Rb. Den Haag, 16-03-2018, nr. AWB 16/23576, AWB 16/23558, AWB 16/23581
ECLI:NL:RBDHA:2018:6951, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
16-03-2018
- Zaaknummer
AWB 16/23576, AWB 16/23558, AWB 16/23581
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2018:6951, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 16‑03‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2018:1921, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 16‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Asiel. De contra expertise van eisers biedt voldoende aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het taalkundig onderzoek van verweerder. Beroep gegrond.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 16/23576, AWB 16/23558 en AWB 16/23581
[V-nummers]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 16 maart 2018 in de zaken tussen
1. [eiser]geboren op [geboortedatum 1] 1957, eiser,
2. [eiseres 1]geboren op [geboortedatum 6] 1970, eiseres 1,
mede namens haar minderjarige kinderen [naam 1], geboren op [geboortedatum 3] 2009 en [naam 2], geboren op [geboortedatum 4] 2011, en
3. [eiseres 2]geboren op [geboortedatum 5] 1930, eiseres 2,
allen naar gesteld van Syrische nationaliteit, samen te noemen: eisers
(gemachtigde mr. A.W. Eikelboom),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde mr. J. van Raak).
Procesverloop
Bij besluiten van 14 oktober 2016 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers van 9 juli 2014 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 31 in samenhang met artikel 30b, onder c, van de Vw 2000. Op
14 oktober 2016 heeft de rechtbank de beroepschriften van eisers ontvangen.
Het onderzoek ter zitting, waar onderhavige zaken gelijktijdig maar niet gevoegd zijn behandeld, heeft plaatsgevonden op 2 november 2016. Partijen zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, teneinde eisers in de gelegenheid te stellen de door hen ingeschakelde contra-expert nader te laten reageren.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 29 juni 2017. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn eerder genoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig H. Ahmad als tolk in de Kurmandji taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder te laten uitzoeken of mogelijkheden waren om onderzoek te doen naar een aantal door eisers overgelegde identiteitsverklaringen. Na ontvangst van de reacties van beide partijen heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
1. Eisers hebben het volgende asielrelaas ten grondslag gelegd aan hun aanvragen. Eisers stellen dat zij staatloos zijn. Ze zijn afkomstig uit [plaats] in Syrië en behoren tot de Assyrische bevolkingsgroep. Ze hebben Syrië moeten verlaten als gevolg van de oorlog en omdat zij als christenen werden achtergesteld. Eiser moest meevechten met milities. Toen hij dat weigerde is hij mishandeld. Het huis van eisers, alsmede huizen van andere christenen in hun dorp, is in brand gestoken.
2.1
Verweerder heeft de aanvragen van eisers kennelijk ongegrond verklaard omdat uit taalkundig onderzoek, verricht door Bureau Land en Taal (thans: Team onderzoek en Expertise Land en Taal, hierna: TOELT), is gebleken dat eisers eenduidig niet zijn te herleiden tot de spraakgemeenschap van [plaats] in Syrië. Nu de gestelde herkomst en ook de Syrische nationaliteit niet geloofwaardig wordt geacht, hecht verweerder ook geen geloof aan de verklaringen over de problemen die eisers stellen te hebben ondervonden of vrezen te zullen ondervinden in Syrië.
2.2
Eisers hebben gewezen op de contra-expertise die zij hebben laten verrichten en betogen in het licht daarvan dat zij wel degelijk afkomstig zijn uit [plaats] in Syrië.
3. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder bij brief van 21 september 2017 heeft medegedeeld dat geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid van de door eisers overgelegde identiteitsverklaringen. Het ontbreekt verweerder aan voldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal om daar een uitspraak over te kunnen doen. Anders dan door eisers is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat dit niet betekent dat eisers het voordeel van de twijfel dienen te krijgen met betrekking tot de juistheid van deze documenten. Daaraan heeft verweerder ten grondslag kunnen leggen dat de verklaringen van eisers, en dan met name van eiseres 1 en 2, over hun woon- en leefomgeving onvoldoende samenhangend en aannemelijk zijn om reeds op grond hiervan hun relaas op grote lijnen geloofwaardig te achten. Bovendien hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk geen andere documenten hadden kunnen overleggen. De identiteitsverklaringen leiden dus niet op zichzelf al tot de geloofwaardigheid van de identiteit en nationaliteit van eisers.
