Einde inhoudsopgave
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
Artikel 18 [Periodieke evaluatie]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
22-02-2017, Stb. 2017, 82 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
De verpleegde heeft recht op een periodieke evaluatie door het hoofd van de instelling van het verloop van de verpleging en behandeling. Deze evaluatie vindt ten minste eenmaal per jaar en, indien de verpleegde een ter beschikking gestelde is, in ieder geval tijdig voor de opmaking van een advies als bedoeld in artikel 6:6:12, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering plaats.
2.
Het hoofd van de instelling draagt zorg dat van iedere evaluatie een verslag wordt gemaakt en dat dit verslag zo spoedig mogelijk met de verpleegde wordt besproken.
3.
Indien de verpleegde van oordeel is dat het evaluatieverslag feitelijk onjuist of onvolledig is, heeft hij het recht op dit verslag schriftelijk commentaar te geven. Indien het evaluatieverslag niet overeenkomstig het commentaar wordt verbeterd of aangevuld, draagt het hoofd van de instelling zorg dat het commentaar aan het evaluatieverslag wordt gehecht.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de procedure die met betrekking tot de evaluatie dient te worden gevolgd en de eisen die aan het verslag daarvan ten minste dienen te worden gesteld.