In de zaak met parketnummer 05-860352-13 heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
HR, 23-02-2016, nr. 14/04315
ECLI:NL:HR:2016:299, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-02-2016
- Zaaknummer
14/04315
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:299, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑02‑2016; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2014:5910, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2690, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2690, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑12‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:299, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑02‑2016
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO + strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn.
Partij(en)
23 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/04315
SG/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 24 juli 2014, nummer 21/008836-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. M.L.M. van der Voet en mr. V.A. Groeneveld, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest doch uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van de straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het vijfde middel
2.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert de duur van de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze zes jaren en acht maanden bedraagt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2016.
Conclusie 15‑12‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO + strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn.
Nr. 14/04315 Zitting: 15 december 2015 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
Bij arrest van 24 juli 2014 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, de verdachte wegens “mensenhandel” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren. Tevens heeft het hof de in het arrest nader omschreven beslissingen genomen met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen en de vorderingen van de benadeelde partijen. Tot slot heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een aan de verdachte eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Mr. M.L.M. van der Voet en mr. V.A. Groeneveld, beiden advocaat te Amsterdam, hebben namens de verdachte vijf middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, aangezien het hof bij zijn bewijsbeslissing ten onrechte de verschillende in de tenlastelegging opgenomen keuzemogelijkheden (en/of-formuleringen) voor een groot deel heeft opengelaten.
Grotendeels overeenkomstig de ter terechtzitting in eerste aanleg gewijzigde tenlastelegging1.heeft het hof ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“Zaak met parketnummer 07-653021-10
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 oktober 2009 tot en met 21 januari 2010 te Deventer en/of te Zoetermeer en/of te Woerden en/of te Doetinchem, althans in Nederland, met het oogmerk van uitbuiting [slachtoffer 1] door
- dwang en/of
- geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of
- dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of
- afpersing en/of
- misleiding door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over [slachtoffer 1] heeft, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,
en
hij op één of meer tijdstip(pen,) in of omstreeks de periode van 15 oktober 2009 tot en met 21 januari 2010 te Deventer en/of te Zoetermeer en/of te Woerden en/of te Doetinchem, althans in Nederland, [slachtoffer 1] door
- dwang en/of
- geweld en/of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden en/of
- afpersing en/of
- misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of
- misleiding door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over [slachtoffer 1] heeft,
heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde, tegen betaling) dan wel dat hij enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling),
en
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 oktober 2009 tot en met 21 januari 2010 te Deventer en/of te Zoetermeer en/of te Woerden en/of te Doetinchem, althans in Nederland, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] ,
en
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 oktober 2009 tot en met 21 januari 2010 te Deventer en/of te Zoetermeer en/of te Woerden en/of te Doetinchem, althans in Nederland, een ander, genaamd [slachtoffer 1] , door
- dwang en/of
- geweld én/of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden en/of
- afpersing en/of
- misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of
- misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over [slachtoffer 1] heeft,
heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 1] met of voor een derde,
immers heeft verdachte toen daar (telkens):
- meermalen, althans éénmaal, met [slachtoffer 1] contact gezocht via internet en/of via telefoon en/of tegen haar gezegd dat hij haar mooi vond en/of
- ( vervolgens) een eerste afspraak met [slachtoffer 1] gemaakt en/of haar opgehaald vanaf het station te Woerden en/of naar zijn, verdachtes, woning overgebracht en/of meermalen, althans éénmaal, [slachtoffer 1] bewogen om (op diverse manieren) seks te hebben met hem, verdachte, (in zijn, verdachtes, auto en/of woning) en/of een derde (te weten: [betrokkene 1] ) en/of
- van [slachtoffer 1] meerdere, althans één, (video)opname(s) gemaakt en/of laten maken waarbij er met en/of door [slachtoffer 1] seksuele/pornografische handelingen met verdachte en/of die derde (te weten: [betrokkene 1] ), worden verricht en/of
- van [slachtoffer 1] meerdere, althans één, (seksueel/erotisch getinte) foto(’s) gemaakt en/of deze foto(’s) op internet geplaatst en/of
- voorgewend dat hij, verdachte, met [slachtoffer 1] een (monogame) liefdesrelatie had en/of ervoor gezorgd dat zij verliefd op hem, verdachte, werd, en/of voorgewend dat hij, verdachte, wel kinderen met haar wilde hebben en/of
- [slachtoffer 1] meermalen, althans éénmaal, onderdak verschaft in (onder andere) zijn, verdachtes, woning te Zoetermeer en/of
- tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij moest werken op de Bokkingshang (te Deventer) en/of in [A] (te Doetinchem) en/of voor [slachtoffer 1] bepaald wanneer en/of hoelang [slachtoffer 1] moest werken en/of
- [slachtoffer 1] werkinstructies gegeven (zij mocht onder meer niet zoenen, moest zo min mogelijk spreken met klanten en/of ze moest - terwijl ze voor het raam stond - knipogen naar de klanten en/of dansen en/of met haar tong spelen) en/of [slachtoffer 1] medegedeeld welke prijzen zij voor de prostitutiewerkzaamheden moest vragen en/of hoeveel klanten zij moest aannemen en/of
- [slachtoffer 1] meermalen, althans éénmaal, weggebracht en/of opgehaald
naar en/of bij de Bokkingshang en/of [A] en/of haar met de trein naar de Bokkingshang in Deventer en/of naar [A] in Doetinchem laten reizen en/of
- ( in strijd met de waarheid) tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij geld nodig had voor een bedrijf (in het buitenland) en/of dat zij hem, verdachte, daarmee moest helpen en/of
- ( in strijd met de waarheid) tegen [slachtoffer 1] gezegd dat ze het werken in de prostitutie deed voor haar en zijn, verdachtes, toekomst en/of dat ze een lui leven zouden hebben in Zuid-Amerika en/of een escortbureau zouden beginnen en/of dat ze zich over twee jaar geen zorgen meer hoefde te maken en/of dat hij, verdachte, een (forse) schuld had die afbetaald moest worden zodat zij later naar het buitenland konden gaan en/of
- tegen [slachtoffer 1] gezegd dat als ze geen geld zou verdienen ze hun/haar toekomst zou mislopen en/of dat ze in geldproblemen zou(den) komen en/of
- meermalen, althans éénmaal, tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij het door haar verdiende geld aan hem, verdachte, moest geven en/of
- tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij wist waar zij woonde en wie haar zus of zusje was en/of dat hij haar zusje zou verkrachten als [slachtoffer 1] niet bij hem, verdachte, bleef en/of voor hem, verdachte, bleef werken, althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
- meermalen, althans éénmaal, de keel/nek van [slachtoffer 1] (dicht)geknepen en/of op gewelddadige/brute wijze seks gehad met [slachtoffer 1] en/of tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij haar zou verkrachten en/of
- [slachtoffer 1] (tijdens de seks) meerdere keren, althans één keer, heeft geslagen en/of
- meermalen [slachtoffer 1] bedreigd dat ze vermoord zou worden door een Joegoslaaf als ze hem, verdachte, zou laten vallen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 1] verkeerde (zij was bij haar ouders weggelopen en/of had geen plek om naar toe te gaan en/of verkeerde in een psychisch kwetsbare toestand als gevolg van diverse gebeurtenissen in haar verleden) en/of
- misbruik gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (gelet op onder andere het leeftijdsverschil) en/of van het fysieke en/of psychische en/of emotionele overwicht dat verdachte op [slachtoffer 1] had en/of
- [slachtoffer 1] meerdere keren gebeld en/of sms’jes gestuurd en/of [slachtoffer 1] hem, verdachte, sms’jes laten sturen en/of laten bellen teneinde haar te controleren en/of haar te vragen hoeveel klanten ze heeft gehad (“Ga je de 15 halen”) en/of om tegen haar te zeggen dat zij niet met de politie moet praten en/of hoe ze de politie moet afpoeieren en/of
- meermalen, althans éénmaal, de telefoon(s) en/of de simkaart(en) van [slachtoffer 1] kapot gemaakt en/of haar (vervolgens) gedwongen een nieuwe telefoon en/of simkaart te kopen en/of
- het (overgrote) gedeelte van het door [slachtoffer 1] met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld door haar aan hem, verdachte, laten afdragen en/of afgeven en/of van [slachtoffer 1] afgenomen en/of ingenomen en/of [slachtoffer 1] (aldus) in een financieel kwetsbare positie en/of een (verder) van hem, verdachte, afhankelijke positie gebracht/gehouden;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 21 januari 2010 te Deventer en/of te Zoetermeer en/of te Doetinchem, althans in Nederland, met het oogmerk van uitbuiting [slachtoffer 2] door
- dwang en/of
- geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of
- dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of
- afpersing en/of
- misleiding door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over [slachtoffer 2] heeft,
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,
en
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 21 januari 2010 te Deventer en/of te Zoetermeer en/of te Doetinchem, althans in Nederland, [slachtoffer 2] door
- dwang en/of
- geweld en/of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden en/of
- afpersing en/of
- misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of
- misleiding door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over [slachtoffer 2] heeft,
heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling) dan wel dat hij enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling),
en
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 21 januari 2010 te Deventer en/of te Zoetermeer en/of te Doetinchem, althans in Nederland, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 2] ,
en
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 21 januari 2010 te Deventer en/of te Zoetermeer en/of te Doetinchem, een ander, genaamd [slachtoffer 2] , door
- dwang en/of
- geweld en/of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden en/of
- afpersing en/of
- misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden, voortvloeiend overwicht en/of
- misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen
van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over [slachtoffer 2] heeft,
heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 2] met of voor een derde,
immers heeft verdachte toen daar (telkens) (onder meer):
- meermalen, althans éénmaal, met [slachtoffer 2] contact gezocht via internet en/of via de telefoon en/of
- ( vervolgens) met [slachtoffer 2] een afspraak gemaakt en/of tegen haar gezegd dat hij zaken met haar wilde uitpraten en/of
- meermalen, althans éénmaal, (in strijd met de waarheid) tegen [slachtoffer 2] > gezegd dat hij van haar houdt en/of met haar naar Zuid-Amerika wil en/of dat als ze voor hem zou werken dat dit voor hen beiden en/of voor hun toekomst zou zijn, althans woorden van gelijke strekking en/of
- [slachtoffer 2] gezegd dat ze samen huizen en/of hotels zouden bouwen en/of verhuren in de Dominicaanse Republiek en/of
- voorgewend dat hij, verdachte met [slachtoffer 2] een (monogame) liefdesrelatie had en/of ervoor gezorgd dat zij verliefd op hem, verdachte, werd en/of dat hij een woning voor haar wilde regelen en/of
- ( in strijd met de waarheid) tegen [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte, met haar wil trouwen en/of kinderen wil krijgen en/of (vervolgens aansluitend) aan [slachtoffer 2] gevraagd of ze voor hem, verdachte, wilde gaan werken in de prostitutie en/of
- ( in strijd met de waarheid) tegen [slachtoffer 2] gezegd dat als het werken in de
prostitutie haar tegenzat en/of als zij zou willen stoppen, dat zij het verdiende geld dan terug zou krijgen en/of dat door [slachtoffer 2] verdiende geld eerlijk verdeeld zou worden en/of
- tegen [slachtoffer 2] gezegd dat zij moest werken op de Bokkingshang (Deventer) en/of in [A] (Doetinchem) en/of voor [slachtoffer 2] bepaald wanneer en/of hoelang [slachtoffer 2] moest werken en/of
- [slachtoffer 2] meermalen veelvuldig heeft gebeld en/of ge-sms’t om te controleren of en/of hoeveel klanten zij heeft gehad en/of hoeveel geld zij heeft verdiend en/of
- [slachtoffer 2] gemanipuleerd door (onder andere) tegen haar te zeggen dat hij, verdachte, en/of verdachtes kinderen haar missen en/of door op één of meerdere momenten lief tegen haar te doen/zijn en/of haar mee op vakantie naar Center Parcs te nemen en/of te vragen hoe zij, [slachtoffer 2] , het zou vinden om op de Dominicaanse Republiek te wonen en/of daar een appartementencomplex te starten en/of (haar vervolgens direct te zeggen dat zij weer aan het werk moet) en/of
- [slachtoffer 2] de keuze voorgehouden of ze liever elke dag wilde werken of een paar maanden wilde bikkelen waarna ze geen zorgen meer zou hebben en/of
- tegen [slachtoffer 2] gezegd dat hij wilde dat ze echt voor hem zou gaan en/of voor hun droom en/of dat zij achter het raam moest werken en/of geld moest verdienen en/of mannen moest manipuleren en/of
- [slachtoffer 2] werkinstructies gegeven en/of verteld (via de MSN) hoeveel geld ze moest vragen, hoe ze achter het raam moest staan en wat zij moest doen als ze benaderd zou worden door hulpverleners en/of
- [slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal, weggebracht en/of opgehaald naar
en/of bij de Bokkingshang en/of [A] en/of haar met de trein naar de Bokkingshang in Deventer en/of [A] in Doetinchem laten reizen en/of
- [slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal, seksuele handelingen tegen betaling voor de webcam en/of via het internet laten verrichten (waaronder strippen en/of SM-meesteres spelen) en/of
- [slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal, onderdak verschaft in zijn, verdachtes, woning te Zoetermeer en/of
- [slachtoffer 2] een (duur) horloge gegeven en/of
- [slachtoffer 2] in contact gebracht met de kamerverhuurder op de Bokkingshang (te Deventer) en/of de seksclub [A] (te Doetinchem) en/of
- meermalen, althans éénmaal, tegen [slachtoffer 2] gezegd: “Ga zien wat er met je gaat gebeuren als je nu het geld niet geeft” en/of “Pas op met wat je zegt he, anders lig je straks dood onder aan de flat” en/of “Als je weg gaat dan vermoord ik je” en/of “Je gaat nooit hij me weg hé, doe je dat wel dan zoek ik je open zorg ik ervoor datje bij me terugkomt en dan behandel ik je niet meer zo lief’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- [slachtoffer 2] bewogen om een tatoeage met zijn, verdachtes, initialen te laten zetten op haar lichaam (zodat iedereen kon zien dat zij van hem, verdachte, was) en/of
- [slachtoffer 2] meermalen (met kracht) vastgepakt en/of geslagen in haar gezicht en/of op haar hoofd en/of haar lichaam en/of
- ( vervolgens) tegen [slachtoffer 2] gezegd dat als zij iets tegen de politie zou zeggen hij, verdachte, ervoor zou zorgen dat ze wordt vermoord en/of
- [slachtoffer 2] heeft gedreigd over het balkon te duwen en/of (hierbij) haar lichaam op te tillen en/of tegen de rand van het balkon te duwen
- meermalen, althans éénmaal, op gewelddadige/brute wijze seks gehad met [slachtoffer 2] en/of
- misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 2] verkeerde (ze had geen contact meer met haar familie en/of haar vrienden en/of was haar spullen kwijt en/of ze verkeerde een psychisch kwetsbare toestand) en/of
- misbruik gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (gelet op onder andere het leeftijdsverschil) en/of van het fysieke en/of psychische en/of emotionele overwicht dat verdachte op [slachtoffer 2] had en/of
- het (overgrote) gedeelte van het door [slachtoffer 2] met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld door haar aan hem, verdachte, laten afdragen en/of afgeven en/of van [slachtoffer 2] afgenomen en/of ingenomen en/of
- [slachtoffer 2] een televisie en/of een koelkast op haar rekening op afbetaling laten kopen (bij de Mediamarkt) ten behoeve van hem, verdachte, en/of [slachtoffer 2] (aldus) in een van hem, verdachte, ook in financieel opzicht een kwetsbare positie gebracht en/of in een (verder) van hemverdachte afhankelijke positie gebracht/gehouden;
Zaak met parketnummer 05-860352-13
2.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 oktober 2007 tot en met 20 augustus 2012 te Deventer en/of Zoetermeer en/of Almelo en/of Nijmegen en/of Leeuwarden en/of Den Plaag, althans (elders) in Nederland,
een ander, genaamd [slachtoffer 3] ,
(telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing, en/of door misleiding dan wel door 'misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te krijgen die zeggenschap over die ander, te weten [slachtoffer 3] , heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 3] ,
en
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, [slachtoffer 3] , heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stelten tot het verrichten van arbeid en/of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling) dan wel onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
en
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting (in de prostitutie) van [slachtoffer 3] ,
en
(telkens) een ander, genaamd [slachtoffer 3] , door dwang en/of geweld en/of één of meer 'andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of
door misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer 3] ,
heeft gedwongen dan wel bewogen, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar/zijn seksuele handeling(en) met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte, (telkens):
- meermalen, althans éénmaal, met [slachtoffer 3] contact gezocht via internet (mail, MSN, Hyves) en/of
- een kamer/woning voor [slachtoffer 3] geregeld in Leidschendam (a/d [a-straat 1] ) en/of
- van [slachtoffer 3] en ene [betrokkene 2] een foto gemaakt, zodat het zou lijken alsof zij een echt stelletje waren en/of [slachtoffer 3] ’s vader en/of broer en/of schoonzus haar dan echt zouden geloven en/of
- meermalen, althans éénmaal, [slachtoffer 3] naar de Bokkingshang in Deventer gebracht en/of opgehaald en/of
- tegen [slachtoffer 3] gezegd dat ze (tegen klanten) moest vertellen dat ze [slachtoffer 3] heette en 21 jaar was en/of dat alles met een condoom moest en/of
- [slachtoffer 3] heel veel gebeld teneinde haar te controleren (dan vroeg hij hoe het ging en hoeveel geld er al was, hij belde om de zoveel uur) en/of
- de spullen van [slachtoffer 3] ingepakt en/of [slachtoffer 3] bij de keel vastgepakt en/of (daarbij) gezegd dat zij van hem was en dat ze geen keus had en dat ze mee moest en/of
- ( in strijd met de waarheid) tegen [slachtoffer 3] gezegd dat hij 5000,- Euro nodig had voor zijn woning anders zou hij en nu ook [slachtoffer 3] op straat worden gezet en/of
- [slachtoffer 3] tegen een muur aangedrukt/geduwd en/of op de grond gegooid en/of (daarbij) gezegd: “Je bent toch maar een vieze hoer” en/of [slachtoffer 3] gedreigd dood te laten schieten door een paar Polen en/of
- ( dreigend) tegen [slachtoffer 3] gezegd dat als zij bij hem weg zou gaan, dat hij dan een paar Polen zou regelen om haar dood te schieten en/of
- [slachtoffer 3] in een woning in Zoetermeer vastgehouden en/of
- de telefoon van [slachtoffer 3] afgepakt en/of de simkaart doormidden gebroken en/of [slachtoffer 3] (hard/met kracht) vastgepakt en/of vastgehouden en/of (keihard) op de grond gegooid en/of bij de keel gepakt en/of
- [slachtoffer 3] een wapen laten zien en daarbij gezegd dat als zij niet zou werken dat hij haar dood kan schieten en/of
- [slachtoffer 3] bewogen om een tatoeage met zijn, verdachtes, initialen “ [initialen verdachte] ” en/of een bloem te laten zetten op haar lichaam (pols) en/of
- misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 3] verkeerde (zij had geen plek om naar toe te gaan en/of verkeerde in een psychisch kwetsbare toestand als gevolg van diverse gebeurtenissen in haar verleden) en/of
- misbruik gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen/omstandigheden voortvloeiend overwicht (gelet op onder andere het leeftijdsverschil) en/of van het fysieke en/of psychische en/of emotionele overwicht dat verdachte op [slachtoffer 3] had en/of
- het door [slachtoffer 3] met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld door haar aan hem, verdachte, laten afdragen en/of afgeven en/of van [slachtoffer 3] afgenomen en/of afgepakt en/of
[slachtoffer 3] (aldus) in een financieel kwetsbare positie en/of een (verder) van hem, verdachte, afhankelijke positie gebracht/gehouden.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de aanvulling op het arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv. Het arrest bevat daarnaast de volgende nadere bewijsoverwegingen van het hof:
“Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van feit 1 in de zaak met parketnummer 07-653021-10: [slachtoffer 1] .
Ter terechtzitting van het hof d.d. 10 juli 2014 is door de raadsman bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het in de zaak met parketnummer 07-653021-10 onder 1 ten laste gelegde, kortgezegd de mensenhandel gepleegd ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1] . Hiertoe is aangevoerd dat bij gebruik van [slachtoffer 1] verklaringen - aangezien zij met behoedzaamheid beschouwd moeten worden - hogere eisen gesteld dienen te worden aan het steunbewijs, namelijk dat dit voornoemde verklaringen op cruciale punten dient te ondersteunen. Nu dergelijk steunbewijs niet voorhanden is, zou verdachte vrijgesproken dienen te worden van onderhavig feit.
Het hof overweegt als volgt.
Hetgeen hiervoor omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] overwogen is, brengt met zich mee dat zorgvuldig is gekeken naar het voor een bewezenverklaring vereiste steunbewijs. Anders dan de verdediging heeft bepleit, bevat het dossier voldoende bewijs dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op cruciale onderdelen ondersteunt en bevestigt, en is wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 1] onvrijwillig de prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. Dit blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Hierbij heeft het hof in het bijzonder gelet op de navolgende bewijsmiddelen.
