CRvB, 20-04-2023, nr. 22 / 1999 AKW
ECLI:NL:CRVB:2023:821
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
20-04-2023
- Zaaknummer
22 / 1999 AKW
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2023:821, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 20‑04‑2023; (Hoger beroep)
Uitspraak 20‑04‑2023
Inhoudsindicatie
Toekennen kinderbijslag met ingang van het eerste kwartaal van 2016. De Svb heeft het buitenwettelijk begunstigend beleid consistent toegepast en of fundamentele rechten waarop de betrokkene zich heeft beroepen niet zijn geschonden.
Partij(en)
22/1999 AKW
Datum uitspraak: 20 april 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
18 mei 2022, 21/4972 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. dr. ing. P.M.J. de Haan, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante is een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2023. Appellante is samen met haar partner [naam] verschenen, bijgestaan door mr. De Haan. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.
OVERWEGINGEN
Feiten
1.1.
Appellante ontving kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor haar dochter [naam dochter] , geboren op [geboortedatum] 2000. Op [geboortedatum] 2003 is haar zoon [naam zoon] geboren. Op 14 april 2003 heeft de partner van appellante aangifte gedaan van de geboorte van zijn zoon bij de gemeente Vlaardingen. De kinderbijslag voor [naam dochter] is beëindigd met ingang van het vierde kwartaal van 2017. Op 9 maart 2021 heeft appellante de Svb telefonisch laten weten dat zij nooit kinderbijslag voor [naam zoon] heeft ontvangen.
Besluitvorming Svb
1.2.
Bij besluit van 3 mei 2021 heeft de Svb aan appellante met ingang van het eerste kwartaal van 2016 kinderbijslag toegekend voor [naam zoon] . Daarbij is in aanmerking genomen dat er in de elektronische gegevensuitwisseling tussen de Svb en de toenmalige gemeentelijke basisregistratie (gba) iets fout is gegaan. De Svb kent in deze situatie met een maximale terugwerkende kracht van vijf jaar kinderbijslag toe.
1.3.
Het bezwaar van appellante tegen het besluit van 3 mei 2021 is ongegrond verklaard bij besluit van 11 augustus 2021 (bestreden besluit). De Svb heeft overwogen dat op grond van beleidsregel SB1067 met een maximale terugwerkende kracht van vijf jaar kinderbijslag is toegekend.
Wat heeft de rechtbank geoordeeld?
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Wat heeft appellante aangevoerd?
3. Appellante meent – kort gezegd – recht te hebben op kinderbijslag voor [naam zoon] vanaf zijn geboorte. Daarbij heeft zij erop gewezen dat uit hun aanvraag in 2021 blijkt dat het systeem van de Svb het feitelijk onmogelijk maakt om voor een tweede kind kinderbijslag aan te vragen en dat dit haar ten onrechte wordt verweten. Ook heeft zij er op gewezen dat hen is verteld bij de aangifte van [naam zoon] bij de gemeente dat zij niets hoefden te doen voor kinderbijslag. Aangevoerd is dat het beleid van de Svb niet consistent is toegepast. Verder hebben appellante en haar partner op zitting hun onmacht geuit over het beleid en handelen van de Svb, dat zij als zeer onrechtvaardig ervaren.
Wat heeft de Svb aangevoerd?
4. De Svb heeft gesteld dat niet is gebleken dat eerder een poging is gedaan om kinderbijslag voor [naam zoon] aan te vragen of dat de website van de Svb appellante er van heeft weerhouden een aanvraag door te zetten.
Het oordeel van de Raad
5.1.
In geschil is of appellante recht heeft op kinderbijslag voor [naam zoon] met een langere terugwerkende kracht dan vanaf het eerste kwartaal van 2016. Tussen partijen is niet in geschil dat de kinderbijslag niet automatisch na de geboorte van [naam zoon] is toegekend door een fout in de gegevensuitwisseling tussen de toenmalige gba en de Svb.
Juridisch kader
5.2.
In artikel 14, eerste lid, van de AKW is – voor zover relevant – bepaald dat het recht op kinderbijslag op aanvraag wordt vastgesteld. In artikel 14, derde lid, van de AKW is – voor zover relevant – bepaald dat het recht op kinderbijslag niet vroeger kan ingaan dan een jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal tijdens welk de aanvraag om kinderbijslag werd ingediend.
5.3.
In beleidsregel SB1067, welke beleidsregel voor het eerst is vastgesteld in 2007, is met ingang van 7 september 2016 vermeld dat bij de geboorte van volgende kinderen de Svb automatisch kinderbijslag toekent als na de geboorte van het kind aangifte is gedaan bij de burgerlijke stand in Nederland. Voordien bevatte deze beleidsregel geen beleid over het toekennen van kinderbijslag voor een tweede kind. De toekenning van de kinderbijslag vindt blijkens het beleid dan plaats op basis van gegevensuitwisseling tussen de brp en de Svb. Eventuele fouten in deze gegevensuitwisseling die tot gevolg hebben dat de Svb de kinderbijslag niet of niet tijdig toekent, komen voor risico en rekening van de Svb. In deze gevallen kent de Svb de kinderbijslag toe met een terugwerkende kracht van maximaal vijf jaar. De Svb zoekt voor deze termijn aansluiting bij de civielrechtelijke verjaringstermijn van geldvorderingen in het Burgerlijk Wetboek. Deze termijn wordt berekend vanaf het moment waarop de Svb de fout in de gegevensuitwisseling heeft geconstateerd of de betrokkene heeft gemeld dat hij geen kinderbijslag voor het volgend kind heeft ontvangen, aldus de beleidsregel.
