Rb. Limburg, 21-09-2017, nr. 5432036 BM VERZ 16-4331
ECLI:NL:RBLIM:2017:9247
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
21-09-2017
- Zaaknummer
5432036 BM VERZ 16-4331
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2017:9247, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 21‑09‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑09‑2017
Inhoudsindicatie
Kantonrechter ontslaat professioneel bewindvoerder in alle zaken.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zaaknummer: 5432036 BM VERZ 16-4331
BM nummer: BM 376650
Uitspraakdatum: 21 september 2017
Beschikking ex artikel 1:448 lid 2 Burgerlijk Wetboek
In de zaak van:
[bewindvoerder] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. P.J.H.C. Glenz te Landgraaf.
Als belanghebbenden worden in deze zaak aangemerkt:
– de rechthebbende, [rechthebbende] , geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats 2] , [adres] ,
– Parkstad Bewindvoering B.V., gevestigd en kantoor houdende te Heerlen, tijdelijk opvolgend bewindvoerder en deskundige,
– Adactio Bewindvoeringen B.V., gevestigd en kantoor houdende te Kerkrade, tijdelijk opvolgend bewindvoerder en deskundige.
1. Het procesverloop
1.1
Bij beschikking van de kantonrechter van 30 september 2016 is de bewindvoerder in alle zaken waarin hij als zodanig is benoemd en waarin de kantonrechter in de rechtbank Limburg toezicht houdt geschorst.
1.2
Bij beschikking van 12 oktober 2016 heeft de kantonrechter twee tijdelijk opvolgend bewindvoerders benoemd en een onderzoek bevolen waartoe de tijdelijk opvolgend bewindvoerders tevens zijn benoemd tot deskundigen.
1.3.
De deskundigen hebben op 15 maart 2017 resp. 7 april 2017 een rapportage uitgebracht over hun bevindingen.
1.4.
Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft bij beschikking van 1 juni 2017 het door de bewindvoerder tegen de schorsing en de benoeming van de tijdelijk opvolgend bewindvoerders en deskundigen ingestelde hoger beroep afgewezen en de beschikkingen van de kantonrechter bekrachtigd.
1.5.
Op 30 augustus 2017 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn de bewindvoerder, zijn advocaat, en de deskundigen verschenen.
1.6.
De uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
De bewindvoerder is werkzaam geweest als professioneel bewindvoerder. Samen met [naam medevennoot] was hij vennoot in de vennootschap onder firma [handelsnaam] , die is opgericht op 10 februari 2012, en binnen dat verband oefende hij zijn praktijk uit. De bewindvoerder heeft circa 218 bewinden op zijn naam gehad. In een 66-tal daarvan was hij weliswaar de op naam benoemde bewindvoerder, maar werd het beheer feitelijk uitgevoerd door [naam bewindvoerder 1] dan wel [naam bewindvoerder 2] , die eveneens op het kantoor als bewindvoerder werkzaam waren. Op het kantoor was verder nog een drietal personen werkzaam in de administratieve ondersteuning.
2.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de bewindvoerder wegens gewichtige redenen in alle zaken waarin hij is benoemd – en waarin niet [naam bewindvoerder 1] of [naam bewindvoerder 2] het dossier behandelde – dient te worden ontslagen.
2.3.
Op 30 september 2016 heeft medevennoot [naam medevennoot] aan een medewerker van de griffie van het Team Toezicht telefonisch meegedeeld dat de bewindvoerder doende was gelden van rekeningen van vermogende rechthebbenden over te boeken naar rekeningen van minder vermogende rechthebbenden, allen onder bewind gesteld bij de bewindvoerder. Het zou gaan om honderden transacties en om tienduizenden euro’s, waarbij het de bedoeling zou zijn geweest om de saldi van rechthebbenden die tekorten hebben aan te vullen teneinde daarmee hun financiële problemen op te lossen. [naam medevennoot] deelde in het telefoongesprek mee dat het hier naar zijn indruk om het topje van een ijsberg zou gaan. [naam medevennoot] heeft aan de kantonrechter schermafdrukken gestuurd van deze transacties tussen de rekeningen van verschillende rechthebbenden (hierna: de carrouselbetalingen).
2.4.