Allereerst is er de verklaring van verdachte zelf. In diens ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 8 november 2010 en 5 november 2013 afgelegde verklaringen bevestigt hij dat hij [slachtoffer 1] heeft leren kennen via het internet en dat ze de eerste keer hadden afgesproken bij het station in Woerden. Verdachte verklaart dat hij daar samen met [betrokkene 1] in zijn bus heen is gereden om [slachtoffer 1] op te pikken. Ook bevestigt hij zowel de seksuele handelingen die [slachtoffer 1] tijdens het rijden met [betrokkene 1] en hemzelf heeft verricht als die zij, uiteindelijk aangekomen in de woning, met hen heeft verricht. Tevens bevestigt hij dat de seksuele handelingen in de woning zijn gefilmd, welk filmmateriaal in het dossier zit. Ook [betrokkene 1] heeft een verklaring afgelegd, die de feitelijke gang van zaken bij de eerste ontmoeting tussen [slachtoffer 1] en verdachte ondersteunt. Verdachte verklaart voorts dat hij wist dat [slachtoffer 1] samen met [getuige 1] naar Deventer ging om daar achter het raam te werken en dat hij hen daar heeft opgehaald.
Daarnaast bevinden zich in het dossier chat-loggesprekken, aangetroffen op verdachtes computer in diens woning. Hieruit blijkt dat [slachtoffer 1] in een chatgesprek vertelt dat ze voor haar vriend (verdachte) in de prostitutie gaat werken.
Voorts zijn er de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] die (onder meer) bevestigen dat [slachtoffer 1] in Deventer in de prostitutie heeft gewerkt en dat zij daar op 18 januari 2010 samen met [getuige 1] naartoe is gereisd (zoals ook [slachtoffer 1] en verdachte hebben verklaard). Tevens bevestigt [getuige 2] dat [slachtoffer 1] haar vertelde dat zij de opbrengsten van haar werk aan verdachte moest afdragen en dat zij die opbrengsten niet voor hem kon verbergen omdat haar vriendin (het hof begrijpt: [getuige 1] ) haar in de gaten hield. Toen [slachtoffer 1] dat vertelde moest zij huilen.
Tot slot bevat het dossier een proces-verbaal van aanhouding van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding in het bijzijn van [getuige 1] en [slachtoffer 1] was, en verschillende sms-berichten afkomstig uit de telefoon van [slachtoffer 1] , waaruit blijkt dat zij met verdachte communiceerde over wanneer zij zou gaan werken, wanneer verdachte het geld zou ontvangen, de reden dat ze het werk verrichtte, namelijk voor diens en verdachtes toekomst, en hoeveel klanten [slachtoffer 1] zou gaan halen.
Conclusie
Het hof acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem in de zaak met parketnummer 07-653021-10 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De verweren van de verdediging worden verworpen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van feit 2 in de zaak met parketnummer 07-653021-10: [slachtoffer 2] .
Ter terechtzitting van het hof d.d. 10 juli 2014 is door de raadsman bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het in de zaak met parketnummer 07-653021-10 onder 2 ten laste gelegde, kortgezegd de mensenhandel gepleegd ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 2] . Hiertoe is aangevoerd dat noch uit [slachtoffer 2] ’s eigen verklaringen en aantekeningen, noch uit andere stukken in het dossier is gebleken dat [slachtoffer 2] gedwongen in de prostitutie heeft gewerkt.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, is wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 2] onvrijwillig de prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. Dit blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Hierbij heeft het hof in het bijzonder gelet op het navolgende.
Anders dan de raadsman concludeert het hof dat uit de verklaringen van [slachtoffer 2] zelf wel degelijk blijkt dat zij de prostitutiewerkzaamheden gedwongen heeft verricht en het neemt deze dan ook als uitgangspunt. Zo verklaart zij bijvoorbeeld dat verdachte aan haar vroeg om als prostituee te gaan werken, dat zij dit werk absoluut niet wilde doen, maar dat zij door het toekomstbeeld dat verdachte haar schetste geen ‘nee’ kon zeggen.
Het gedwongen karakter van het werk vindt voorts bevestiging in bijvoorbeeld de verklaring van [getuige 3] . Zij verklaart onder meer dat [slachtoffer 2] bij [A] te Doetinchem prostitutiewerkzaamheden heeft verricht, dat zij [getuige 3] om hulp heeft gevraagd en dat zij heeft gehuild. [getuige 3] heeft zich over [slachtoffer 2] ontfermd en haar mee naar huis genomen, waar haar vader haar op is komen halen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van feit 2 in de zaak met parketnummer 05-860352-13: [slachtoffer 3] .
Ter terechtzitting van het hof d.d. 10 juli 2014 is door de raadsman bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het in de zaak met parketnummer 05-860352-13 onder 2 ten laste gelegde; kortgezegd de mensenhandel gepleegd ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 3] (betreffende de periode dat [slachtoffer 3] meerderjarig was). Hiertoe is aangevoerd dat het dossier voor het bewijs van dwang enkel de verklaringen van [slachtoffer 3] zelf bevat. Nu [slachtoffer 3] ’s verklaringen met behoedzaamheid moeten te worden beschouwd, dienen bovendien bij gebruik daarvan hogere eisen gesteld te worden aan het steunbewijs, namelijk dat dit haar verklaringen op cruciale punten dient te ondersteunen. Nu dergelijk steunbewijs niet voorhanden is, behoort verdachte vrijgesproken te worden van onderhavig feit.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, mocht het hof [slachtoffer 3] ’s verklaringen wel volgen, niet de volledige tenlastegelegde periode bewezen kan worden, aangezien [slachtoffer 3] heeft verklaard vele maanden zelfstandig in de prostitutie te hebben gewerkt.
Het hof overweegt als volgt.
Bewijs onvrijwillig karakter prostitutiewerkzaamheden [slachtoffer 3]
Hetgeen hiervoor omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] overwogen is, brengt met zich mee dat zorgvuldig is gekeken naar het voor een bewezenverklaring vereiste steunbewijs. Anders dan de verdediging heeft bepleit, bevat het dossier voldoende bewijs, dat de verklaringen van [slachtoffer 3] op cruciale onderdelen ondersteunt en bevestigt, en is wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 3] onvrijwillig de prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. Dit blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Hierbij heeft het hof in het bijzonder gelet op het navolgende.
Het hof neemt als uitgangspunt de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 3] . Zo verklaart zij onder meer dat zij in ruil voor het wonen in de door verdachte geregelde woonruimte bij [betrokkene 3] , moest werken in de prostitutie. Verdachte zou dan haar huur en boodschappen betalen. Tevens verklaart zij dat verdachte haar zei dat hij geld nodig had, dat ze moest gaan werken in de prostitutie omdat hij - en zij daardoor ook - anders de woning kwijt zouden raken.
Het gedwongen karakter vindt voorts bevestiging in bijvoorbeeld de verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] . Eerstgenoemde verklaart onder meer dat verdachte hem vertelde dat [slachtoffer 3] voor hem in de prostitutie werkte. [betrokkene 4] verklaart onder meer dat [slachtoffer 3] hem vertelde dat zij vanaf haar 16e prostitutiewerk moest verrichten en dat zij haar verdiende geld moest afgeven aan verdachte. Hij verklaart bovendien dat hij mee heeft geluisterd met door [slachtoffer 3] met verdachte gevoerde telefoongesprekken en dat verdachte [slachtoffer 3] hierin controleerde wat zij had gedaan.
Pleegperiode
Anders dan de verdediging, acht het hof de volledig tenlastegelegde periode wettig en overtuigend bewezen. Het hof baseert zich op de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.”
6. Het arrest van het hof heeft betrekking op verschillende tenlastegelegde feiten in een tweetal in eerste aanleg gevoegde zaken. Zoals blijkt uit de hierboven weergegeven bewezenverklaring, heeft het hof in de zaak met parketnummer 07-653021-10 onder 1 bewezenverklaard dat de verdachte ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 1] de volgende feiten heeft begaan:
- -
het (door een nader omschreven middel) werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting (art. 273f, eerste lid onder 1°, Sr);
- -
het (door een nader omschreven middel) dwingen of bewegen van een ander zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of (onder nader omschreven omstandigheden) enige handeling ondernemen waarvan men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat een ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten (art. 273f, eerste lid onder 4°, Sr);
- -
het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander (art. 273f, eerste lid onder 6°, Sr); en
- -
het (door een nader omschreven middel) dwingen of bewegen van een ander tot bevoordeling van de verdachte uit de opbrengst van seksuele handelingen van die ander met of voor een derde (art. 273f, eerste lid onder 9°, Sr).
Onder 2 heeft het hof in de zaak met parketnummer 07-653021-10 dezelfde feiten bewezenverklaard ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 2] . In de zaak met parketnummer 05-860352-13 heeft het hof onder 2 eveneens dezelfde feiten bewezenverklaard ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 3] . Het hof heeft de in de gevoegde zaken bewezenverklaarde feiten telkens gekwalificeerd als ‘mensenhandel’.
7. In het middel wordt geklaagd dat het hof in zijn bewezenverklaring ten onrechte voor een groot deel de in de tenlastelegging opgenomen keuzemogelijkheden heeft opengelaten. De stelling is dat het hof hierdoor onvoldoende de feiten heeft vastgesteld om een kwalificatie en strafoplegging te onderbouwen, hetgeen tot gevolg heeft dat de bewezenverklaring onvoldoende is gemotiveerd. Uit de toelichting op het middel blijkt dat het voornamelijk gaat om de en/of-keuzemogelijkheden die betrekking hebben op de feitelijke gedragingen van verdachte, waarin het hof nagenoeg niet heeft gestreept. Daardoor is het onduidelijk gebleven welke feiten door het hof bewezen zijn geacht en is het aan de lezer van het arrest overgelaten om aan de hand van de bewijsmiddelen vast te stellen wat het hof nu precies bewezen heeft verklaard. In het middel wordt tot slot de meer principiële vraag aan de orde gesteld of een dergelijke bewezenverklaring gelet op de explicatiefunctie van het arrest is toegestaan.
8. De keuzemogelijkheden die in de tenlastelegging voorkomen, kunnen worden onderscheiden in drie soorten en/of-formuleringen:
- -
i) de en/of-formuleringen die de verschillende tenlastegelegde varianten van mensenhandel van elkaar scheiden,
- -
ii) de en/of-formuleringen die de verschillende tenlastegelegde middelen voor het plegen van deze tenlastegelegde varianten van elkaar scheiden en
- -
iii) de en/of-formuleringen die de verschillende tenlastegelegde feitelijke gedragingen van elkaar scheiden.