Mate van terugwerkende kracht
5.4.
Appellante heeft op 9 maart 2021 telefonisch contact opgenomen met de Svb. Daarbij heeft zij gesteld dat zij nooit kinderbijslag heeft aangevraagd voor [naam zoon] . Op 14 maart 2021 heeft zij een schriftelijke aanvraag ingediend. Zij heeft voorts de geboorteakte van [naam zoon] overgelegd. Nadat is gebleken dat de aangifte van de geboorte niet geleid heeft tot toekenning van kinderbijslag, heeft de Svb deze alsnog op verzoek toegekend. De Svb is daarbij terecht uitgegaan van 9 maart 2021 als aanvraagdatum.
5.5.
In artikel 14, derde lid, van de AKW is voorzien in de mogelijkheid om kinderbijslag (op aanvraag) toe te kennen met een terugwerkende kracht van één jaar. Op grond van het beleid van de Svb (neergelegd in SB1067) ten aanzien van terugwerkende kracht bij fouten in de gegevenswisseling, heeft de Svb aan appellante kinderbijslag toegekend met een terugwerkende kracht van vijf jaar. Deze mate van terugwerkende kracht berust daarom niet op de toepassing van wettelijke bepalingen maar op buitenwettelijk begunstigend beleid van de Svb.
5.6.
De rechterlijke toetsing is in dit geval beperkt tot de vraag of de Svb het buitenwettelijk begunstigend beleid consistent heeft toegepast en of fundamentele rechten waarop de betrokkene zich heeft beroepen niet zijn geschonden. In het kader van deze toetsing is niet aan de orde of het beleid de grenzen van een redelijke beleidsbepaling te buiten gaat, of het beleid onredelijk is, dan wel of sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Verwezen wordt naar de uitspraken van de Raad van 6 mei 2021.1.
5.7.
De beroepsgronden van appellante slagen niet. Appellante heeft betoogd dat de Svb in individuele gevallen wel langer dan vijf jaar terug kinderbijslag toekent en dat dat ook voor haar zou moeten gelden. Uit door de Svb aan appellante verstrekte informatie – appellante heeft een verzoek op de grond van de Wet open overheid gedaan – blijkt niet dat de Svb het beleid niet consistent heeft toegepast. Er wordt soms wel met een langere terugwerkende kracht dan vijf jaar kinderbijslag verstrekt maar – anders dan in het geval van appellante – heeft in die gevallen op een eerder moment een aanvraag plaatsgevonden. In de geraadpleegde dossiers is bijvoorbeeld sprake van herstel over een langere termijn van een in het verleden (ten onrechte) gestopt lopend recht en niet van het toekennen van nieuwe rechten. Deze grond slaagt dus niet.
5.8.
Hoewel de Raad mee kan leven met appellante, is de rechter bij de beoordeling van het recht op kinderbijslag gebonden aan de wet. De bevoegdheid om in bijzondere gevallen een langere terugwerkende kracht toe te kennen dan een jaar, is relatief recent – met ingang van 1 januari 2016 – vervallen.2.De reden daarvoor was dat de uitvoeringskosten in geen verhouding stonden tot het aantal personen dat voordeel had van deze bepaling.3.Dat in een geval als dat van appellante geen volledige reparatie kan plaatsvinden, is dus een bewuste keuze van de wetgever geweest.4.De Raad ziet in hetgeen is aangevoerd geen grond of ruimte om artikel 14, derde lid, van de AKW in dit geval buiten toepassing te laten. Het buitenwettelijke beleid dat de Svb desalniettemin ter verruiming van de wet op dit punt voert, kan slechts in zeer beperkte mate door de rechter ter discussie worden gesteld.
5.9.
Tot slot wordt opgemerkt dat het vaste rechtspraak van de Raad is dat financiële aanspraken jegens de overheid op grond van de rechtszekerheid na een termijn van vijf jaar niet meer in rechte afdwingbaar zijn, behalve in het geval bij wet anders is voorzien of door de wetgever anders is beoogd.5.Van dit laatste is, zoals uit de voorgaande overwegingen blijkt, geen sprake. Evenmin is gebleken dat het ten tijde van de geboorte van [naam zoon] niet mogelijk was kinderbijslag aan te vragen voor een tweede kind of dat door de Svb rond de geboorte van [naam zoon] verwachtingen zijn gewekt. Het beleid en de digitale problemen die appellante ondervond bij de aanvraag in 2021 stammen immers van ruim na de geboorte van [naam zoon] .
Conclusie en gevolgen
5.10.
Hieruit volgt dat appellante geen gelijk krijgt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2023.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) E.J. van der Veldt
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑04‑2023
Verzamelwet SZW 2016, Stb. 2015, 464.
Kamerstukken II 2014/15, 34 273, nr. 3, p. 2 en 13.
Vgl. ECLI:NL:RVS:2023:852 en 772.