Bij beschikking van 30 september 2016 heeft de kantonrechter de bewindvoerder met onmiddellijke ingang geschorst in alle zaken waarin hij is benoemd tot bewindvoerder en waarin de kantonrechter van de rechtbank Limburg toezicht houdt. Op 10 oktober 2016 heeft de kantonrechter naar aanleiding hiervan de bewindvoerder gehoord.
2.5.
Bij beschikking van 12 oktober 2016 heeft de kantonrechter de schorsing gehandhaafd en een tweetal tijdelijk opvolgend bewindvoerders benoemd alsmede de tijdelijk opvolgend bewindvoerders tot deskundigen benoemd en een onderzoek bevolen ter beantwoording van de vraag of door de bewindvoerder is gehandeld als redelijk bekwaam en redelijk handelend bewindvoerder. Aan Adactio Bewindvoeringen B.V. zijn 102 zaken toebedeeld en aan Parkstad Bewindvoering B.V. 67.
2.6.
De deskundigen hebben op 15 maart 2017 resp. 7 april 2017 hun rapportages uitgebracht. De conclusie van de deskundigen is dat de bewindvoerder niet heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend bewindvoerder omdat:
- a.
er voor ruim € 75.000,00 met gelden tussen rechthebbenden is geschoven (carrouselbetalingen) onder veelal de gefingeerde omschrijving ‘aflossing’, waarvan de rechthebbenden niet op de hoogte waren;
- b.
de bewindvoerder € 13.306,63 teveel aan bewindskosten heeft geïnd;
- c.
er voor ten minste € 9.684,93 naar gerechtsdeurwaarders/incassobureau’s is overgemaakt ten behoeve van andere schuldenaren dan de rechthebbende van wiens rekening dit werd afgeschreven;
- d.
e boedelbeschrijvingen en rekening en verantwoordingen niet door de rechthebbenden zijn ondertekend, zodat de handtekeningen zijn vervalst;
- e.
de bewindvoerder veelal heeft nagelaten de nodige toeslagen aan te vragen alsmede de bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering;
- f.
de bewindvoerder vaak niet of te weinig aan de schuldsaneringsbewindvoerder heeft afgedragen, in dossier waarin er van een schuldsanering sprake was, en deze regelmatig de gevraagde stukken niet heeft verstrekt;
- g.
de bewindvoerder regelmatig leefgeld contant heeft uitbetaald, hetgeen niet is toegestaan;
- h.
dossiers incompleet waren, door het ontbreken van (verzekerings-)polissen, contracten etc.;
- i.
ten gevolge van de carrouselbetalingen ontvangen gelden van andere rechthebbenden in de rekening en verantwoording zijn verwerkt door deze onder inkomsten van bijv. het uitzendbureau, pensioenen of SVB op te nemen;
- j.
vragen van rechthebbenden over hen opgevallen vreemde betalingen afgedaan werden als een fout van de bank;
- k.
menig onderbewindgestelde er momenteel slechter voorstaat dan bij het begin van het bewind;
- l.
allen hebben verklaard dat hun contactpersoon de bewindvoerder was, zodat het niet anders kan zijn dan dat deze van (zo goed als) alles op de hoogte moet zijn geweest;
- m.
in de dossiers waarin het beheer feitelijk werd uitgevoerd door [naam bewindvoerder 1] en [naam bewindvoerder 2] geen onregelmatigheden zijn gevonden.
2.7.
Ter zitting hebben de deskundigen – kennelijk vooruitlopend op het betoog van de bewindvoerder – benadrukt dat er geen aanwijzingen zijn dat een ander dan de bewindvoerder, zoals de medevennoot of medewerker van het kantoor, de drijvende kracht is geweest achter deze praktijken. De deskundigen hebben met het merendeel van de cliënten en de medewerkers van [handelsnaam] gesprekken gevoerd. Daar is het beeld uit naar voren gekomen dat de bewindvoerder de volledige controle had over de dossiers die hij in beheer had; hij onderhield de contacten met de cliënt, regelde de betalingen, de toeslagen, belastingzaken en alles wat zich in een dossier maar aandient. Dat is in bewindsland ook gebruikelijk en het was ook de perceptie van de cliënten. Als er iets onverwacht betaald moest worden en de bewindvoerder was toevallig onderweg, gaf hij de cliënt te verstaan te wachten totdat hij weer op kantoor was. Dan zou hij het zelf afhandelen. De bewindvoerder had een vlotte babbel; als een cliënt om opheldering vroeg in verband met een betaling aan een voor hem onbekende derde, pareerde hij dat door de schuld in de schoenen van de bank te schuiven (die zou ‘een fout’ gemaakt hebben). Cliënten geloofden dat. Het deskundigenonderzoek is bemoeilijkt doordat de bewindvoerder na zijn schorsing de nodige digitale dossiergegevens uit de cloud heeft verwijderd en deze dus niet meer ter beschikking waren. De exacte schade als gevolg van de handelwijze van de bewindvoerder is moeilijk vast te stellen. Vaststaat dat menige cliënt fors is gedupeerd.