9. Ten aanzien van de onder (i) vermelde en/of-formuleringen geldt dat deze een cumulatief aspect van de tenlastelegging aanduiden en dat het hof in de bewezenverklaring telkens het woordje ‘of’ uit deze formuleringen heeft weggestreept. Het hof heeft ten laste van de verdachte drie keer vier verschillende varianten van mensenhandel bewezenverklaard, zodat van het openlaten van keuzemogelijkheden wat betreft de onder (i) vermelde en/of-formuleringen geen sprake is. Dat wordt door de stellers van het middel ook erkend.
10. Ten aanzien van de onder (ii) en onder (iii) vermelde en/of-formuleringen geldt dat het hof deze in de bewezenverklaring wel (vrijwel geheel) heeft opengelaten. Noch wat betreft de verschillende tenlastegelegde middelen voor het plegen van mensenhandel (zie de middelen genoemd in art. 237f, eerste lid onder 1°, Sr: dwang, geweld of een andere feitelijkheid, dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie en het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te krijgen die zeggenschap over een ander heeft), noch wat betreft de verschillende in de tenlastelegging opgenomen feitelijke gedragingen, heeft het hof van de geboden keuzemogelijkheden gebruikgemaakt.2.Hoewel het middel zich – zoals reeds gezegd - vooral richt tegen het feit dat het hof de en/of-formuleringen van het (zuiver) feitelijke gedeelte van de tenlastelegging heeft opengelaten, wordt zowel met betrekking tot het feitelijke gedeelte van de bewezenverklaring als met betrekking tot het kwalificatieve gedeelte daarvan de vraag opgeworpen of de handelwijze van het hof toelaatbaar is.
11. Het criterium voor de toelaatbaarheid van het openlaten van keuzemogelijkheden in de bewezenverklaring is of het maken van een keuze van invloed is op de strafrechtelijke betekenis van het betreffende feit.3.Een sprekend voorbeeld daarvan is te vinden in het ook door de stellers van het middel aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 7 september 20044., waarin het hof in de bewezenverklaring niet duidelijk had gemaakt in hoeverre de verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten “tezamen en in vereniging met anderen” of “alleen” had begaan, terwijl ten laste was gelegd “tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen”. Volgens de Hoge Raad had het hof hier moeten kiezen, omdat dat voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde van belang was. Een keuze van het hof voor één van de twee daderschapsvormen - medeplegen en plegen - maakte immers uit voor de kwalificatie van het feit, zo schreef Jörg in zijn aan dit arrest voorafgaande conclusie.
12. De rechter hoeft uit de in de tenlastelegging voorkomende en/of-formuleringen, zelfs als het gaat om elkaar uitsluitende alternatieven, niet te kiezen als het voor de strafrechtelijke betekenis van het tenlastegelegde niet van belang is.5.In de literatuur en jurisprudentie wordt soms de nadruk gelegd op de betekenis van het maken van een keuze voor de kwalificatie van een bewezenverklaard feit, zoals in het hierboven onder 10 gegeven voorbeeld6., en dan weer op de wettelijke strafpositie van een verdachte. Onder de wettelijke of formele strafpositie wordt verstaan het strafmaximum of de strafsoort. Reijntjes wijst erop dat het niet echt consequent is dat er wel een keuze moet worden gemaakt tussen alternatieve deelnemingsvormen zoals plegen of medeplegen, maar als het bijvoorbeeld gaat om de kwalificatie “feitelijke aanranding van de eerbaarheid”7.niet hoeft te worden gekozen tussen de alternatieven waarmee deze gepleegd kan worden, namelijk geweld, andere feitelijkheid, bedreiging en plegen of dulden.8.Hoe dan ook, wanneer in de bewezenverklaring een keuze achterwege blijft, dan stelt de Hoge Raad zich op het standpunt dat uit de in het vonnis of arrest opgenomen bewijsmiddelen moet blijken dat elk daarvan door bewijsmiddelen wordt geschraagd.9.
13. Gelet op het inderdaad opvallend open karakter van de bewezenverklaring van het hof in de onderhavige zaak, kan ik mij wel enigszins voorstellen dat de stellers van het middel zich met een zoekplaatje zien geconfronteerd, in die zin dat uit het arrest en de gebezigde bewijsmiddelen inderdaad niet in een oogopslag valt op te maken of alle opengelaten alternatieve gedragingen door de bewijsmiddelen worden ondersteund. Van de andere kant is het op grond van de hiervoor aangegeven uitgangspunten op zichzelf toelaatbaar dat het hof heeft achterwege gelaten een keuze te maken uit de vele alternatieve gedragingen die in de tenlastelegging worden genoemd, mits dit geen gevolgen heeft voor de strafrechtelijke betekenis. Het ingewikkelde is dat het er zo veel zijn en dat het dus ook inspanning kost om te toetsen of alle opgesomde feitelijke gedragingen wel steun vinden in de gebezigde bewijsmiddelen. Op zichzelf heeft dit echter geen gevolg voor de verhouding tussen bewezenverklaring en kwalificatie, enerzijds, en strafoplegging, anderzijds, nu het openlaten van deze keuzemogelijkheden geen gevolgen heeft voor de formele of wettelijke strafpositie van de verdachte oftewel de strafrechtelijke betekenis van het feit. Het hof heeft immers op basis van de aan het einde van de drie onderdelen van de tenlastelegging opgesomde feitelijke gedragingen verdachte telkens voor vier verschillende varianten van hetzelfde strafbare feit met dezelfde strafbedreiging veroordeeld.
14. Dat de opengelaten keuzemogelijkheden geen steun vinden in de bewezenverklaring van het hof wordt in het middel noch gesteld, noch onderbouwd. Ik zou op grond daarvan al kunnen concluderen dat het middel niet slaagt, maar zal, omdat ik de verschillende in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedragingen puntsgewijs heb afgelopen om te beoordelen of deze steun vinden in de bewijsmiddelen, het resultaat van deze exercitie hieronder weergeven.
15. Wat betreft de feiten met betrekking tot [slachtoffer 1] (het onder 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 07-653021-10) levert dit het volgende op:
- -
dat de verdachte contact heeft gezocht met [slachtoffer 1] via internet en telefoon, kan volgen uit de bewijsmiddelen 2 en 4;
- -
dat de verdachte een afspraak met [slachtoffer 1] heeft gemaakt, haar op het station in Woerden heeft opgehaald, haar naar zijn woning heeft overgebracht en haar heeft bewogen seks te hebben met hem en [betrokkene 1] , kan volgen uit de bewijsmiddelen 2, 4, 5 en 13;
- -
dat de verdachte video-opnames heeft gemaakt van door [slachtoffer 1] met hem en [betrokkene 1] verrichte seksuele handelingen, kan volgen uit de bewijsmiddelen 2, 4, 5 en 12;
- -
dat de verdachte seksueel getinte foto’s van [slachtoffer 1] heeft gemaakt en op internet heeft geplaatst, kan volgen uit de bewijsmiddelen 2 en 5;
- -
dat de verdachte heeft voorgewend dat hij een monogame liefdesrelatie met [slachtoffer 1] had, ervoor heeft gezorgd dat zij verliefd op hem werd en heeft voorgewend dat hij wel kinderen met haar wilde hebben, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4, 5, 6, 7, 8, 19 en 21;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 1] onderdak heeft verschaft in zijn woning in Zoetermeer, kan volgen uit de bewijsmiddelen 5 en 8;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij moest werken op de Bokkingshang in Deventer en in [A] in Doetinchem, kan volgen uit de bewijsmiddelen 5, 6, 7, 8, 15 en 16;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 1] werkinstructies heeft gegeven, kan volgen uit de bewijsmiddelen 5, 6 en 7;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft weggebracht naar of opgehaald bij de Bokkingshang en [A] en haar met de trein naar de Bokkingshang en [A] heeft laten reizen, kan volgen uit de bewijsmiddelen 5, 8, 14 en 21;
- -
dat de verdachte in strijd met de waarheid tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij geld nodig had voor een bedrijf in het buitenland, kan volgen uit de bewijsmiddelen 5, 6 en 7;
- -
dat de verdachte in strijd met de waarheid tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze het werken in de prostitutie deed voor haar en verdachtes toekomst, dat zij met hem een lui leven zou hebben in Zuid-Amerika, dat ze zich over twee jaar geen zorgen meer hoefde te maken en dat verdachte een forse schuld had die afbetaald moest worden, kan volgen uit de bewijsmiddelen 5, 6, 7 en 21;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat als zij geen geld zou verdienen ze haar toekomst met hem zou mislopen en er geldproblemen zouden komen, kan volgen uit bewijsmiddel 5 en 7;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij het door haar verdiende geld aan hem moest geven, kan volgen uit de bewijsmiddelen 5, 6, 7, 16 en 19;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij wist waar zij woonde en wie haar zus of zusje was en dat hij haar zusje zou verkrachten als zij niet bij hem bleef, kan niet volgen uit enig bewijsmiddel;
- -
dat de verdachte de keel of nek van [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, op gewelddadige wijze seks met haar heeft gehad en tegen haar heeft gezegd dat hij haar zou verkrachten, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4, 6 en 8;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 1] tijdens de seks heeft geslagen, kan volgen uit bewijsmiddel 6;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 1] de bedreiging heeft geuit dat ze vermoord zou worden door een Joegoslaaf als ze hem zou laten vallen, kan volgen uit de bewijsmiddelen 6, 7 en 8;
- -
dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 1] verkeerde, kan volgen uit de bewijsmiddelen 2, 4, 5, 6, 7, 8, 13, 15 en 21;
- -
dat de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] misbruik heeft gemaakt van een uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend (fysiek, psychisch en emotioneel) overwicht, kan volgen uit de bewijsmiddelen 2, 4, 5, 6, 7, 8, 13, 15 en 21;
- -
dat de verdachte telefonisch contact en sms-contact met [slachtoffer 1] heeft gehad teneinde haar te controleren en haar te vragen hoeveel klanten ze heeft gehad en om tegen haar te zeggen dat zij niet met de politie moest praten en hoe zij de politie moest afpoeieren, kan volgen uit de bewijsmiddelen 5, 7, 9, 15, 20 en 21;
- -
dat de verdachte telefoons of simkaarten van [slachtoffer 1] kapot heeft gemaakt en haar heeft gedwongen een nieuwe telefoon of simkaart te kopen, kan volgen uit de bewijsmiddelen 7 en 9;
- -
en dat de verdachte [slachtoffer 1] het overgrote deel van het door haar met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld aan hem liet afdragen en hij haar daardoor in een financieel kwetsbare of van hem afhankelijke positie heeft gebracht, kan volgen uit de bewijsmiddelen 5, 6, 7, 16 en 19.
