Vgl. o.a. HR 12 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:19.
HR, 20-02-2018, nr. 17/00484 B
ECLI:NL:HR:2018:253
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-02-2018
- Zaaknummer
17/00484 B
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:253, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑02‑2018; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:12
ECLI:NL:PHR:2018:12, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑01‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:253
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0102
NbSr 2018/171
Uitspraak 20‑02‑2018
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Beklag, beslag ex art. 94 Sv onder vriend van klaagster op personenauto die volgens klaagster haar in eigendom toebehoort. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2016:19 m.b.t. toepasselijke maatstaf. In oordeel Rb ligt besloten dat klaagster redelijkerwijs als rechthebbende van auto kan worden aangemerkt. Oordeel Rb dat het belang van strafvordering niet meer kan verlangen dat het beslag wordt voortgezet, omdat "de OvJ niet kan aantonen dat klaagster de wetenschap had dat beslagene vaker in haar auto's reed zonder geldig rijbewijs", is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk, nu daaruit niet z.m. volgt dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, v.v. zal bevelen. HR neemt hierbij in aanmerking dat Rb niet heeft doen blijken zich voldoende rekenschap te hebben gegeven van de mogelijke toepasselijkheid van art. 33a.2 Sr, ingevolge welke bepaling ook voorwerpen die aan een ander dan veroordeelde toebehoren vatbaar zijn voor v.v. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
20 februari 2018
Strafkamer
nr. S 17/00484 B
LBS/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 december 2016, nummer RK 16/2369, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie. Het heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel keert zich tegen de gegrondverklaring van het beklag.
2.2.1.
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt onder meer het volgende in:
"Klaagster brengt naar voren - zakelijk weergegeven -:
Ik ben de vriendin van [betrokkene 1] . Ik wist niet dat hij geen rijbewijs had. Ik had afgesproken dat hij niet meer zou rijden, nadat hij in de bestelauto had gereden. Ik kan me maar twee keer herinneren dat [betrokkene 1] heeft gereden. De eerste keer wist ik dat hij geen rijbewijs had. Naderhand wist ik niet dat hij in mijn auto had gereden.
Op 5 oktober 2016 heeft hij mijn sleutels gepakt. Ik wist niet dat hij ze had meegenomen. Hij belde me toen dat hij vast zat. Ik zal in het vervolg de autosleutels op zak houden, zodat hij niet meer aan de sleutels kan komen en ze niet meer ergens neerleggen.
(...)
De officier van justitie brengt naar voren - zakelijk weergegeven -:
[betrokkene 1] heeft structureel in de auto's gereden die op naam van klaagster staan. Hij heeft dat zelfs gedaan terwijl hij onder invloed was. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat [betrokkene 1] vijf keer in een auto heeft gereden van klaagster. Gelet op het structurele karakter zal onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen auto worden gevorderd.
(...)
Ik kan niet meer spreken van iemand die te goeder trouw is. Het was de vijfde keer dat [betrokkene 1] in een auto van klaagster reed zonder rijbewijs. Het beslag is in het belang van de samenleving."
2.2.2.
De Rechtbank heeft het klaagschrift, strekkende tot teruggave aan de klaagster van onder een ander inbeslaggenomen personenauto van het merk Mercedes Benz type CLK 240, voorzien van kenteken [AA-00-BB] , gegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
"1. De inhoud van het klaagschrift
Het klaagschrift strekt tot teruggave van een personenauto (...), onder [betrokkene 1] inbeslaggenomen op 5 oktober 2016.
(...)
5. De beoordeling door de rechtbank
(...)
5.3
De inhoudelijke beoordeling
De rechtbank is aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens nagegaan of een ander dan de klaagster als belanghebbende moet worden aangemerkt.
Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
5.3.1
De toetsing
In dit geval is er sprake van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering gelegd beslag en dient de rechtbank
a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de klaagster (zijnde de beslagene), tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de klaagster ongegrond worden verklaard.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave, indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door voornoemd artikel 94 beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave, indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Gelet op de hierboven vastgestelde feiten en de omstandigheid dat de officier van justitie niet kan aantonen dat klaagster de wetenschap had dat beslagene vaker in haar auto's reed zonder geldig rijbewijs, is de rechtbank van oordeel nu het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet langer vordert dat het klaagschrift gegrond dient te worden verklaard.
De rechtbank zal het beklag dan ook gegrond verklaren en een last tot teruggave gelasten."
2.3.
In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat onder [betrokkene 1] op de voet van art. 94 Sv beslag is gelegd op de in het klaagschrift bedoelde personenauto die volgens de klaagster haar in eigendom toebehoort. Te dezen doet zich dus het geval voor dat een ander dan de beslagene, stellende dat het inbeslaggenomen voorwerp aan haar in eigendom toebehoort, zich bij de Rechtbank beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave aan haar. In een zodanig geval dient de rechter
(a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en, zo neen,
(b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de klager indien deze redelijkerwijze als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering verzet zich onder meer tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal bevelen (vgl. HR 12 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:19).
2.4.
In het oordeel van de Rechtbank ligt besloten dat de klaagster redelijkerwijs als rechthebbende van de inbeslaggenomen personenauto kan worden aangemerkt.
2.5.
Het oordeel van de Rechtbank dat het belang van strafvordering niet meer kan verlangen dat het beslag wordt voortgezet, omdat "de officier van justitie niet kan aantonen dat klaagster de wetenschap had dat beslagene vaker in haar auto's reed zonder geldig rijbewijs", is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk, nu daaruit niet zonder meer volgt dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring zal bevelen. Hierbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de Rechtbank niet heeft doen blijken zich voldoende rekenschap te hebben gegeven van de mogelijke toepasselijkheid van art. 33a, tweede lid, Sr, ingevolge welke bepaling ook voorwerpen die aan een ander dan de veroordeelde toebehoren vatbaar zijn voor verbeurdverklaring.
