Hof Amsterdam, 11-04-2017, nr. 200.196.175/01
ECLI:NL:GHAMS:2017:1278
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
11-04-2017
- Zaaknummer
200.196.175/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:1278, Uitspraak, Hof Amsterdam, 11‑04‑2017; (Hoger beroep)
Uitspraak 11‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Tussenarrest. Zie ECLI:NL:GHAMS:2017:4228 en ECLI:NL:GHAMS:2018:3008 en ECLI:NL:GHAMS:2019:4260.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.196.175/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/573648/HA ZA 14-962
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 april 2017
inzake
1. de vennootschap naar buitenlands recht ENEL S.P.A.,
gevestigd te Rome, Italië,
2. de vennootschap naar buitenlands recht ENELPOWER S.P.A.,
gevestigd te Milaan, Italië,
eiseressen in het incident tot voeging,
appellanten in de hoofdzaak,
advocaat: mrs. M.A. Leijten te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar Albanees recht ALBANIABEG AMBIENT SH.P.K.,
gevestigd te Tirana, Albanië,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. T.R.B. de Greve te Amsterdam,
Appellanten worden hierna – in navolging van de rechtbank – Enel c.s. genoemd. Geïntimeerde wordt hierna Albaniabeg genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Enel c.s. is bij dagvaarding van 29 juni 2016, hersteld bij exploot van 20 juli 2016, in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de rechtbank Amsterdam op 29 juni 2016 (onder bovenvermeld zaak- en rolnummer) heeft gewezen tussen (onder meer) Enel c.s. en Albaniabeg.
Bij incidentele conclusie van 1 november 2016 hebben Enel c.s. op de voet van artikel 222 juncto artikel 353 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voeging gevorderd met de bij dit hof onder zaaknummer 200.201.407/01 aanhangige zaak tussen Albaniabeg als appellante in principaal appel/geïntimeerde in incidenteel appel en Enel c.s. en een aantal andere dochtervennootschappen van Enel als geïntimeerden in principaal appel/appellanten in incidenteel appel (verder: Enel c.s. en de dochtermaatschappijen).
Bij incidentele memorie van 15 november 2016 heeft Albaniabeg geantwoord en geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
2. Beoordeling
2.1
Enel c.s. hebben voeging gevorderd op de grond dat de onderhavige zaak en de daarmee te voegen zaak tussen Albaniabeg enerzijds en Enel c.s. en de dochtermaatschappijen anderzijds beide het hoger beroep betreffen tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2016. Bij dit vonnis zijn drie vorderingen van Albaniabeg tegen Enel c.s. toegewezen, waartegen Enel c.s. in appel komt, en zijn de overige vorderingen van Albaniabeg tegen Enel c.s. en haar vorderingen tegen de dochtermaatschappijen afgewezen, waartegen Albaniabeg beroep heeft ingesteld. Het is volgens Enel c.s. wenselijk de beide hoger beroepen gevoegd te behandelen en zij hebben daartoe aangevoerd dat de zaken verknocht zijn nu deze voor dezelfde rechter aanhangig zijn, over hetzelfde onderwerp gaan en deels door dezelfde procespartijen gevoerd worden en dat de uitkomst in de ene zaak medebepalend is voor de uitkomst in de andere zaak.
2.2
Albaniabeg refereert zich inhoudelijk aan het oordeel van het hof betreffende de voeging. Haar bij antwoord in het incident opgeworpen bezwaar tegen de voeging omdat Enel c.s. daarmee vertraging veroorzaken door in de andere zaak nog geen memorie van antwoord te nemen, kan buiten beschouwing blijven omdat die memorie inmiddels is ingediend (waarbij overigens tevens incidenteel appel is ingesteld). Wel merkt Albaniabeg nog op dat de twee zaken niet tussen dezelfde partijen aanhangig zijn en dat een rolvoeging meer voor de hand ligt.
2.3
Het hof overweegt als volgt. Beide zaken betreffen hetzelfde vonnis, de onderhavige zaak het daartegen door Enel c.s. ingestelde appel, de daarmee toe voegen zaak het daartegen door Albaniabeg ingestelde hoger beroep. Voor wat betreft Enel c.s. en Albaniabeg zijn de zaken daarom verknocht in de zin van art. 222 Rv en is voeging aangewezen. De dochtermaatschappijen zijn weliswaar geen partij in de onderhavige procedure maar worden door de voeging niet in hun belang geschaad, nu zij tezamen met Enel c.s. procederen.
2.4
Gezien het voorgaande zal de incidentele vordering tot voeging worden toegewezen. Een beslissing omtrent de kosten zal worden aangehouden.
2.5.
Gelet op de beslissing van de rolraadsheer van 12 december 2016, zal de onderhavige zaak worden verwezen naar de rol voor dagbepaling pleidooi in het incident op grond van art. 843a Rv en zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
3. Beslissing
Het hof:
in het incident tot voeging:
voegt de zaak met die onder zaaknummer 200.201.407/01 tussen Albaniabeg enerzijds en Enel c.s. en de dochtermaatschappijen anderzijds;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de onderhavige zaak naar de rol van 25 april 2017 voor het bepalen van pleidooi in het incident op grond van art. 843a Rv;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.C. Toorman en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 april 2017.