Einde inhoudsopgave
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
Artikel 16c [Schriftelijke beslissing. Termijn]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
24-01-2018, Stb. 2018, 37 (uitgifte: 16-02-2018, kamerstukken: 32399)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2019, Stb. 2019, 437 (uitgifte: 29-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
Behandeling overeenkomstig artikel 16b, onder a, vindt plaats na een schriftelijke beslissing van het hoofd van de instelling waarin wordt vermeld voor welke termijn zij geldt.
2.
Ten behoeve van de in het eerste lid genoemde beslissing dient te worden overgelegd een verklaring van de behandelend psychiater alsmede een verklaring van een psychiater die de verpleegde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de persoon op wie de verklaring betrekking heeft, een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap heeft en dat een geval als bedoeld in artikel 16b, onder a, zich voordoet. De verklaringen moeten met redenen zijn omkleed en ondertekend.
3.
De beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt gemeld aan de voorzitter van de Commissie van Toezicht. De voorzitter van de Commissie van Toezicht doet onverwijld een melding aan de maandcommissaris.
4.
De termijn als bedoeld in het eerste lid is zo kort mogelijk, maar niet langer dan drie maanden, gerekend vanaf de dag waarop de beslissing tot stand komt. Het hoofd van de instelling doet onverwijld een afschrift van de beslissing toekomen aan de verpleegde of de persoon als bedoeld in artikel 16, vierde lid.
5.
Indien na afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid, voortzetting van de behandeling overeenkomstig artikel 16b, onder a, nodig is, geschiedt dit slechts krachtens een schriftelijke beslissing van het hoofd van de instelling. Het bepaalde in de voorgaande volzin is eveneens van toepassing indien binnen zes maanden na afloop van de termijn, bedoeld in het vierde lid, opnieuw behandeling overeenkomstig artikel 16b, onder a, nodig is. Het hoofd van de instelling geeft in zijn beslissing aan waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht. Op zodanige beslissingen is het vierde lid, eerste volzin, van toepassing.
6.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste, tweede, vierde en vijfde lid alsmede omtrent de toepassing van artikel 16b, onder b.
7.
Deze in het zesde lid bedoelde regels betreffen in ieder geval de melding en de registratie van de behandeling alsmede de taak van de behandelend arts. Tevens kunnen categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen worden aangewezen die niet mogen worden toegepast bij een behandeling als bedoeld in artikel 16b. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts ten aanzien van daarbij aangegeven categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen regels worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop tot toepassing daarvan moet worden besloten.