16. Wat betreft de feiten met betrekking tot [slachtoffer 2] (het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 07-653021-10) geldt het volgende:
- -
dat de verdachte contact heeft gezocht met [slachtoffer 2] via internet en telefoon, kan volgen uit de bewijsmiddelen 1, 3 en 4;
- -
dat de verdachte een afspraak met [slachtoffer 2] heeft gemaakt en tegen haar heeft gezegd dat hij zaken wilde uitpraten, kan volgende uit de bewijsmiddelen 3 en 4;
- -
dat de verdachte in strijd met de waarheid tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij van haar hield en met haar naar Zuid-Amerika wilde en dat als zij voor hem zou werken die voor hen beiden en voor hun toekomst zou zijn, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4, 5, 6 en 18;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij met haar huizen of hotels zou bouwen en verhuren in de Dominicaanse Republiek, kan volgen uit bewijsmiddel 5;
- -
dat de verdachte heeft voorgewend dat hij met [slachtoffer 2] een monogame liefdesrelatie had en ervoor heeft gezorgd dat zij verliefd op hem werd en dat hij heeft voorgewend dat hij een woning voor haar wilde regelen, kan volgen uit de bewijsmiddelen 3, 4, 5 en 6;
- -
dat de verdachte in strijd met de waarheid tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij met haar wilde trouwen en kinderen met haar wilde krijgen en dat hij aan haar heeft gevraagd of zij voor hem wilde gaan werken in de prostitutie, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4, 5 en 18;
- -
dat de verdachte in strijd met de waarheid tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat als het werken in de prostitutie haar tegenzat en als zij zou willen stoppen zij het verdiende geld terug zou krijgen of dit verdiende geld eerlijk verdeeld zou worden, kan volgen uit bewijsmiddel 4;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij moest werken op de Bokkingshang in Deventer en in [A] in Doetinchem en dat hij voor haar heeft bepaald wanneer en hoelang zij moest werken, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4, 5, 6, 18, 19;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 2] veelvuldig heeft gebeld of ge-sms’t om te controleren hoeveel klanten zij had gehad en hoeveel geld zij had verdiend, kan volgen uit bewijsmiddel 12;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft gemanipuleerd door tegen haar te zeggen dat hij en zijn kinderen haar misten en door op meerdere momenten lief tegen haar te doen en haar mee op vakantie naar Center Parcs te nemen en te vragen hoe zij het zou vinden om op de Dominicaanse Republiek te wonen en daar een appartementencomplex te starten, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4 en 6;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 2] de keuze heeft voorgehouden of ze liever elke dag wilde werken of een paar maanden wilde bikkelen om daarna geen zorgen meer te hebben, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4, 5, 6 en 18;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij wilde dat ze echt voor hem en voor hun droom zou gaan en dat ze achter het raam moest werken en geld moest verdienen en mannen moest manipuleren, kan volgen uit bewijsmiddel 5; dat de verdachte [slachtoffer 2] werkinstructies heeft gegeven, kan volgen uit de bewijsmiddelen 5, 9, 11, 13, 14 en 17;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft weggebracht naar of opgehaald bij de Bokkingshang en [A] en dat hij haar met de trein naar de Bokkingshang of [A] heeft laten reizen, kan volgen uit de bewijsmiddelen 2, 5 en 6;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 2] seksuele handelingen tegen betaling voor de webcam of het internet heeft laten verrichten, kan volgen uit de bewijsmiddelen 7 en 20;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 2] onderdak heeft verschaft in zijn woning in Zoetermeer, kan volgen uit de bewijsmiddelen 5, 6 en 18;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 2] een duur horloge heeft gegeven, kan volgen uit bewijsmiddel 2 en 6;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 2] in contact heeft gebracht met de kamerverhuurder op de Bokkingshang en in [A] , kan volgen uit de bewijsmiddelen 5 en 6;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 2] uitspraken heeft gedaan als “Ga zien wat er met je gaat gebeuren als je nu het geld niet geeft” en “Als je weg gaat dan vermoord ik je”, kan volgen uit de bewijsmiddelen 6, 8 en 18;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft bewogen om een tatoeage met zijn initialen op haar lichaam te laten zetten, kan volgen uit de bewijsmiddelen 2, 9 en 10;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 2] meermalen met kracht heeft vastgepakt en heeft geslagen, kan volgen uit de bewijsmiddelen 6 en 8;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat als zij iets tegen de politie zou zeggen hij ervoor zou zorgen dat ze werd vermoord, kan volgen uit bewijsmiddel 6; dat de verdachte heeft gedreigd [slachtoffer 2] over het balkon te duwen, kan volgen uit bewijsmiddel 8;
- -
dat de verdachte gewelddadige seks met [slachtoffer 2] heeft gehad, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4, 6 en 8;
- -
dat de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] misbruik heeft gemaakt van een uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend (fysiek, psychisch en emotioneel) overwicht, kan volgen uit de bewijsmiddelen 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 12, 18 en 19;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 2] het overgrote deel van het door haar met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld aan hem liet afdragen, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4, 5, 6, 12 en 18;
- -
en dat de verdachte [slachtoffer 2] ten behoeve van hem op afbetaling een televisie en een koelkast heeft laten kopen en hij haar in een financieel kwetsbare of van hem afhankelijke positie heeft gebracht, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4, 5, 6, 7, 12 en 18.
17. Wat betreft de feiten met betrekking tot [slachtoffer 3] blijkt tot slot het volgende:
- -
dat de verdachte contact met [slachtoffer 3] heeft gezocht via internet, kan volgen uit de bewijsmiddelen 3, 4 en 9;
- -
dat de verdachte woonruimte voor [slachtoffer 3] heeft geregeld in Leidschendam, kan volgen uit de bewijsmiddelen 1, 2, 3, 7 en 8;
- -
dat de verdachte een foto heeft gemaakt van [slachtoffer 3] en ene [betrokkene 2] zodat het voor de familie van [slachtoffer 3] zou lijken dat zij een echt stelletje vormden, kan volgen uit bewijsmiddel 3;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft weggebracht naar of opgehaald bij de Bokkingshang in Deventer, kan volgen uit de bewijsmiddelen 3, 4 en 9;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd dat ze aan klanten moest vertellen dat ze [slachtoffer 3] heette en 21 jaar oud was en dat alles met een condoom moest, kan volgen uit de bewijsmiddelen 3 en 9;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 3] heel veel heeft gebeld teneinde haar te controleren, kan volgen uit de bewijsmiddelen 3 en 9;
- -
dat de verdachte de spullen van [slachtoffer 3] heeft ingepakt, haar bij de keel heeft vastgepakt en heeft gezegd dat zij van hem was, kan volgen uit bewijsmiddel 4;
- -
dat de verdachte in strijd met de waarheid tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij € 5000,- nodig had voor zijn woning omdat zij anders beiden op straat zouden worden gezet, kan volgen uit bewijsmiddel 4;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 3] tegen de muur heeft aangedrukt en op de grond heeft gegooid en dat hij daarbij tegen haar heeft gezegd dat zij toch maar een vieze hoer was, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4 en 7;
- -
dat de verdachte tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij een paar Polen zou regelen om haar dood te schieten wanneer zij bij hem weg zou gaan, kan volgen uit bewijsmiddel 4;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 3] in een woning in Zoetermeer heeft vastgehouden, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4 en 7;
- -
dat de verdachte de telefoon van [slachtoffer 3] heeft afgepakt en de simkaart doormidden heeft gebroken en dat hij haar heeft vastgepakt en op de grond heeft gegooid, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4, 7 en 9;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 3] een wapen heeft laten zien en daarbij heeft gezegd dat hij haar dood kon schieten als zij niet mee zou werken, kan volgen uit bewijsmiddel 7;
- -
dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft bewogen om een tatoeage met zijn initialen en een bloem op haar lichaam te laten zetten, kan volgen uit de bewijsmiddelen 4, 5 en 9;
- -
dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 3] verkeerde, kan volgen uit de bewijsmiddelen 3, 4, 7 en 9;
- -
dat de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 3] misbruik heeft gemaakt van een uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend (fysiek, psychisch en emotioneel) overwicht, kan volgen uit de bewijsmiddelen 3, 4, 7 en 9;
- -
en dat de verdachte [slachtoffer 3] het door haar met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld aan hem liet afdragen en hij haar daardoor in een financieel kwetsbare of van hem afhankelijke positie heeft gebracht, kan volgen uit de bewijsmiddelen 3, 4, 7, 8 en 9.
18. Concluderend kan worden opgemerkt dat het bewijs voor de in de tenlastelegging opgenomen feitelijke gedragingen van de verdachte op één uitzondering na zonder meer uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden gehaald. De enige feitelijke gedraging die niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen, is de gedraging waarbij de verdachte tegen [slachtoffer 1] zou hebben gezegd dat hij wist waar zij woonde en wie haar zus of zusje was en dat hij haar zusje zou verkrachten als zij niet bij hem bleef. Dit onderdeel van de bewezenverklaring is echter niet van zodanige aard dat het weglaten daarvan de aard en de ernst van de bewezenverklaring als geheel aantast. Hetzelfde geldt, in het verlengde hiervan, ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen middelen voor het plegen van mensenhandel. Met uitzondering van het middel van het ‘geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over een ander heeft’ (zie art. 273f, eerste lid onder 1°, Sr) kan het bewijs voor alle tenlastegelegde middelen voor het plegen van mensenhandel zonder meer uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. En ook hier geldt dat weglating van het niet door bewijsmiddelen gedekte gedeelte van de bewezenverklaring de aard en de ernst van de bewezenverklaring als geheel niet aantast.
19. Hoewel ik met de stellers van het middel meevoel dat de door het hof gehanteerde werkwijze van het openlaten van een veelheid van keuzemogelijkheden in een toch al niet eenvoudige bewezenverklaring in haar algemeenheid niet wenselijk is, kan in casu, gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, niet worden gezegd dat dit de bewezenverklaring daadwerkelijk onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd maakt.
20. Het eerste middel faalt.
21. Het tweede middel komt op tegen de bewezenverklaring, voor zover het hof voor het bewijs van het in de zaak met parketnummer 07-653021-10 onder 1 tenlastegelegde gebruik heeft gemaakt van verbalisantenweergaves van de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer 1] .
22. De bezwaren van de stellers van het middel hebben betrekking op een vijftal passages van de als bewijsmiddelen 4, 7 en 8 gebezigde processen-verbaal van verklaringen van [slachtoffer 1]10.en de verbatim uitgewerkte processen-verbaal van diezelfde verklaringen die zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevinden11..
Passage 1:
(wat betreft het als bewijsmiddel 4 gebezigde proces-verbaal:)
“Ondertussen moest ik [verdachte] nog steeds likken en pijpen. Ik wilde stoppen met likken en pijpen en voelde meteen zijn hand op mijn hoofd. Zachtjes duwde hij mijn hoofd weer naar beneden en ik begreep dat ik door moest gaan met likken en pijpen. Ik was zo bang dat [verdachte] niet eens hoefde te zeggen dat ik moest doorgaan met likken en pijpen.