2.8.
De bewindvoerder heeft verweer gevoerd en zich daarbij deels tegen deze lezing gekant. Hij heeft geenszins betwist dat er is geschoven met gelden maar heeft betoogd dat hij dat zelf niet heeft gedaan. De bewindvoerder wijst daartoe met de vinger naar zijn medevennoot dan wel medewerkers van [handelsnaam] . Klantencontacten liepen via hem, zo voert de bewindvoerder aan, maar de verdere behandeling van het dossier werd door medewerkers op kantoor gedaan. De bewindvoerder heeft zelf, naar eigen zeggen, nooit rekening en verantwoordingen ondertekend; zijn handtekening onder die documenten moet daarom vervalst zijn. De bewindvoerder heeft daartoe een kopie van zijn identiteitsbewijs in het geding gebracht (afgegeven maart 2016), waarop een handtekening staat die afwijkt van de handtekeningen op de rekening en verantwoordingen. De handtekening op het identiteitsbewijs is, zo beklemtoont de bewindvoerder, de handtekening die hij voert. De bewindvoerder is van mening dat zijn medevennoot [naam medevennoot] de hand in de malversaties moet hebben gehad en ook degene moet zijn geweest die gegevens uit de cloud heeft verwijderd. De bewindvoerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er (ook) onderzoek naar [naam medevennoot] moet plaatsvinden. Ontslag van hemzelf als bewindvoerder is niet op zijn plaats.
3. De beoordeling
3.1.
De door de rechter op te leggen maatregel van bewind heeft de afgelopen decennia een hoge vlucht genomen. Van toepasselijkheid in louter familieverband – met zoon of dochter als bewindvoerder – is de maatregel uitgegroeid tot een dankbaar instrument voor mensen die veelal schulden hebben en zich in deze complexe samenleving in financieel opzicht niet goed staande weten te houden. Niet onbegrijpelijk is dat zakelijke dienstverleners, die met bewindvoering in hun broodwinning willen voorzien, zich allengs steeds meer op deze markt zijn gaan begeven. Pijler van bewind is voor een niet onbelangrijk stuk het vertrouwen dat de cliënten in hun bewindvoerder (moeten) kunnen stellen, indien zij zelf niet in staat – of bereid – zijn diens handelen nauwgezet te monitoren. Rechterlijke controle van het gevoerde bewind gebeurt (immers) per definitie achteraf; door middel van het jaarlijks aan de kantonrechter insturen van de rekening en verantwoording. Zo heeft de wetgever het stelsel ingericht.
3.2.
Een bewindvoerder dient de vermogensrechtelijke belangen van een bij hem onderbewindgestelde cliënt te beschermen. Het komt een enkele keer voor dat bewindvoerders daarin tekortschieten. Dat euvel kan zich manifesteren in verschillende gradaties: van steken laten vallen tot het – aan de andere kant van het spectrum – duperen van de cliënt door hem willens en wetens geld afhandig te maken. Het behoeft geen betoog dat deze laatste vorm van plichtsverzaking de ernstigste is. Men betreedt dan onmiddellijk het terrein van het strafrecht. Indien zich dat voordoet dient daartegen hard te worden opgetreden. Dergelijke ontsporingen leggen uiteindelijk de bijl aan de wortel van het systeem.
3.3.
Uit de wet en de daarbij behorende parlementaire geschiedenis kan worden opgemaakt dat met betrekking tot de verplichtingen van de bewindvoerder de norm geldt dat hij als ‘goed bewindvoerder’ handelt en een goed financieel beheer voert, waarbij hij alle handelingen kan verrichten die tot een goed beheer bijdragen. Het ‘Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren’ en de ‘Aanbevelingen meerderjarigenbewind’ vastgesteld door het LOVCK geven een nadere invulling van de taak en de verantwoordelijkheid van een professioneel bewindvoerder.
