HR, 20-02-2015, nr. 14/05686
ECLI:NL:HR:2015:357
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-02-2015
- Zaaknummer
14/05686
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:357, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑02‑2015; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
- Vindplaatsen
V-N 2015/12.8 met annotatie van Redactie
Belastingblad 2015/146 met annotatie van M.R.P. de Bruin
AB 2015/107 met annotatie van R. Ortlep
BNB 2015/91 met annotatie van J.C.K.W. BARTEL
NTFR 2015/847 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
NTFR 2016/208
Uitspraak 20‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Art. 8:119 Awb. Verzoek om herziening mag niet onredelijk laat worden ingediend.
Partij(en)
20 februari 2015
nr. 14/05686
Arrest
gewezen op het verzoek van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 19 september 2014, nr. 14/03124, ECLI:NL:HR:2014:2735.
1. Termijn voor indiening van het verzoek om herziening
1.1.
In het belang van de rechtsvorming en de rechtseenheid wordt het volgende vooropgesteld (zie ook ABRvS 28 januari 2015, nr. 201407367/2/A4, ECLI:NL:RVS:2015:310).
1.1.1.
Van degene die om herziening verzoekt mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend herzieningsverzoek dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
1.1.2.
Een verzoek om herziening wordt als regel als onredelijk laat aangemerkt, indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nova dan wel, indien geen nova zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
1.1.3.
De hiervoor in 1.1.2 geformuleerde regel geldt niet voor het indienen van een verzoek om herziening van een uitspraak over een bestuurlijke boete. Een dergelijk verzoek is niet aan deze termijn gebonden.
1.1.4.
In het onderhavige geval is het verzoek niet onredelijk laat ingediend.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening
De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadheren C. Schaap, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2015.