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2018.
Conclusie 09‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Beklag en beslag. OM-cassatie. Het oordeel dat het belang van de strafvordering zich niet tegen teruggave verzet, is ontoereikend gemotiveerd.
Nr. 17/00484 B Zitting: 9 januari 2018 | Mr. G. Knigge Conclusie inzake: [klaagster] |
De rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft bij beschikking van 13 december 2016 het klaagschrift van de klaagster, strekkende tot opheffing van het beslag op en teruggave aan haar van een onder een ander inbeslaggenomen auto, gegrond verklaard.
Het cassatieberoep is ingesteld door de officier van justitie. Mr. R.A.F. van Noort, plaatsvervangend officier van justitie bij het arrondissementsparket Limburg, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1. Het middel klaagt dat de rechtbank op onjuiste gronden, dan wel ontoereikend en of onbegrijpelijk gemotiveerd heeft geoordeeld dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet langer vordert.
3.2. De bestreden beschikking houdt het volgende in:
“1. De inhoud van het klaagschrift
Het klaagschrift strekt tot teruggave van een personenauto Mercedes Benz CLK 240, kenteken [AA-00-AA] in de zaak met proces-verbaalnummer PL2300-2016185328, onder [betrokkene 1] inbeslaggenomen op 5 oktober 2016.
(…)
3. Het standpunt van de klaagster
Klaagster is de tenaamgestelde en eigenaar van het inbeslaggenomen voertuig. Er bestaat geen enkel belang van strafvordering dan wel enig ander belang dat zich zou verzetten tegen teruggave. In raadkamer heeft klaagster gesteld dat zij wist dat hij één keer eerder in haar auto heeft gereden zonder dat hij in het bezit is van een geldig rijbewijs
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de beslagene al voor de vijfde keer is betrapt op het rijden zonder geldig rijbewijs en dat het in het belang is van de samenleving dat het beslag op de inbeslaggenomen auto voortduurt en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter later oordelend een verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer zal opleggen. Het klaagschrift dient ongegrond te worden verklaard.
5. De beoordeling door de rechtbank
(…)
5.3 De inhoudelijke beoordeling
De rechtbank is aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens nagegaan of een ander dan de klaagster als belanghebbende moet worden aangemerkt. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
5.3.1 De toetsing
In dit geval is er sprake van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering gelegd beslag en dient de rechtbank
a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de klaagster (zijnde de beslagene), tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de klaagster ongegrond worden verklaard.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave, indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door voornoemd artikel 94 beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave, indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Gelet op de hierboven vastgestelde feiten en de omstandigheid dat de officier van justitie niet kan aantonen dat klaagster de wetenschap had dat beslagene vaker in haar auto’s reed zonder geldig rijbewijs, is de rechtbank van oordeel nu het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet langer vordert dat het klaagschrift gegrond dient te worden verklaard.
De rechtbank zal het beklag dan ook gegrond verklaren en een last tot teruggave gelasten.”
3.3. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto op de voet van art. 94 Sv is in beslag genomen onder [betrokkene 1] . Te dezen doet zich dus het geval voor dat een ander dan de beslagene, stellende dat het inbeslaggenomen voorwerp haar in eigendom toebehoort, zich bij de rechtbank beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave aan haar. In een zodanig geval dient de rechter
a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en, zo neen,
b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de klager indien deze redelijkerwijze als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.1.
3.4. Hoewel de rechtbank niet expliciet heeft beoordeeld of de klaagster redelijkerwijs als rechthebbende op de inbeslaggenomen auto kan worden aangemerkt, volgt uit haar motivering dat zij van oordeel is dat de klaagster de rechthebbende is van de onder [betrokkene 1] inbeslaggenomen auto.
3.5. Uit de motivering van de rechtbank blijkt voorts dat zij voor de beantwoording van de vraag of het voortduren van het beslag nodig is, in zoverre de juiste maatstaf voorop heeft gesteld dat zij heeft beoordeeld of het belang van strafvordering (dat wil zeggen de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat) zich tegen teruggave verzet.
3.6. Haar oordeel dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet langer vordert, heeft de rechtbank gegrond op de overweging dat “de officier van justitie niet kan aantonen dat klaagster de wetenschap had dat beslagene vaker in haar auto’s reed zonder geldig rijbewijs”. Daarin ligt als haar kennelijke en gelet op het verhandelde in raadkamer niet onbegrijpelijke oordeel besloten dat het belang van waarheidsvinding de voortzetting van het beslag niet langer noodzaakt en dat onttrekking aan het verkeer van de auto hoogst onwaarschijnlijk is. Het kennelijke oordeel van de rechtbank dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat verbeurdverklaring van de auto zal volgen, behoeft echter nadere motivering. Uit het gegeven dat de officier van justitie niet in de beklagprocedure heeft kunnen aantonen dat aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring is voldaan, volgt immers niet zonder meer dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter zal oordelen dat het niet aannemelijk is dat die voorwaarden zijn vervuld. Bovendien blijkt uit de motivering niet of de rechtbank zich voldoende rekenschap heeft gegeven van het bepaalde in art. 33a lid 2 Sr, voor zover dat inhoudt dat verbeurdverklaring ook kan volgen als de rechthebbende het gebruik dat van het desbetreffende voorwerp werd gemaakt “redelijkerwijs had kunnen vermoeden”.
3.7. Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑01‑2018