RFR 2019/119
Internationale kinderontvoering. Is de Nederlandse rechter bevoegd tot kennisneming van een verzoek tot gedwongen afgifte en teruggeleiden, indien het kind zich bevindt in een niet-verdragsluitende staat?
HR 05-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1085
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
5 juli 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/02124
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS90089:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1085, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑07‑2019
Conclusie, Hoge Raad, 14‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:454, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑04‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑12‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑05‑2018
- Wetingang
Essentie
Internationale kinderontvoering. IPR. Bevoegdheid rechter. Afgifte minderjarige. Ontvankelijkheid cassatieberoep.
Is de Nederlandse rechter bevoegd tot kennisneming van een verzoek tot gedwongen afgifte en teruggeleiden, indien het kind zich bevindt in een niet-verdragsluitende staat? Wat is de reikwijdte van uitsluiting van cassatieberoep?
Samenvatting
De ouders zijn op 29 april 2011 in India, gehuwd. In 2014 is hun dochter geboren. Zij heeft in ieder geval de Nederlandse nationaliteit. De moeder heeft zowel de Nederlandse als de Pakistaanse nationaliteit en de vader de Indiase nationaliteit. De ouders oefenen gezamenlijk gezag uit. De moeder is eind 2014 met haar dochter en een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.