3.4.
Vast staat dat er in 2015 en 2016 in de dossiers die de bewindvoerder beheerde een groot aantal carrouselboekingen heeft plaatsgevonden. Wat de reden daarvoor is, ligt tot op de dag van vandaag in der goden schoot verborgen. Dat neemt niet weg dat een aantal rechthebbenden als gevolg van deze handelwijze ongerechtvaardigd is verrijkt en anderen zijn verarmd, hetgeen als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Vast staat ook, dat de aan de kantonrechter in deze dossiers toegezonden rekening en verantwoordingen frauduleus zijn opgemaakt omdat de carrouselboekingen daarin willens en wetens aan het zicht zijn onttrokken. Voldoende vast staat ten slotte dat de handtekeningen van rechthebbenden onder de betreffende rekening en verantwoordingen niet echt zijn. Rechthebbenden hebben immers eensluidend tegenover de deskundigen verklaard die handtekeningen niet te hebben gezet: hen waren deze stukken, voordat de deskundigen bij hen aanklopten, zelfs nooit eerder onder ogen gekomen. Ondertekend hebben zij deze documenten (dus) niet.
3.5.
Zoals het hof al heeft uitgemaakt in zijn beschikking van 1 juni 2017, hebben de gewraakte carrouselbetalingen hoe dan ook plaatsgevonden onder de verantwoordelijkheid van de benoemde bewindvoerder. Dat was voor het hof voldoende om de schorsing te handhaven. De vraag of deze betalingen daadwerkelijk ook door de bewindvoerder zijn uitgevoerd c.q. hij daartoe opdracht aan de bank heeft gegeven, alsmede wie de desbetreffende rekening en verantwoordingen heeft opgemaakt en ondertekend, is door het hof in het midden gelaten.
3.6.
Vooropgesteld wordt dat de bewindvoerder in de dossiers waarin de malversaties hebben plaatsgevonden de op naam benoemde bewindvoerder is. In de zaken waarin de bewindvoerder is benoemd, maar waarin [naam bewindvoerder 1] of [naam bewindvoerder 2] feitelijk de dossiers beheerden, zijn geen onregelmatigheden aangetroffen. Datzelfde geldt voor de dossiers van medevennoot [naam medevennoot] , waarnaar de kantonrechter na de schorsing van de bewindvoerder terstond een eigen onderzoek heeft ingesteld.
3.7.
De medevennoot en medewerkers van [handelsnaam] hebben tegenover de deskundigen verklaard dat zij de handtekeningen onder de rekening en verantwoordingen niet hebben geplaatst. De bewindvoerder behandelde volgens de medewerkers van [handelsnaam] zijn dossiers zelf – buiten de zaken die naar [naam bewindvoerder 1] en [naam bewindvoerder 2] waren gegaan – en regelde daarin ook alles zelf, inclusief betalingen, toeslagen, aanvragen, opstellen rekening en verantwoordingen etc. Dat past ook bij het beeld dat rechthebbenden hebben nu zij hebben verklaard dat zij uitsluitend contact hadden met de bewindvoerder en niet of nauwelijks met andere medewerkers.
3.8.
Dit zo zijnde, heeft deze kwestie zich in feite toegespitst op de vraag of de handtekeningen van de bewindvoerder onder de rekening en verantwoordingen (echt of) vervalst zijn. Dat is immers de kapstok waaraan de bewindvoerder zijn gehele betoog (onder toezending van een kopie van zijn identiteitskaart) heeft opgehangen. Met de constatering dat zijn eigen handtekening onecht is zou de bewindvoerder zich immers ontdoen van de verdenking de op diezelfde stukken staande handtekeningen van de rechthebbenden te hebben vervalst. Het is dan aannemelijk dat de valsheid in geschrifte aan een derde toegeschreven moet worden.
3.9.
Alvorens nader op dat vraagstuk in te gaan stelt de kantonrechter voorop dat het in zijn algemeenheid buitengewoon onwaarschijnlijk is dat een bewindvoerder, op een kleinschalig kantoor zoals het onderhavige, gedurende jaren geen enkele rekening en verantwoording in zijn dossiers ondertekent. Nóg onwaarschijnlijker wordt het indien de bewindvoerder ook niet kan verklaren wie dat dan voor of namens hem pleegde te doen. Dat kan in heel bijzondere omstandigheden wellicht anders zijn, maar het ligt dan op de weg van de vertolker van dit standpunt om feiten en omstandigheden te stellen die meebrengen dat en waarom dat het geval is geweest.