4. Verweerder heeft aanleiding gezien eisers tegemoet te komen in hun bewijslast met betrekking tot hun nationaliteit en afkomst door een taalanalyse te laten verrichten. Een dergelijke taalanalyse moet volgens vaste jurisprudentie worden aangemerkt als een deskundigenbericht van TOELT aan verweerder. Dat betekent dat verweerder in beginsel uit mag gaan van de juistheid van dit bericht en dit aan zijn besluitvorming ten grondslag kan leggen, voor zover dat deskundigenrapport inzichtelijk is en inhoudelijk concludent. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, is het aan eisers om concrete aanknopingspunten aan te voeren voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van het deskundigenbericht. Dat kan onder meer door het laten verrichten van een contra-expertise.
5.1
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de contra-expert over de vereiste expertise beschikt om als deskundige te worden aangemerkt. Hoewel TOELT eerder in de procedure kanttekeningen heeft geplaatst bij de expertise van de door eisers ingeschakelde deskundige, blijkt uit de laatste reacties van TOELT van 21 juni 2017 dat zij de expertise van deze deskundige erkennen.
5.2
Hoewel aan verweerder moet worden toegegeven dat de contra-expertises van eiseressen 1 en 2 geen eenduidige conclusies bevatten met betrekking tot hun afkomst, is dat anders voor de contra-expertise van eiser. De contra-expert is overtuigd van de gestelde afkomst van eiser uit Noord-Syrië. Nu de aannemelijkheid van de afkomst van eiser mede bepalend is voor de aannemelijkheid van de afkomst van zijn familieleden, acht de rechtbank deze contra-expertise van belang voor alle zaken.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank biedt de contra-expertise van eiser voldoende concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid en de volledigheid van de taalanalyse van TOELT. De contra-expert onderbouwt waarom naar zijn mening eiser afkomstig is uit Syrië. Hij wijst erop dat het Kurmandji van eiser veel Arabische woorden bevat, wat typisch is voor het Kurmandji dat in Syrië gesproken wordt. Ook meent de expert dat het gebruik van bepaalde Arabische woorden erop wijst dat hij afkomstig is uit [plaats] , zoals ook door eiser is gesteld. TOELT is in de reactie van 31 mei 2016 op deze contra-expertise ingegaan op deze argumenten. TOELT geeft aan dat Arabische leenwoorden in alle varianten van het Kurmandji voorkomen. Daarmee heeft TOELT echter niet weerlegd dat de specifiek door de contra-expert genoemde woorden typisch zijn voor het Kurmandji zoals dat wordt gesproken in Syrië in het algemeen en [plaats] in het bijzonder. TOELT wijst er weliswaar op dat twee van deze woorden voorkomen in het Kurmandji -Turkse woordenboek van Izoli, maar de contra-expert heeft hier onderbouwd op gereageerd met de opmerking dat het betreffende woordenboek achterhaald is en dat hij gebruik maakt van het recentere en in bredere kring gebruikte woordenboek van Zana Farqini. De contra-expertise biedt zodanige aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de taalanalyse van TOELT dat de rechtbank geen aanleiding ziet om op grond van artikel 8:60 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf een deskundige aan te stellen.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de taalanalyse van eiser niet, althans niet zonder een nadere motivering, aan zijn besluitvorming ten grondslag kunnen leggen. Het besluit met betrekking tot eiser is genomen in strijd met artikel 3:48 van de Awb. Gelet op de hiervoor al genoemde samenhang van het relaas van eiser met dat van eiseressen 1 en 2, geldt hetzelfde voor de besluiten met betrekking tot eiseressen 1 en 2. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen ruimte om op grond van artikel 8:73, derde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2004,-- (3 punten voor het indienen van de beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,--, en een wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvragen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2004,-- (zegge: tweeduizendenvier euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van mr. C.A.C. Schaap, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.