Toen we bij zijn woning waren mocht ik ophouden met zijn penis te likken en pijpen. Daar mocht ik mij, in de auto, weer aankleden. Vervolgens zijn wij naar de woning van [verdachte] gegaan.”
(en wat betreft het corresponderende verbatim uitgewerkte proces-verbaal:)
“F: Je wilde je wilde stoppen met likken en pijpen en je voelde meteen zijn hand op je hoofd.
N: Ja.
F: Die zachtjes hem uh.
N: Ja zachtjes, niet met geweld hoor.
F: Oké. Hij duwde meteen zijn hand op mijn hoofd. Zachtjes duwde hij mijn hoofd weer naar beneden en ik moest doorgaan.
N: Ja ik weet niet of ik het moest maar ik heb dat maar gedaan. Hij heeft niet gezegd van je moet.
(Onv)
V: Nee maar hij duwde wel je hoofd.
N: Ja.
F: Kan ik wel anders weg zetten. En ik begreep dat ik door moest gaan met likken en pijpen. Je was zo bang dat hij het niet eens durfde te zeggen?
N: Hm?
V: Je was zo bang om daar wat van te zeggen.
N: O ik was er
F: Ja
V: Ja
F: Van joh uh. Het was voor jou al duidelijk
N: Ja
F: Dat je door moest gaan
N: Ja dat is
F: Doordat hij op je hoofd duwde
N: Ja ja
F: Uh bij zijn woning waren mocht ik ophouden met pijpen (onv)
V: Daar mocht ik me ook aankleden. Van [verdachte] . Of niet.
N: Waar?
V: Bij de woning.
N: Ja in de auto heb ik alweer snel aangekleed.”
Passage 2:
(eveneens wat betreft het als bewijsmiddel 4 gebezigde proces-verbaal:)
“Ik wilde dit niet maar heb het wel gedaan. Ik was gewoon bang wat er met mij ging gebeuren.”
(en wat betreft het corresponderende verbatim uitgewerkte proces-verbaal:)
“F: Eigenlijk een vraag waar ik misschien wel antwoord op weet, maar ik stel hem toch. Jij was bang wat er met jou ging gebeuren.
N: Ja.”
Passage 3:
(wat betreft het als bewijsmiddel 7 gebezigde proces-verbaal:)
“U vraagt mij hoe het voelde toen ik aankwam op de Bokkingshang te Deventer en wat het met mij deed. Ik zag er als een berg tegen op. Ik wilde dit werk niet doen.
U vraagt mij of ik wel eens tegen [verdachte] (het hof begrijpt telkens: verdachte) heb gezegd dat ik het werk, prostitutie, niet wilde doen. Ja dat heb ik. [verdachte] zei toen tegen mij dat hij mij dan niet kon gebruiken en niets aan mij had en dat hij dan een ander meisje zou gaan zoeken die voor hem ging werken. Hij vertelde dat hij mij dan niet meer kon vertrouwen en dat ik dan weg moest. Ik was dan niet meer zijn meisje. Ik wilde heel graag zijn meisje zijn en deed alles om hem te behagen.”
(en wat betreft het corresponderende verbatim uitgewerkte proces-verbaal:)
“F: En je bent zwaar verliefd op hem geweest en je krijgt van hem te verstaan dat hij wel werk voor jou heeft, je moet achter de ramen gaan staan en hoer zijn. En als hij dat niet doet, dan ben je niet zijn vriendinnetje en dan kun je wel opstappen.
N: Ja.
F: Dus dat doet wat met je.
N: Ja.
F: Om hem niet te verliezen doe je maar dat wat hij dus van jou vraagt.
N: (zegt niets)
F: Je was bang dat je hem kwijt zou raken he?
N: Ja.
F: Dat is heel om dat goed te vertellen. Op die manier heeft hij jou bespeeld he?
N: Hmmm. Ja.
F: Van als jij niet doet wat ik zeg, ga dan maar weg. Dan heb ik niets meer aan jou want..
N: Ja
F: Dan ben je niet mijn vriendinnetje. Is heel belangrijk dat je dat beseft.
N: Hmm.
F: Dat heeft jou dus gemotiveerd om dat werk toch maar te doen want je wilde hem niet kwijt raken.
N: Ja.
F: Je wilde er alles aan doen om hem (hoort waarschijnlijk ‘niet’ tussen) te verliezen uh om hem dus uh hoe zeg je dat heel netjes, om hem maar uh.
V: Te behagen.
F: Te behagen. Hem tevreden te stellen zodat hij in zijn nopjes met jou zou zijn en dat hij alleen maar leuke dingen met jou gaat doen.
N: Ja.
F: Oké. Ik ga dat even proberen dat ik dit op papier krijg want het is uh heel belangrijk dat dat zo goed uit komt.”
Passage 4:
(eveneens wat betreft het als bewijsmiddel 7 gebezigde proces-verbaal:)
“ [verdachte] had meerdere keren aangegeven als ik hem zou laten vallen, dus weg bij hem zou gaan, dat hij een Joegoslaaf op mij af zou sturen en zou vermoorden.”
(en wat betreft het corresponderende verbatim uitgewerkte proces-verbaal:)
“N: Ja. Nou hij had een vriend en die is Joegoslaaf zei hij en die zou me dan wel vermoorden.
F: Hij vertelde wel dat als ik hem zou laten vallen dat hij een Joegoslavische vriend heeft die mij dan zou vermoorden. Wat deed dat met jou toen hij dat zei?
N: Nou ik wist gewoon dat hij dat niet zou doen. Ook omdat hij mijn keel had dicht geknepen maar ook niet totdat ik stikte, dat durfde hij ook niet. Ik vond het allemaal gewoon, ja.
F: Deed dat niets met jou dat hij zei van joh ik heb een Joegoslavische vriend en die maakt jou koud?
N: Nee eigenlijk niet. Nee want ik geloofde dat gewoon niet. Ik vond het gewoon..
F: Het deed je niks omdat je hem niet geloofde?
N: Ja, ik geloofde niet wat hij toen zei. En ik was er ook niet bang voor dat het zou gebeuren.
(fonetische zin)
F: Weet je ook waarom je daar niet bang voor was?
N: Ja omdat ik toch eigenlijk wel wist dat hij dat niet zou doen.
F: Hoe weet jij dat dan?
N: Nou omdat net zoals met die keel dichtknijpen, ja dat deed hij ook niet verder totdat ik zou stikken dus ik dacht ja. Dan had hij al wel lang de kans voor gehad om mij te (onv) ja.
F: Dus jou gevoel zegt van dat hij dat niet zou doen.
N: Nee.
F: Je kunt het ook verder niet verklaren begrijp ik uit jouw verhaal
N: Nee”
Passage 5:
(wat betreft het als bewijsmiddel 8 gebezigde proces-verbaal:)
“(…) Als zijn hoertje moest ik eerlijk tegen hem zijn als ik voor hem werkte. Ik moest hem aankijken als hij met mij praatte.”
(en wat betreft het corresponderende verbatim uitgewerkte proces-verbaal:)
“F: Wat vertelde hij op dat moment tegen jou dan?”
N: Over dat ik eerlijk moest.
F: (onv) of wat moet ik mij voorstellen.
N: Nee dat ik eerlijk moest zijn tegen hem als ik zijn hoertje wou zijn, dan moest ik dus eerlijk zijn en dat. En dan moest ik in zijn ogen aankijken en zeggen dat ik het meende. En dat ik voor hem wou werken.
F: Als zijn hoertje moest ik eerlijk tegen hem zijn.
N: Ja.
F: En hem aankijken?
N: Ja
F: Als hij met mij praatte?
N: Ja.
F: En zei hij daarna nog wat?
N: Wat of hij wat zei?
F: Nee als hij als ik als zijn hoertje moest ik eerlijk tegen hem zijn en hem aankijken als hij met mij praatte. Je zei nog wat.
V: Als ik voor hem wilde werken.”
23. Voor de beoordeling van het middel zijn tevens de volgende overwegingen van het hof met betrekking tot de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen van belang (zie blz. 13-14 van het arrest):
“Overwegingen ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
Ter terechtzitting van het hof d.d. 10 juli 2014 heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet betrouwbaar zijn, althans met de nodige behoedzaamheid beschouwd dienen te worden. Ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 1] heeft de raadsman geconcludeerd dat deze uitgesloten dienen te worden van het bewijs.
Volgens de raadsman zijn de aangeefsters op sturende wijze door de politie verhoord en is er sprake geweest van tunnelvisie ten opzichte van verdachte. Daarnaast is er sprake van psychische problematiek bij de aangeefsters en bevatten de verklaringen onwaarschijnlijkheden en onjuistheden. (…)
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Allereerst stelt het hof met de raadsman vast dat de aan de aangeefsters gestelde vragen in bepaalde opzichten ‘sturend’ zijn geweest. Dit gegeven, alsmede de psychische gesteldheid van aangeefsters en hun mogelijke belang bij het afleggen van verklaringen over het gedwongen uitoefenen van prostitutiewerkzaamheden, brengt met zich mee dat de verklaringen met de nodige behoedzaamheid moeten worden beoordeeld. Anders dan de verdediging verbindt het hof daaraan echter niet de conclusie dat de verklaringen van de aangeefsters onbetrouwbaar zijn en dat deze uitgesloten dienen te worden van het bewijs.
Gebleken is namelijk dat de aangeefsters op essentiële onderdelen wél kritisch zijn bevraagd en dat zij daarbij vrij en consistent hebben kunnen verklaren. Tevens hebben zij, dan wel enkele van hen, hun bij de politie afgelegde verklaringen zowel ten overstaan van de rechter-commissaris als ter terechtzitting in eerste aanleg bevestigd. Bovendien vinden de verklaringen op cruciale onderdelen bevestiging in andere bewijsmiddelen in het dossier. (…)
Voorts is de door de verdediging gestelde tunnelvisie aan de zijde van de politie ten aanzien van verdachte niet aannemelijk geworden. Zo is er bijvoorbeeld in de zaak van aangeefster [slachtoffer 1] wel degelijk onderzoek verricht naar een andere mogelijke verdachte, te weten de ‘Dave’ waarover zij heeft verklaard. Dit onderzoek heeft echter tot niets geleid.
Uit het voorgaande blijkt dat de verklaringen van aangeefsters - hoewel met behoedzaamheid beschouwd - voor het bewijs gebezigd kunnen worden.”