3.10.
In het licht van de door de bewindvoerder gekozen invalshoek heeft de kantonrechter het opportuun geacht ambtshalve een nader onderzoek te doen naar (overige) ter griffie aanwezige stukken die zijn ingediend door de bewindvoerder en ook zijn voorzien van een handtekening van de bewindvoerder. In dat kader heeft de kantonrechter kennisgenomen van de zogenoemde bereidverklaringen die in dossiers waarin de bewindvoerder werd benoemd aan de griffie waren ingezonden (door middel van een dergelijk document verklaart de bewindvoerder, alvorens het bewind wordt ingesteld, bereid te zijn in een individueel dossier benoemd te worden).
3.11.
Alvorens deze documenten ter sprake te brengen heeft de kantonrechter de bewindvoerder nogmaals bevraagd op de gang van zaken bij de behandeling van een dossier. Daarbij heeft de bewindvoerder te kennen gegeven de ‘intake’ van een cliënt steeds zelf te hebben gedaan en daarna – zo begrijpt de kantonrechter – het dossier in handen te hebben gesteld van zijn medewerkers. Contact met de cliënt bleef de bewindvoerder onderhouden, ook telefonisch, maar voor het overige had hij niet of nauwelijks betrokkenheid bij de bewinden. De ten behoeve van de opmaat naar een nieuwe zaak benodigde bereidverklaringen ondertekende hij – zo verklaarde de bewindvoerder desgevraagd – echter in principe zelf.
3.12.
Het is niet zonder belang daarbij stil te staan. Zoals de kantonrechter voetstoots heeft vastgesteld, wijken de handtekeningen op de bereidverklaringen immers significant af van de handtekening die de bewindvoerder onder verwijzing naar zijn identiteitsbewijs propageert te voeren, maar vertonen juist een sterke gelijkenis met de handtekeningen op de rekening en verantwoordingen, waarvan de bewindvoerder heeft ontkend dat die door hem zijn geplaatst en derhalve (moeten) zijn vervalst. Dat verweer komt daarmee aanstonds op losse schroeven te staan. Ook de bewindvoerder moest dat beamen, na met een aantal bereidverklaringen uit willekeurig gekozen dossiers te zijn geconfronteerd.
3.13.
Daarbij komt het volgende. Op 5 februari 2016 heeft de toezichthoudend kantonrechter een gesprek gevoerd met de bewindvoerder en diens medevennoot [naam medevennoot] in verband met een achterstand in het indienen van stukken in hun zaken, waaronder rekening en verantwoordingen. De bewindvoerder gaf des gevraagd te kennen zich dat gesprek goed te herinneren. De stukken zijn enige tijd later alsnog ingediend, maar daarop ontbraken vervolgens de handtekeningen van de bewindvoerders. De kantonrechter heeft daar destijds een mouw aan gepast door de bewindvoerder en zijn collega te verzoeken dan maar de lijsten met een opsomming met dossiers waarin de stukken alsnog waren ingediend, van hun handtekening te voorzien. De slotzin van de email van de griffier van 31 augustus 2016 te 11:31 uur aan het persoonlijke emailadres ( [mailadres] ) van de bewindvoerder gezonden luidt:
“Deze ondertekende lijsten dient u per post in te dienen zodat onder de lijsten uw originele handtekeningen staan.”
De lijsten heeft de kantonrechter vervolgens van de bewindvoerder en zijn medefirmant per post en ondertekend retour ontvangen. De op deze stukken geplaatste handtekeningen van de bewindvoerder – waarvan de echtheid ter zitting door de bewindvoerder niet is bestreden – lijken niet op de handtekening van het door de bewindvoerder overgelegde identiteitsbewijs, maar vertonen, zo kan voetstoots worden vastgesteld, sterke gelijkenis met de handtekening op de zo-even genoemde bereidverklaringen én op de rekening en verantwoordingen die bij de kantonrechter zijn ingediend. Daarmee wordt het fundament onder het betoog van de bewindvoerder goeddeels weggeslagen. Ter zitting heeft de bewindvoerder uiteindelijk verklaard hieraan niet veel herinnering te hebben. Daaraan kan geen geloof worden gehecht, waar hij eerder verklaarde dat het daaraan voorafgaande gesprek hem goed bijstond.
