Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2022/1925 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828 (digitalemarktenverordening)
Artikel 32 Verjaringstermijnen voor de oplegging van sancties
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2022
- Bronpublicatie:
14-09-2022, PbEU 2022, L 265 (uitgifte: 12-10-2022, regelingnummer: 2022/1925)
- Inwerkingtreding
01-11-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-09-2022, PbEU 2022, L 265 (uitgifte: 12-10-2022, regelingnummer: 2022/1925)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Vermogensrecht / Europees vermogensrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Informatierecht / ICT-recht
1.
Voor de bij de artikelen 30 en 31 aan de Commissie verleende bevoegdheden geldt een verjaringstermijn van vijf jaar.
2.
De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop de inbreuk heeft plaatsgevonden. Bij voortdurende of herhaalde inbreuken gaat de verjaringstermijn echter pas in op de dag waarop de inbreuk is beëindigd.
3.
De verjaring voor de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt gestuit door elke handeling van de Commissie met het oog op een marktonderzoek of de vervolging van de inbreuk. De stuiting van de verjaring treedt in op de dag waarop van de handeling kennis wordt gegeven aan ten minste één onderneming of ondernemersvereniging die aan de inbreuk heeft deelgenomen. Handelingen die de verjaring stuiten, zijn met name:
- a)
verzoeken van de Commissie om inlichtingen;
- b)
een door de Commissie aan haar functionarissen verstrekte schriftelijke opdracht tot inspectie;
- c)
de inleiding van een procedure door de Commissie op grond van artikel 20.
4.
Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De verjaring treedt echter ten laatste in op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat de Commissie een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Die termijn wordt verlengd met de periode gedurende welke de verjaring op grond van lid 5 wordt geschorst.
5.
De verjaring ter zake van de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt geschorst zolang het besluit van de Commissie bij het Hof van Justitie aanhangig is.