Einde inhoudsopgave
Wet op de accijns
Artikel 65 [Vrijstelling accijns met vergunning]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
22-12-2021, Stb. 2021, 656 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35918)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2021, 656 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35918)
- Vakgebied(en)
Accijns en verbruiksbelastingen (V)
Accijns en verbruiksbelastingen / Accijns
1.
Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen:
- a.
waarvan de in de artikelen 64 of 64a voor de desbetreffende accijnsgoederen aangegeven bestemming niet of niet voldoende blijkt uit de goederen als zodanig, indien degene die de goederen betrekt deze gebruikt voor het produceren of verwerken van accijnsgoederen als bedoeld in de artikelen 64 of 64a dan wel deze gebruikt overeenkomstig de in dat artikel voor het desbetreffende accijnsgoed bedoelde bestemming;
- b.
die door degene die de goederen betrekt, worden gebruikt als grondstof voor het produceren van niet-accijnsgoederen.
2.
Voor de toepassing van dit artikel worden onder niet-accijnsgoederen mede verstaan minerale oliën als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel d.
3.
Behoudens in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen is degene die accijnsgoederen met vrijstelling van accijns betrekt in het bezit van een daartoe strekkende vergunning.
4.
De vergunning wordt op verzoek verleend door de inspecteur.
5.
Het verlenen, het aanpassen en het intrekken van een vergunning alsmede het afwijzen van een verzoek daartoe geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.
6.
Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek geeft de inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking op dat verzoek, dan wel zendt hij de in het zevende lid bedoelde kennisgeving.
7.
Indien de inspecteur de voor bezwaar vatbare beschikking niet binnen de in het zesde lid genoemde termijn kan geven, stelt hij belanghebbende daarvan onder opgaaf van redenen in kennis en noemt hij de termijn waarop de voor bezwaar vatbare beschikking wel zal worden gegeven.
8.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.