3.14.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de kantonrechter van oordeel dat het verweer van de bewindvoerder, dat buiten de handtekeningen van de rechthebbenden, ook zijn handtekeningen onder de betreffende rekening en verantwoordingen zijn vervalst, als onaannemelijk van de hand moet worden gewezen. Er is geen spat ondersteunend bewijs daarvoor. Ontdaan van alle franje gaat het hier om (niet meer dan) een blote stelling die door niets wordt geschraagd. Het moet er, gelet daarop en in aanmerking nemende dat uit het onderzoek naar voren is gekomen dat de bewindvoerder zijn dossiers zelf behandelde, voor gehouden worden dat de bewindvoerder, zoals het hoort, de stukken als bewindvoerder heeft ondertekend, maar ook – wat natuurlijk niet hoort – de handtekeningen van de rechthebbenden op de rekening en verantwoordingen heeft nagemaakt. Wat de bewindvoerder daartegenover heeft gesteld is verreweg te mager om zijn andersluidende standpunt te kunnen dragen.
3.15.
Daarmee komt de bodem aan het gehele verdere betoog te ontvallen. Het kan bijgevolg immers niet anders zijn, dan dat het geschuif met gelden van de ene naar de andere rechthebbende op het conto van de bewindvoerder moet worden geschreven. Enig alternatief scenario – met betrokkenheid van derden – is niet voorhanden.
3.16.
Illustratief is de gang van zaken in het dossier van [naam cliënt] , een van de cliënten die het zwaarst gedupeerd zijn. Deze onderbewindgestelde had blijkens de rekening en verantwoording het jaar 2014 met een creditsaldo van € 10.756,68 afgesloten. Op 8 januari 2015 te 09:59 uur heeft deze cliënt de bewindvoerder per mobiele telefoon het volgende, zich bij de stukken bevindende, bericht gestuurd:
“Heeey [bewindvoerder] ik had even een vraag he waarom is er 150€ af gegaan van mijn rekening naa [naam] ? (…)”
De bewindvoerder antwoordt om 11:09 uur:
“Dat ga ik uitzoeken met de bank. Ik heb hier geen opdracht voor gegeven. Kijk eens naar de 1e pagina trouwens. Naar je saldo.”
Om 11:10 uur (reeds) meldt de bewindvoerder:
“Ik heb de bank al gebeld. Is een fout van hun. Word direct terug gestort. Ik hou dit in de gaten. Storing in het systeem waardoor van diverse rekeningen bedragen door elkaar zijn gehaald. Bedankt voor je attendering. Was mij niet eens opgevallen. Maar nu dus €10.500 saldo.”
De cliënt om 11:13 uur:
“Woooow”
Bewindvoerder om 11:14 uur:
“Jaja goed bezig he”
Cliënt om 11:14 uur:
“Daar kan ik me rijbewijs voor betalen”.
Op 12 februari 2015 heeft de bewindvoerder vervolgens van de rekening van deze onderbewindgestelde € 1.415,49 overgemaakt naar Van Seggelen & Partners Gerechtsdeurwaarders inzake ‘dossier [dossiernummer] ’, welk dossier niet op [naam cliënt] betrekking heeft. Vervolgens heeft de bewindvoerder vanaf deze rekening in de loop van 2015 en 2016 liefst 125 betalingen aan derden/onderbewindgestelden gedaan – meestal met de gefingeerde omschrijving ‘aflossing’ – voor een totaalbedrag van € 12.415,-. In andere dossiers hebben zich vergelijkbare transacties voorgedaan, zij het wellicht minder pregnant.
3.17.
Waaróm dat allemaal is gebeurd, is tot op de dag van vandaag in nevelen gehuld. Maar in zekere zin doet het er ook niet toe. Wel lijkt het zo te zijn dat de bewindvoerder zich heeft gericht op cliënten met een behoorlijk saldo op de rekening en daarmee op andere plaatsen in het bewind gevallen gaten heeft willen dichten. Hoe dat ook zij, zonneklaar is dat de carrouselbetalingen vervolgens moesten worden toegedekt in de rekening en verantwoordingen, die de bewindvoerder dan ook zelf heeft opgemaakt en waaronder hij de vervalste handtekeningen van zijn cliënten heeft geplaatst. Al deze feiten en omstandigheden wijzen op de malafide praktijk van een solitair handelende bewindvoerder die alleen door extern ingrijpen tot staan gebracht is kunnen worden.
