Hof Den Haag, 07-01-2014, nr. 200.103.888-01
ECLI:NL:GHDHA:2014:1242
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
07-01-2014
- Zaaknummer
200.103.888-01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2014:1242, Uitspraak, Hof Den Haag, 07‑01‑2014; (Hoger beroep, Verzet)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:2633, Niet ontvankelijk
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSGR:2012:3511
Uitspraak 07‑01‑2014
Inhoudsindicatie
onrechtmatige daad; stelplicht
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.103.888/01Zaak- en rolnummer rechtbank : 305266 / HA ZA 08-964
Arrest van 7 januari 2014
inzake
[opposante],
h.o.d.n. D.T.M. Info,
wonende te [woonplaats],
opposante,
hierna te noemen: [opposante],
advocaat: mr. M. Bonarius te Rotterdam,
tegen
[geopposeerde],
wonende te [woonplaats],
geopposeerde,
hierna te noemen: [geopposeerde],
advocaat: mr. P.J. de Bruin te Rotterdam,
Het geding
Bij exploot van 17 januari 2012 is [opposante] in verzet gekomen van het arrest van 20 december 2011 met nummer 200.042.090/01, door dit hof tussen [opposante] als geïntimeerde en [geopposeerde] als appellant bij verstek gewezen (hierna ook: het verstekarrest). In de verzetdagvaarding (met productie) heeft [opposante] twee grieven aangevoerd tegen dat verstekarrest en een incidentele vordering ex artikel 843a Rv ingesteld. [geopposeerde] heeft vervolgens op 24 juli 2012 een akte “inhoudende in het geding brengen van producties tevens inhoudende uitlaten over door opposante in het geding gebrachte productie tevens reactie op de door opposante aangekondigde getuige” genomen. Hierna heeft dit hof op 11 september 2012 arrest gewezen, waarbij [geopposeerde] in het incident is veroordeeld tot afgifte aan [opposante] van een aantal in het arrest omschreven stukken en de hoofdzaak voorts is verwezen naar de rol om [opposante] in de gelegenheid te stellen bij akte te reageren op de af te geven stukken en deze desgewenst (deels) in de procedure in te brengen. Vervolgens heeft [opposante] in de hoofdzaak op 23 oktober 2012 een akte met producties genomen. Ook [geopposeerde] heeft op die dag een akte genomen, waarin het hof werd verzocht het incidentele arrest van 11 september 2012 te herzien. [opposante] heeft zich bij akte van 20 november 2012 tegen dit verzoek verzet. Bij akte van dezelfde dag heeft [geopposeerde] het hof verzocht de procedure aan te houden in afwachting van de uitkomst van het door haar in het incident in te stellen cassatieberoep. Vervolgens is op 5 december 2012 een comparitie van partijen gehouden, van welke zitting proces-verbaal is opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. Partijen hebben ter zitting afgesproken geen uitvoering te zullen geven aan het arrest van 11 september 2012 in het incident. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol om [geopposeerde] in de gelegenheid te stellen een aantal stukken in het geding te brengen. Bij akte van 29 januari 2013 heeft [geopposeerde] inderdaad een akte tot overlegging producties genomen, waarop [opposante] bij akte van 26 februari 2013 heeft gereageerd. Tot slot heeft [opposante] de stukken gefourneerd en arrest gevraagd.
Omdat de producties bij de akte van [geopposeerde] van 29 januari 2013 niet compleet waren, heeft [geopposeerde] op telefonisch verzoek van de griffie van dit hof alle bij die akte behorende stukken (deels nogmaals) aan het hof toegestuurd.
Beoordeling van het verzet
1.
Het hof blijft bij hetgeen het in het arrest van 11 september 2012 heeft overwogen onder 1. en 2. Het gaat in deze zaak om het volgende. [geopposeerde] is geconfronteerd met onderzoeken van de Belastingdienst en de gemeente Rotterdam, omdat het vermoeden was gerezen dat zij inkomsten uit arbeid zou hebben verzwegen. Op grond daarvan is [geopposeerde] een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd en is een deel van aan haar verleende bijstand teruggevorderd. Ook is zij in verband met deze feiten strafrechtelijk veroordeeld door de politierechter, welke veroordeling in hoger beroep is bekrachtigd. Ten tijde van het wijzen van dit arrest was het aan het hof niet bekend of in cassatie al uitspraak was gedaan. Aanleiding voor al deze onderzoeken was het feit dat de naam van [geopposeerde] in de administratie van het bedrijf van [opposante] voorkwam. [geopposeerde] zou telefoongesprekken met een erotische inhoud hebben gevoerd met personen die daarin interesse hadden en [opposante] zou haar voor die werkzaamheden hebben betaald. Eén en ander kwam naar voren toen de Belastingdienst een boekenonderzoek deed bij [opposante].
2.
[geopposeerde] betwist werkzaamheden als hiervoor bedoeld te hebben uitgevoerd en zij vordert in dit geding, kort samengevat, (i) een verklaring voor recht dat [opposante] onrechtmatig heeft gehandeld (dan wel “bedrog heeft gepleegd”) door “het te doen voorkomen” dan wel in de boeken van haar bedrijf op te nemen dat [geopposeerde] voor haar werkzaamheden heeft verricht terwijl dit niet waar is en (ii) een veroordeling van [opposante] om mee te werken aan een schadestaatprocedure en om aan [geopposeerde] € 10.000,- te betalen ter zake van immateriële schadevergoeding. [geopposeerde] legt aan deze vorderingen ten grondslag dat zij [opposante] niet kent en nooit voor haar heeft gewerkt en nooit door haar is betaald. [opposante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.
