. De Audi behoort toe aan [bedrijf]
- 3.1.3.
In de periode van 10 oktober tot en met 11 oktober 2010 werden te Utrecht van de auto van de heer [M.M.] twee kentekenplaten met nummer [[...]] gestolen.
- 3.1.4.
Op 11 oktober 2010 omstreeks 12.15 uur bevonden [getuige 1] en [getuige 2] zich in de directe nabijheid van het parkeerterrein van Waternet, gemaal Zeeburg te Amsterdam. Zij hoorden glas breken en hoorden een autoalarm afgaan. Zij zagen vier mannen met bivakmutsen kartonnen verhuisdozen uit een zwarte auto halen en overladen in een grijze Audi. Zij zagen de vier mannen met bivakmutsen instappen in de Audi en wegrijden.
- 3.1.5.
Op de bijrijderstoel van de zwarte auto, een Mercedes-Benz, stond een verhuisdoos met meerdere met bruin tape omwikkelde rechthoekige pakketten. Na onderzoek bleek het te gaan om hasj.
- 3.1.6.
Op 11 oktober 2010 was [verbalisant], in burger gekleed en op een onopvallende politiemotor gezeten, belast met snelheidscontrole. Hij bevond zich om 12.25 uur op de Rijksweg A2 ter hoogte van hectometerpaal 40.6 toen hij een Audi met het kenteken [[...]] met een snelheid van 159 kilometer per uur zag langsrijden, terwijl ter plaatse een maximale snelheid gold van 100 kilometer per uur. [verbalisant] heeft daarop de achtervolging ingezet.
- 3.1.9.
Tijdens de achtervolging zijn diverse pakketten vanuit de rechterzijde van de Audi naar buiten gegooid. Op de Stadsbaan Noord te Utrecht en op het stuk vanaf de Terwijdesingel tot aan de Verlengde Vleutenseweg te Utrecht werden pakketten aangetroffen in de berm. Na onderzoek aan de op de openbare weg aangetroffen pakketten bleek het te gaan om in totaal 48,65 kilogram hasj (27,1 kilogram + 7,52 kilogram + 5,51 kilogram en 8,52 kilogram).
- 3.1.10.
In de omgeving van de Douwe Egberts fabriek te Utrecht is de Audi gecrasht. Een verbalisant heeft waargenomen dat de vier portieren van de auto werden geopend en dat vier donkergeklede mannen uit de Audi stapten en wegrenden. De vier mannen worden korte tijd later in de directe omgeving van de Audi aangehouden.
- 3.1.11.
In (en om) de Audi, met kenteken [[...]] werden meerdere verhuisdozen aangetroffen met daarin met bruin tape omwikkelde rechthoekige pakketten. Na onderzoek bleek het te gaan om 145 kilogram hasj. Het slot van de achterklep van de Audi was verwijderd. En achter de bestuurderstoel wordt een aantal dubbelgevouwen kentekenplaten aangetroffen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onder 4:
hij op 11 oktober 2010 te Amsterdam en Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad 193,65 kilo hasjiesj;
onder 6:
hij op 11 oktober 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto, een Mercedes, heeft weggenomen dozen en pakken/plakken hasj, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op een ruit van die auto.
- 7.
subsidiair:
hij op 11 oktober 2010 te Amsterdam en Utrecht, een auto, merk Audi, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 4, 6 en 7 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen, zoals weergegeven onder A en B, zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 4, 6 en 7 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van medeplegen van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
het onder 7 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 5 ten laste gelegde vrijgesproken en voor het onder 1, 2 subsidiair, 4, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voor het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de rechtbank ook een ontzegging opgelegd van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaar.
De rechtbank heeft voorts toegewezen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot het bedrag van € 500,- onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en heeft de teruggave gelast van de Mercedes aan de rechthebbende.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraken ter zake van het onder 3 en 5 ten laste gelegde en dat hij voor het onder 1, 2 subsidiair, 4, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan de diefstal van ruim 190 kilo hasj. Zij hebben daartoe op klaarlichte dag, gehuld in donkere kleding en bivakmutsen, op het terrein van Waternet (gemaal Zeeburg) in Amsterdam de ruiten van een daar geparkeerde personenauto ingeslagen en verhuisdozen met hasj uit die auto gepakt en in de Audi gezet. Vervolgens zijn zij met een snelheid van bijna 160 kilometer per uur over de A2 richting Utrecht gereden, hetgeen de aandacht heeft getrokken van een daar aanwezige verbalisant belast met verkeerscontrole. De poging van de verbalisant om de bestuurder van de Audi aan te houden in verband met die snelheidsovertreding is uitgemond in een wilde achtervolging door Utrecht en omstreken, waarbij meerdere politie-eenheden waren betrokken. Die achtervolging is alleen tot een einde gekomen omdat de bestuurder de macht over het stuur is verloren, waardoor de auto tegen de middengeleider is gebotst en onbestuurbaar is geworden.
Zelfs toen hebben de verdachten zich nog niet willen overgeven en getracht zich aan aanhouding te onttrekken door zich te verschansen in sloten en bosschages.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zich daarbij geen enkele rekenschap heeft gegeven van het wel en wee van de overige verkeersdeelnemers en dat hij deze situatie zo uit de hand heeft laten lopen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 augustus 2012 is de verdachte eerder ter zake van ernstige strafbare feiten veroordeeld.
Het hof houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee dat de verdachte, nadat op 11 augustus 2011 zijn voorlopige hechtenis in deze zaak voor onbepaalde tijd is geschorst, zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, waarvoor hij inmiddels onherroepelijk is veroordeeld. Anderzijds houdt het hof er rekening mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht thans van toepassing is.
Het door de raadsman gevoerde voorwaardelijke strafmaatverweer ten aanzien van de feiten 1 en 2 kan, gelet op het vorenstaande onbesproken blijven, nu de voorwaarde waaronder het verweer is gedaan niet is vervuld.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Deze straf is (aanzienlijk) lager dan door de advocaat-generaal gevorderd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.
Beslag
Het onderzoek heeft geleid tot de inbeslagneming van een Mercedes Benz, met kenteken [[...]]. Uit het dossier kan worden afgeleid dat de Mercedes Benz toebehoort aan [W.S.] wonende te [woonplaats]. Onduidelijk is wat er nadien met de auto is gebeurd. Voor zover dit nog niet is gedaan, gelast het hof de teruggave van die auto aan de rechthebbende.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 55, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair en 5 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en subsidiair en 7 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4, 6 en 7 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan [W.S.] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Mercedes Benz met kenteken [[...]].
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]
Verklaart de benadeelde partij, [verbalisant], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Heft op het - op 11 augustus 2011 geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de vijftigste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. F.A. Hartsuiker en mr. N. van der Wijngaart, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 september 2012.