3.18.
Het behoeft geen betoog dat de bewindvoerder zich met deze handelwijze niet van zijn taak als goed bewindvoerder heeft gekweten. Datzelfde geldt voor de overige geconstateerde tekortkomingen in het beheer, zoals opgesomd onder ro. 2.6, waartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
3.19.
Boven twijfel verheven acht de kantonrechter tegen die achtergrond ook dat de bewindvoerder degene is geweest die digitale gegevens uit de cloud heeft verwijderd, om zo het onderzoek naar zijn eigen malversaties te bemoeilijken. Er is in deze hele zaak geen enkele aanwijzing gevonden, dat een ander dat zou hebben gedaan dan wel daar enig belang bij zou hebben.
3.20.
Een bewindvoerder is er voor het beschermen van het vermogen van de cliënt, die daartoe zelf veelal niet (voldoende) in staat is. Hij moet ervoor zorgdragen dat het vermogen dat door de kantonrechter onder bewind is gesteld in stand blijft en goed wordt beheerd. Daarvan dient hij jaarlijks deugdelijk rekening en verantwoording af te leggen. Wat zich in het onderhavige geval heeft gemanifesteerd heeft daar allemaal niets mee van doen. Het gaat hier om een beschamende vertoning. Niet alleen heeft de bewindvoerder sommige cliënten financieel zwaar gedupeerd en het vertrouwen dat zijn cliënten in hem hebben gesteld ernstig beschaamd, hij draagt ook bij aan het wantrouwen dat jegens bewindvoerders en anderen die zich met (financiële) belangenbehartiging bezighouden in de samenleving postvat indien gevallen als deze de kop opsteken. Het vorenstaande moet vanwege gewichtige redenen leiden tot het ontslag van de bewindvoerder in alle dossiers. Er is onmiskenbaar sprake van slecht bewind.
3.21.
In het hiervoor overwogene vindt de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in art. 1:360 lid 3 BW jo. art. 1:445 lid 4 BW aanleiding de bewindvoerder te verwijzen in de kosten die de deskundigen hebben gemaakt teneinde het onderzoek te verrichten en die door de Staat der Nederlanden zijn voorgeschoten (€ 12.619,23 Parkstad Bewindvoering B.V. en € 23.968,33 Adactio Bewindvoeringen B.V.).
3.22.
De bewindvoerder zal ontheven worden van de plicht om eindrekening en
-verantwoording af te leggen omdat dat zinledig zou zijn.
3.23.
Nu de bewindvoerder zal worden ontslagen kan het door de tijdelijk opvolgend bewindvoerder inmiddels gevoerde bewind in beginsel worden voorgezet. Wel zal de kantonrechter rechthebbenden in de gelegenheid stellen, gelet op art. 1:435 lid 3 BW, een verzoek tot wijzing van de bewindvoerder te doen, mochten zij een andere bewindvoerder wensen. De kantonrechter zal – na ontvangst van een bereidverklaring – in beginsel aanstonds tot benoeming van de door de rechthebbenden voorgedragen bewindvoerder overgaan.
4. De beslissing
De kantonrechter:
-ontslaat met ingang van heden op de voet van artikel 1:448 lid 2 BW wegens gewichtige redenen [bewindvoerder] h.o.d.n. [handelsnaam] als bewindvoerder over de onder het bewind vallende goederen die toebehoren aan de rechthebbende;
-bepaalt dat de bewindvoerder geen rekening en verantwoording hoeft af te leggen aan de opvolgend bewindvoerder;
-verstaat dat de tijdelijk opvolgend bewindvoerder ADACTIO BEWINDVOERINGEN B.V., Postbus 181, 6460 AD Kerkrade het bewind voortzet;
-veroordeelt de bewindvoerder ter zake de deskundigenkosten ten bedrage van € 36.587,56, te voldoen aan de Staat der Nederlanden;
-verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2017 doormr. R.P.J. Quaedackers, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch en wel binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat