FED 2021/64
De Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen in de Köln-Aktienfonds Deka-zaak.
HR 23-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1674, m.nt. prof. dr. J. Vleggeert
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 oktober 2020
- Magistraten
Mrs. Van Hilten, Overgaauw, Van Loon, Fierstra, Van Kalmthout
- Zaaknummer
16/03954(bis)
17/02428
19/01141
- Noot
prof. dr. J. Vleggeert
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS269624:1
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
Dividendbelasting / Heffingswijze
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1674, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:531, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:545, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑05‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1061, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑09‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:504, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2017
- Wetingang
Essentie
De Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen in de Köln-Aktienfonds Deka-zaak.
Samenvatting
De Hoge Raad komt terug van de beslissing in het arrest van 10 juli 2015 dat een in het buitenland gevestigd beleggingsfonds reeds niet vergelijkbaar is met een in Nederland gevestigde fbi omdat een dergelijk beleggingsfonds niet in Nederland inhoudingsplichtig is voor de dividendbelasting. De belemmering van het kapitaalverkeer die erin bestaat dat aan een buiten Nederland gevestigd beleggingsfonds geen teruggaaf wordt verleend van Nederlandse dividendbelasting die is ingehouden op dividenden die het heeft ontvangen van in Nederland gevestigde vennootschappen, kan niet worden gerechtvaardigd door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.