24. Ten aanzien van de hierboven onder 23 weergegeven passages wijkt de inhoud van de voor het bewijs gebezigde processen-verbaal volgens de stellers van het middel zodanig af van de inhoud van de verbatim uitgewerkte processen-verbaal, dat het hof de onderliggende verklaringen zou hebben gedenatureerd. Omdat de klacht van het middel geen betrekking heeft op weergaves van de inhoud van bepaalde verklaringen door het hof zelf, gaat het bij deze klacht echter niet om een denatureringsklacht in strikte zin, maar om een keuze en selectie die het hof heeft gemaakt uit de processen-verbaal van de politie. Daarbij komt dat een proces-verbaal van verhoor geen letterlijke weergave van de verklaring van aangever of getuige hoeft te bevatten.12.Dit neemt niet weg dat de vraag hoe de inhoud van de verbalisantenweergaves van de verklaringen van [slachtoffer 1] en de inhoud van de verbatim uitgewerkte processen-verbaal van diezelfde verklaringen zich tot elkaar verhouden in casu relevant kan zijn voor de begrijpelijkheid van de bewezenverklaring. Daarbij kan dan wel meteen worden opgemerkt dat de selectie- en waarderingsvrijheid van de feitenrechter in dit verband ten opzichte van denatureringsklachten in strikte zin wellicht nog wel zwaarder weegt, aangezien deze vrijheid niet alleen de inhoud van voorhanden verklaringen maar ook de keuze tussen verschillende versies daarvan betreft.
25. Wat betreft de eerste, de tweede en de derde in het middel genoemde passage van de verklaringen van [slachtoffer 1] wordt in de toelichting op het middel gesteld dat zowel op het punt van de door de getuige ervaren angst en dwang (passages 1 en 2) als op het punt van de emotionele afhankelijkheid van de getuige (passage 3) suggesties van verhoorders als eigen woorden in de mond van de getuige zijn gelegd. Hoewel de als bewijsmiddelen 4 en 7 gebezigde processen-verbaal met betrekking tot deze punten inderdaad informatie bevatten waar [slachtoffer 1] blijkens de verbatim uitgewerkte processen-verbaal niet of niet geheel uit zichzelf mee is gekomen, is het echter niet zo dat de genoemde informatie qua inhoud of strekking duidelijk van de woordelijke versie van haar verklaringen afwijkt. Waar de toelichting erop wijst dat de getuige in het bij passage 1 behorende verbatim proces-verbaal de vraag of zij zo bang was dat de verdachte niet eens hoefde te zeggen dat zij door moest gaan met het verrichten van seksuele handelingen alleen beantwoordt met ‘Hm?’ en ‘O, ik was er’, wordt er bijvoorbeeld aan voorbijgegaan dat de getuige enkele momenten later alsnog een bevestigend antwoord op deze vraag geeft. Nu de stellers van het middel ten aanzien van de eerste, tweede en derde passage niets aandragen op grond waarvan kan worden gezegd dat het hof aan de verklaringen van [slachtoffer 1] een betekenis heeft toegekend die het daar niet aan kon toekennen, moet het middel in ieder geval in zoverre falen. In dit verband is van belang dat het hof wat betreft deze verklaringen zelf heeft geoordeeld dat de vraagstelling bij het verhoor van deze getuige weliswaar op bepaalde punten sturend is geweest maar niet zodanig sturend dat zij niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
26. Ten aanzien van de vierde in het middel genoemde passage merken de stellers van het middel op dat het als bewijsmiddel 7 gebezigde proces-verbaal onder meer inhoudt dat de verdachte meerdere keren heeft aangegeven dat hij [slachtoffer 1] zou laten vermoorden door een Joegoslaaf als zij bij hem weg zou gaan, terwijl [slachtoffer 1] blijkens het corresponderende verbatim proces-verbaal tijdens haar verhoor meerdere keren heeft verklaard dat het dreigement van de verdachte haar niet bang maakte omdat zij het niet geloofde. Ook wat betreft deze passage kan het middel niet slagen, aangezien het hof vrij was om aan de verklaring van de getuige over het dreigement - ook los van hetgeen zij verder over haar eigen gevoelens met betrekking tot dit dreigement heeft verklaard - bewijswaarde toe te kennen. Het hof heeft uit de betreffende verklaring immers in ieder geval kunnen afleiden dat de verdachte bedreiging als middel inzette en dat er een verband was tussen het inzetten van dit middel en het zich prostitueren van de getuige. Wat dit laatste betreft: dat de getuige niet bang was dat de verdachte haar daadwerkelijk zou laten ombrengen wil natuurlijk niet zeggen dat zij niet vreesde voor enige minder vergaande vorm van geweld, terwijl zij in haar verklaringen over andere situaties wel degelijk heeft aangegeven bang te zijn geweest voor dreigend geweld.13.Daar komt bij dat ook de als bewijsmiddel 6 gebezigde verklaring van de getuige inhoudt dat de verdachte heeft gedreigd haar te laten vermoorden. Tot slot treft het middel ook wat betreft de vijfde in het middel genoemde passage geen doel. Wat er van de opmerkingen van de stellers van het middel over deze passage ook zij, kan uit de overige inhoud van de als bewijsmiddel 8 gebezigde verklaring van [slachtoffer 1] immers zonder meer volgen dat zij als prostituee voor de verdachte heeft gewerkt.
27. Het tweede middel faalt eveneens.
28. Het derde middel bevat een klacht over de strafmotivering, voor zover het hof daarin heeft overwogen dat de verdachte “zich gedurende lange periodes, in het geval van [slachtoffer 3] bijna vijf jaar, schuldig [heeft] gemaakt aan mensenhandel”.
29. De in het arrest neergelegde strafmotivering van het hof luidt in haar geheel als volgt:
“De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende lange periodes, in het geval van [slachtoffer 3] bijna vijf jaar, schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van drie vrouwen: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Deze jonge vrouwen waren ieder uiterst kwetsbaar op het moment dat verdachte in hun leven kwam; hij heeft daar ernstig misbruik en gebruik van gemaakt. Alle drie de vrouwen zijn door toedoen van verdachte in de prostitutie terecht gekomen en gebleven. Om dit te bewerkstelligen heeft hij de vrouwen in een (emotionele dan wel financiële) afhankelijkheid gebracht. Zo liet hij hen bijvoorbeeld geloven dat ze een exclusieve (seksuele) relatie met hem hadden en dat ze een toekomst samen, zouden gaan opbouwen. Hij heeft de vrouwen financieel uitgebuit en afhankelijk gemaakt door te verlangen dat zij de opbrengsten uit de prostitutie aan verdachte afstonden, zogenaamd ten behoeve van hun toekomstplannen, dan wel het door verdachte geregelde onderdak.
Voor de strafmaat laat het hof voorts in belangrijke mate meewegen dat verdachte in het contact met de meisjes gebruik heeft gemaakt van fysiek geweld, bedreiging met geweld en seksueel geweld.
Dergelijke praktijken herbergen aspecten van een vorm van moderne slavernij. Het onvrijwillig in de prostitutie brengen en houden van vrouwen, de mishandeling en de intimidatie en het vervolgens (jaren)lang financieel uitbuiten van die vrouwen zijn zeer ernstige feiten. Door aldus te handelen heeft verdachte de vrouwen ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke integriteit toegebracht en heeft hij hun persoonlijke vrijheid ernstig geschaad. Verdachte heeft zijn persoonlijk gewin uitdrukkelijk daarboven gesteld. Het hof is van oordeel dat deze vorm van mensenhandel fors bestraft moet worden.
Wat de impact van het gebeurde op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is geweest, blijkt onder meer uit de ter terechtzitting van het hof voorgelezen en zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaringen. Hieruit blijkt dat ze gevoelens van schaamte hebben gehad, dat ze zich vies voelden en hun gevoel uitschakelden. Nu voelen ze vaak nog boosheid, angst en eenzaamheid. Ook ervaren zij slaap- en concentratieproblemen en hebben zij moeite mensen te vertrouwen. [slachtoffer 1] heeft bovendien ernstige ziektes van het werk in de prostitutie gekregen.
Blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 17 juni 2014 is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder een zedendelict, nota bene gepleegd ten aanzien van één van de aangeefsters in onderhavige zaak, [slachtoffer 2] .
Direct na vrijlating van het uitzitten van de gevangenisstraf die hij hiervoor kreeg heeft hij het contact met [slachtoffer 2] hervat en haar kort nadien bewogen de prostitutie in te gaan. Daarnaast is gebleken dat verdachte ten tijde van het plegen van onderhavige feiten in een proeftijd zat, waarbij hem een gevangenisstraf van aanzienlijke duur boven het hoofd hing. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
Voorts heeft het hof gelet op de inhoud van de over de persoon van verdachte opgemaakte rapportages. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een Pro Justitia psychologisch onderzoek. Ook bij de reclassering heeft verdachte niet willen praten over het hem tenlastegelegde. Hierdoor is het niet mogelijk gebleken goed onderzoek te doen. De reclassering onthoudt zich dan ook van advies over een sanctie.
Het hof houdt voorts rekening met het feit dat verdachte in zijn uiteindelijk afgelegde verklaringen geen inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelen.
Door de raadsman is bepleit om in geval van bewezenverklaring te komen tot een lagere straf dan door de rechtbank is opgelegd onder verwijzing naar andere uitspraken. Vooropgesteld moet worden dat de strafoplegging voor mensenhandelzaken in zijn algemeenheid niet alleen kan worden gebaseerd op uitgangspunten ontleend aan de hoeveelheid slachtoffers, de duur van de periode waarin de mensenhandel plaatsvindt en de wijze waarop de uitvoering ervan plaatsvindt. Uit het voorgaande volgt dat er een groot scala van omstandigheden is waar het hof bij de beoordeling van de op te leggen straf rekening mee houdt. In het oog springend zijn daarbij, naast de voor een strafoplegging genoemde uitgangspunten, de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor ontucht met één van de slachtoffers en dat hij na het uitzitten van die straf terstond weer contact had met het slachtoffer daarvan en haar in de prostitutie heeft geleid en dat hij de feiten tijdens een proeftijd van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden heeft gepleegd. Zo bezien leveren die andere uitspraken geen aanknopingspunt om in dit geval tot een daarmee vergelijkbare strafoplegging te komen. Het veranderen van inzicht in de strafwaardigheid van mensenhandel na 1 juli 2009 vormt geen reden om nu, na dat gewijzigde inzicht tot een lagere strafoplegging te komen nu met de op te leggen straf het strafmaximum van vóór 1 juli 2009 van mensenhandel meermalen gepleegd, niet wordt overschreden.
Hoewel er sprake van is dat de procedure langere tijd in beslag heeft genomen is er geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn en in het kader van de strafoplegging houdt het hof hiermee dan ook geen rekening.
Alles afwegend is slechts de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend. Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest, opgelegd dient te worden.”
30. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat de overweging van het hof dat de verdachte zich in het geval van [slachtoffer 3] gedurende bijna vijf jaar schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel niet begrijpelijk is, omdat uit één van de zich in het dossier bevindende verklaringen van het betreffende slachtoffer kan worden afgeleid dat zij haar prostitutiewerkzaamheden enkele malen heeft onderbroken en dat zij binnen de door het hof genoemde periode van vijf jaar maximaal tweeënhalf jaar lang voor de verdachte kan hebben gewerkt.