Voorop staat dat stelplicht en bewijslast bij [geopposeerde] rusten: zij moet stellen en zo nodig bewijzen dat [opposante] onrechtmatig heeft gehandeld. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens een rechtvaardigingsgrond. De vorderingen van [geopposeerde] veronderstellen dat de in de boeken van [opposante] omtrent haar persoon opgenomen informatie niet correct is. Een contra-indicatie hiervoor is dat de Belastingdienst, de gemeente Rotterdam én de strafrechter hebben geconcludeerd dat [geopposeerde] werkzaamheden heeft verricht als in dit geding bedoeld. Weliswaar loopt/lopen er mogelijk nog (een) bezwaarprocedure(s) (zie akte [geopposeerde] van 29 januari 2013 sub 6) en is de strafrechtelijke veroordeling van [geopposeerde] voor zover bekend nog niet onherroepelijk, maar het feit dat deze instanties na een eigen onderzoek deze conclusie hebben getrokken vormt wel een aanwijzing dat de informatie in de boeken van [opposante] wel degelijk juist is. Bovendien heeft het telefoonnummer waarmee de gewraakte werkzaamheden zouden zijn verricht weliswaar nooit op de naam van [geopposeerde] gestaan, maar heeft het in een deel van de hier van belang zijnde periode wel háár adres als aansluitadres gehad. De stelling dat het “zeer goed mogelijk” is dat de dochter van [geopposeerde] de telefoontjes heeft gepleegd (MvG p. 5), is te vaag en wordt niet of nauwelijks toegelicht. Ook ziet deze stelling eraan voorbij dat, zoals reeds overwogen, de bewijslast niet bij [opposante] maar bij [geopposeerde] ligt.
4.
Wat er echter ook zij van het voorgaande, van belang is dat zelfs indien zou komen vast te staan dat [geopposeerde] inderdaad nooit werkzaamheden heeft verricht als hier bedoeld, dit nog niet zonder meer betekent dat [opposante] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld (laat staan toerekenbaar onrechtmatig gehandeld). [geopposeerde] heeft haar stelling dat sprake is van onrechtmatig handelen niet nader onderbouwd. Gesteld noch gebleken is dat [opposante] opzettelijk onjuiste informatie heeft verschaft dan wel dat sprake was van een dermate slordige en onnauwkeurige administratie dat dit (toerekenbaar) onrechtmatig handelen jegens [geopposeerde] oplevert. [geopposeerde] heeft volstaan met de stelling dat de informatie niet klopte. Dit is niet voldoende. Ten overvloede merkt het hof op dat, zoals [opposante] terecht heeft aangevoerd, evenmin nader is onderbouwd dat de gestelde schade aan [opposante] kan worden toegerekend als gevolg van het vermeende onrechtmatig handelen van laatstgenoemde. Een nadere toelichting mocht ook op dit punt worden verwacht. Vaststaat immers dat [opposante] de informatie omtrent [geopposeerde] niet eigener beweging aan de Belastingdienst heeft verschaft (de informatie is zoals gezegd naar voren gekomen bij een boekenonderzoek waarbij medewerking van [opposante] verplicht was) en zonder aanwijzingen voor het tegendeel mag worden aangenomen dat Belastingdienst, gemeente Rotterdam en politie/openbaar ministerie/strafrechter niet blind hebben gevaren op deze informatie maar ieder een zelfstandig onderzoek hebben uitgevoerd.
Ook de stelling van [geopposeerde] dat [opposante] “bedrog” heeft gepleegd wordt als niet onderbouwd gepasseerd.
5.
Nu [geopposeerde] niet aan haar stelplicht heeft voldaan, wordt niet toegekomen aan bewijslevering.
6.
De conclusie luidt dat het verzet gegrond is. Het hof is met [opposante] van oordeel dat zowel grief 1 van [geopposeerde] (gericht tegen de afwijzing van haar vorderingen door de rechtbank) als grief 2 (inhoudende dat zij in de gelegenheid had moeten worden gesteld om getuigen te doen horen) faalt.
7.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hof het verstekarrest van 20 december 2011 zal vernietigen en het bestreden vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 april 2009 alsnog zal bekrachtigen. Hierbij past dat [geopposeerde] in de kosten van de verzetprocedure zal worden veroordeeld. Nu partijen hebben afgesproken geen uitvoering te zullen geven aan het arrest in het incident, acht het hof het passend geen afzonderlijke kosten te berekenen voor dit incident.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het arrest van 20 december 2011, door het gerechtshof ’s-Gravenhage onder zaaknummer 200.042.090/01 bij verstek tussen partijen gewezen;
en, opnieuw rechtdoende,
- bekrachtigt het vonnis van 29 april 2009 van de rechtbank Rotterdam;
- veroordeelt [geopposeerde] in de kosten van het verzet, tot op deze uitspraak aan de zijde van [opposante] begroot op € 90,64 voor explootkosten, € 313,- voor griffierecht en € 2.235,- voor salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, M.J. van der Ven en E.M. Dousma-Valk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2014 in aanwezigheid van de griffier.