Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 515/97 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften
Artikel 38
Geldend
Geldend vanaf 08-10-2015
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-09-2016.
- Bronpublicatie:
09-09-2015, PbEU 2015, L 243 (uitgifte: 18-09-2015, regelingnummer: 2015/1525)
- Inwerkingtreding
08-10-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-09-2015, PbEU 2015, L 243 (uitgifte: 18-09-2015, regelingnummer: 2015/1525)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Instituties
Douane (V)
1.
Alle noodzakelijke passende technische en organisatorische maatregelen ter handhaving van de beveiliging worden genomen:
- a)
door de lidstaten en door de Commissie, elk voor wat hen betreft, ten aanzien van de terminals van het DIS op het onderscheiden grondgebied van de lidstaten en in de kantoren van de Commissie;
- b)
vervallen;
- c)
door de Commissie voor wat de communautaire elementen van het gemeenschappelijk communicatienetwerk betreft.
2.
In het bijzonder treffen de lidstaten en de Commissie maatregelen:
- a)
om te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot de apparatuur die wordt gebruikt voor de verwerking van gegevens;
- b)
om te voorkomen dat gegevens en gegevensdragers door onbevoegden worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd;
- c)
om te voorkomen dat op ongeoorloofde wijze gegevens worden ingevoerd en dat gegevens op ongeoorloofde wijze worden geraadpleegd, gewijzigd of gewist;
- d)
om te voorkomen dat onbevoegden zich door middel van datatransmissieapparatuur toegang verschaffen tot gegevens in het DIS;
- e)
om te waarborgen dat, met betrekking tot het gebruik van het DIS, bevoegde personen uitsluitend recht van toegang hebben tot gegevens die binnen hun bevoegdheid vallen;
- f)
om te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke autoriteiten gegevens mogen worden toegezonden door middel van datatransmissieapparatuur;
- g)
om te waarborgen dat naderhand kan worden nagegaan en vastgesteld welke gegevens wanneer en door wie in het DIS zijn ingevoerd en dat toezicht kan worden gehouden op de bevragingen;
- h)
om te voorkomen dat op ongeoorloofde wijze gegevens worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of gewist tijdens het verzenden van gegevens of het transport van gegevensdragers.