31. De door de stellers van het middel geuite bezwaren tegen ’s hofs gebruik van de woorden ‘gedurende vijf jaar’ zijn niet overtuigend. Dat de aangedragen verklaring van [slachtoffer 3] lijkt uit te sluiten dat de verdachte haar vijf jaar lang zonder tussenpozen voor hem heeft laten werken, laat immers onverlet dat het hof bij de strafoplegging zelfstandige waarde heeft kunnen toekennen aan de omstandigheid dat de door de verdachte begane mensenhandelfeiten zich uitstrekten over een lange periode in de tijd en dat het bijpassende handelen van de verdachte geen tijdelijke bevlieging betrof. De overweging van het hof dat de verdachte zich in het geval van [slachtoffer 3] gedurende bijna vijf jaar schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel kan mijns inziens dan ook zonder problemen zo worden gelezen, dat het hof daarmee tot uitdrukking heeft gebracht dat de uitbuiting van [slachtoffer 3] intensief was en dat hij dit slachtoffer - zelfs als hij haar enige tijd uit het oog was verloren - niet losliet.
32. Ook het derde middel faalt.
33. Met het vierde middel wordt betoogd dat het hof heeft nagelaten te responderen op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de verdediging met betrekking tot de bruikbaarheid voor het bewijs van een verklaring van [getuige 3] ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 07-653021-10 onder 2 tenlastegelegde (de feiten met betrekking tot het slachtoffer [slachtoffer 2] ).
34. Het hof heeft de bewezenverklaring wat betreft het in de zaak met parketnummer 07-653021-10 onder 2 tenlastegelegde onder meer doen steunen op de inhoud van het volgende bewijsmiddel:
“19. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2010 (pagina 264-265, map 3 van proces-verbaalnummer 2010004854-7, onderzoek LUTS 04TAC10001), inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als verklaring van verbalisanten, dan wel één van hen:
Op zaterdag 03 april 2010 te omstreeks 20.00 uur hielden wij een prostitutiecontrole in “ [A] ”. Tijdens deze ronde controleerden wij [getuige 3] . Zij verklaarde dat er in november/december 2009 een meisje bij [A] had gewerkt, die haar om hulp had gevraagd. Dit meisje had gehuild. [getuige 3] vond het meisje naïef. Zij zou uit Gouda komen. Zij had zich afgevraagd wat het meisje in een dergelijke omgeving te zoeken had. [getuige 3] had zich over haar ontfermd en had haar na het werk in [A] meegenomen naar huis. Hier was het meisje door haar vader opgehaald. Het telefoonnummer van haar had zij onder de naam [slachtoffer 2] in haar mobiele telefoon staan.
Volgens GBA gegevens zouden de personalia van [getuige 3] moeten luiden: [getuige 3] , geboren op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats] .
De “ [A] ” is een inrichting waarin kamers worden verhuurd aan zelfstandige prostituees, die daar hun werkzaamheden verrichten.”
35. Blijkens een pleitnota die is gehecht aan het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 10 juli 2014 heeft de raadsman van de verdachte bij die gelegenheid onder meer het volgende aangevoerd:
“De Rechtbank heeft nog voor het bewijs gebruikt de verklaring van [getuige 3] . Deze mevrouw zou bij een controleronde in “ [A] ” te Doetinchem hebben aangeslagen op de naam [slachtoffer 2] en hebben verklaard “dat zij het gevoel had dat het niet goed zat.” (…) Bovendien kan cliënt niet de persoon zijn waarover [getuige 3] spreekt. Cliënt is immers nooit in Doetinchem geweest. Dat heeft [slachtoffer 2] zelf verklaard: “Ik was met de trein naar Doetinchem gekomen. Ik ben nooit door [verdachte] naar Doetinchem gebracht. Hij heeft mij ook nooit opgehaald. Ik heb daar maar twee keer gewerkt. De eerste keer ben ik ziek naar huis gegaan. De tweede keer ben ik met [getuige 3] meegegaan.” Toch wordt er als vanzelfsprekend vanuit gegaan dat het om cliënt gaat, ook door de rechtbank. [getuige 3] moet hier over een ander dan cliënt hebben gesproken; (…)”
36. Voor de beoordeling van het middel zijn daarnaast de volgende nadere bewijsoverwegingen van het hof van belang:
“Ter terechtzitting van het hof d.d. 10 juli 2014 is door de raadsman bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het in de zaak met parketnummer 07-653021-10 onder 2 ten laste gelegde, kortgezegd de mensenhandel gepleegd ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 2] . Hiertoe is aangevoerd dat noch uit [slachtoffer 2] ’s eigen verklaringen en aantekeningen, noch uit andere stukken in het dossier is gebleken dat [slachtoffer 2] gedwongen in de prostitutie heeft gewerkt.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, is wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 2] onvrijwillig de prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. Dit blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Hierbij heeft het hof in het bijzonder gelet op het navolgende.
Anders dan de raadsman concludeert het hof dat uit de verklaringen van [slachtoffer 2] zelf wel degelijk blijkt dat zij de prostitutiewerkzaamheden gedwongen heeft verricht en het neemt deze dan ook als uitgangspunt. Zo verklaart zij bijvoorbeeld dat verdachte aan haar vroeg om als prostituee te gaan werken, dat zij dit werk absoluut niet wilde doen, maar dat zij door het toekomstbeeld dat verdachte haar schetste geen ‘nee’ kon zeggen.
Het gedwongen karakter van het werk vindt voorts bevestiging in bijvoorbeeld de verklaring van [getuige 3] . Zij verklaart onder meer dat [slachtoffer 2] bij [A] te Doetinchem prostitutiewerkzaamheden heeft verricht, dat zij [getuige 3] om hulp heeft gevraagd en dat zij heeft gehuild. [getuige 3] heeft zich over [slachtoffer 2] ontfermd en haar mee naar huis genomen, waar haar vader haar op is komen halen.”
37. Voor zover de hierboven onder 36 aangehaalde passage van de pleitnota van de raadsman van de verdachte al moet worden geacht een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in te houden, geldt dat de redenen van de afwijking door het hof van dit standpunt reeds in voldoende mate in de nadere bewijsoverwegingen van het hof besloten liggen. Het hof heeft de verklaring van [getuige 3] gebruikt als steunbewijs voor de omstandigheid dat de prostitutiewerkzaamheden van slachtoffer [slachtoffer 2] in de tenlastegelegde periode een gedwongen karakter hadden. Daarbij heeft het hof kennelijk geoordeeld dat de bewijswaarde van deze verklaring niet afhankelijk is van de vraag of dit slachtoffer op de dag waarover [getuige 3] verklaart door de verdachte naar Doetinchem is gebracht of weer uit Doetinchem is opgehaald. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk en kan voor het overige in cassatie niet worden getoetst.
38. Het vierde middel faalt ook.
39. Het vijfde middel klaagt over een overschrijding van de inzendtermijn in cassatie.
40. In de onderhavige zaak is op 25 juli 2014 namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld, terwijl de stukken van het geding pas op 6 mei 2015 door de Hoge Raad zijn ontvangen. Dit brengt mee dat de in casu toepasselijke inzendtermijn van zes maanden met ruim drie maanden is overschreden, terwijl de Hoge Raad bovendien niet binnen zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep uitspraak zal doen. Dit dient tot strafvermindering te leiden.
41. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
42. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van de straf in de mate die de Hoge Raad gepast voorkomt en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑12‑2015
Een (kleine) uitzondering moet hier worden gemaakt ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-860352-13 onder 2 tenlastegelegde (de feiten met betrekking tot het slachtoffer [slachtoffer 3] ), aangezien het hof de verdachte hier heeft vrijgesproken van die onderdelen van de tenlastelegging die zien op het medeplegen en op het gebruik van fraude als pleegmiddel.
Zie HR 5 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6691, NJ 2011/316 m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.5.2 en HR 22 april 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9316, rov. 6.4.
HR 7 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9792, rov. 3.3. Zie voor een ander voorbeeld waarbij het gaat om medeplegen of plegen HR 31 mei 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC5982.
Voor voorbeelden van zaken waarin het openlaten van alternatieven in de bewezenverklaring niet relevant was voor de strafrechtelijke betekenis van het feit zie HR 14 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:ZD1758 (wettelijke strafbedreiging was niet anders geweest indien wel een keuze uit die alternatieven was gemaakt); HR 21 februari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC9509 (hof hoefde niet te kiezen tussen de alternatieven 'eigenaar' en 'houder', aangezien die keuze niet van belang was voor de strafrechtelijke betekenis van de bewezenverklaarde feiten), HR 22 november 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9870, (hier was keuze tussen plegen/medeplegen niet relevant voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde); HR 16 december 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9608 (Slavenburg; keuze tussen ‘opdracht geven’ of ‘feitelijk leiding geven’ was van geen belang voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezen verklaarde).
J.M. Reijntjes, De dagvaarding in strafzaken, Deventer: Kluwer 2010, hoofdstuk 11.3.
HR 22 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO8315, rov. 3.4.2: “In de bewezenverklaring zijn ten aanzien van de feitelijkheden waardoor het slachtoffer is gedwongen de ontuchtige handelingen te ondergaan onderscheiden alternatieven opengelaten. In een dergelijk geval zal elk van die alternatieven door bewijsmiddelen dienen te worden geschraagd.”
De genoemde processen-verbaal betreffen, achtereenvolgens, een proces-verbaal van verhoor van 28 januari 2010 (opgenomen op blz. 462-468 van het overzichtsproces-verbaal met nummer 2010004854-7), een proces-verbaal van verhoor van 25 februari 2010 (opgenomen op blz. 487-495 van het overzichtsproces-verbaal met nummer 2010004854-7) en een proces-verbaal van verhoor van 2 maart 2010 (opgenomen op blz. 496-504 van het overzichtsproces-verbaal met nummer 2010004854-7).
Ten aanzien van de verbatim uitgewerkte processen-verbaal geldt dat daarin met de letters ‘F’ en ‘V’ telkens op de verhoorders wordt gedoeld, terwijl de verhoorde getuige telkens met de letter ‘N’ wordt aangeduid.
Zie in dit verband de uitgebreide overwegingen van het hof op p. 9 t/m 11 van het tussenarrest van 30 maart 2012 in deze zaak.
Zie bijvoorbeeld de passage van de als bewijsmiddel 1 gebezigde verklaring van de getuige die inhoudt dat de getuige seksuele handelingen heeft verricht bij de verdachte, omdat zij bang was dat deze anders geweld zou gebruiken en haar zou slaan.