Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2018/848 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007
Artikel 29 Te nemen maatregelen in geval van aanwezigheid van niet-toegelaten producten of stoffen
Geldend
Geldend vanaf 14-11-2020
- Bronpublicatie:
11-11-2020, PbEU 2020, L 381 (uitgifte: 13-11-2020, regelingnummer: 2020/1693)
- Inwerkingtreding
14-11-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-11-2020, PbEU 2020, L 381 (uitgifte: 13-11-2020, regelingnummer: 2020/1693)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Dierenwelzijn
1.
Indien de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan onderbouwde informatie ontvangt over de aanwezigheid van producten of stoffen die op grond van artikel 9, lid 3, eerste alinea, niet voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten, of door een exploitant is ingelicht overeenkomstig artikel 28, lid 2, onder d), of dergelijke producten of stoffen aantreft in een biologisch of omschakelingsproduct:
- a)
verricht deze autoriteit of dit orgaan onmiddellijk een officieel onderzoek overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625, teneinde de bron en de oorzaak te achterhalen met het oog op het controleren van de naleving van artikel 9, lid 3, eerste alinea, en van artikel 28, lid 1; dit onderzoek dient zo snel mogelijk, binnen een redelijke termijn, te worden voltooid, waarbij rekening wordt gehouden met de houdbaarheid van het product en de complexiteit van de zaak,
- b)
verbiedt deze autoriteit of dit orgaan voorlopig zowel het in de handel brengen van de betrokken producten als biologische of omschakelingsproducten als het gebruik ervan in de biologische productie, in afwachting van de resultaten van het onder a) bedoelde onderzoek.
2.
Het betrokken product wordt niet als biologisch of omschakelingsproduct in de handel gebracht of in de biologische productie gebruikt indien de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan heeft vastgesteld dat de betrokken exploitant:
- a)
producten of stoffen heeft gebruikt die op grond van artikel 9, lid 3, eerste alinea, niet voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten;
- b)
niet de in artikel 28, lid 1, bedoelde voorzorgsmaatregelen heeft genomen, of
- c)
geen maatregelen heeft genomen in antwoord op eerdere verzoeken ter zake van de bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten of controleorganen.
3.
De betrokken exploitant krijgt de gelegenheid te reageren op de resultaten van het in lid 1, onder a), bedoelde onderzoek. De bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan houdt een register over het verrichte onderzoek bij.
Indien vereist, neemt de betrokken exploitant de nodige corrigerende maatregelen om verontreiniging in de toekomst te vermijden.
4.
Uiterlijk op 31 december 2025 dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van dit artikel, over de aanwezigheid van producten en stoffen die op grond van artikel 9, lid 3, eerste alinea, niet voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten, en over de beoordeling van de in lid 5 van dit artikel bedoelde nationale voorschriften. Dat verslag kan zo nodig worden vergezeld van een wetgevingsvoorstel dat tot verdere harmonisering strekt.
5.
De lidstaten die beschikken over voorschriften op grond waarvan producten die meer dan een bepaald niveau bevatten aan producten of stoffen die op grond van artikel 9, lid 3, eerste alinea, niet voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten, niet als biologische producten in de handel mogen worden gebracht, kunnen die voorschriften blijven toepassen, mits die voorschriften geen verbod, beperking of belemmering inhouden voor het als biologisch product in de handel brengen van producten die conform deze verordening in andere lidstaten zijn geproduceerd. De lidstaten die van dit lid gebruikmaken stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
6.
De bevoegde autoriteiten documenteren de resultaten van het in lid 1 bedoelde onderzoek alsmede de maatregelen die zij hebben genomen met het doel beste praktijken te formuleren en verdere maatregelen om de aanwezigheid van producten en stoffen die op grond van artikel 9, lid 3, eerste alinea, niet voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten te vermijden.
De lidstaten stellen zulke informatie ter beschikking van de andere lidstaten en de Commissie via een computersysteem waarmee documenten en door de Commissie beschikbaar gestelde informatie elektronisch kunnen worden uitgewisseld.
7.
De lidstaten kunnen op hun grondgebied passende maatregelen nemen om de onbedoelde aanwezigheid in de biologische landbouw te vermijden van producten en stoffen die op grond van artikel 9, lid 3, eerste alinea, niet voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten. Dergelijke maatregelen verbieden, beperken of belemmeren niet het als biologische of omschakelingsproducten in de handel brengen van producten die conform deze verordening in andere lidstaten zijn geproduceerd. De lidstaten die van dit lid gebruikmaken, stellen de Commissie en de andere lidstaten daarvan onverwijld in kennis.
8.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met uniforme voorschriften inzake:
- a)
de methoden die bevoegde autoriteiten of, in voorkomend geval, controleautoriteiten of controleorganen moeten hanteren voor de opsporing en de beoordeling van de aanwezigheid van producten en stoffen die op grond van artikel 9, lid 3, eerste alinea, niet voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten;
- b)
de details en de vorm van de informatie die de lidstaten aan de Commissie en de andere lidstaten overeenkomstig lid 6 van dit artikel ter beschikking moeten stellen.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 55, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
9.
Uiterlijk op 31 maart van elk jaar sturen de lidstaten de Commissie in elektronische vorm relevante informatie over gevallen van verontreiniging met niet-toegelaten producten of stoffen in het voorgaande jaar, waaronder aan grenscontroleposten verzamelde informatie, met betrekking tot de aard van de geconstateerde verontreiniging, en met name de oorzaak, de bron en het niveau van verontreiniging alsmede het volume en de aard van de verontreinigde producten. Deze informatie wordt door de Commissie verzameld via het door de Commissie ter beschikking gestelde computersysteem, en wordt gebruikt om de formulering van beste praktijken ter vermijding van verontreiniging te faciliteren.