Einde inhoudsopgave
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/
Verhandeling
Dr. R.H. Happé, datum 06-11-2000
- Datum
06-11-2000
- Auteur
Dr. R.H. Happé
- JCDI
JCDI:ADS394909:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Voetnoten
Voetnoten
Ik heb hiervoor reeds aangegeven dat het belang van deze rechtspraak niet beperkt is tot controles in de omzetbelasting. Ook controles voor bijvoorbeeld de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting kunnen in principe worden getoetst aan deze regel.
De resolutie van 16 november 1984, nr. 284-13595, BNB 1985/12 verscheen naar aanleiding van vragen van het lid van de Tweede Kamer De Grave en de daarop gegeven antwoorden van de staatssecretaris op 9 maart 1984. Zie Departementale regelingen inzake belastingen (losbladig), Deventer, Wet op de loonbelasting 1964, algemeen, 1.
Zie hierover tevens C.W.M. van Ballegooijen en P.J.M. Gunnewijk, Vertrouwen in een loonbelastingcontrole, WFR 1985/5684, die een nogal enge uitleg van de resolutie voorstaan. Overigens overheerste in de eerste jaren na het verschijnen van de resolutie bij de controlemedewerkers het gevoel dat hun taak in ernstige mate werd beperkt en bemoeilijkt door de resolutie.
De tot nu toe besproken arresten met betrekking tot de controleregel hebben gemeen dat zij geschillen in de omzetbelasting tot onderwerp hebben. Steeds gaat het om de vraag in hoeverre een door de fiscus in het verleden ingesteld onderzoek een gerechtvaardigd vertrouwen oproept bij de belastingplichtige.1 Toch zijn er wel degelijk buiten de sfeer van de omzetbelasting rechterlijke uitspraken voorhanden waarin de vraag aan de orde is of het onderzoek vertrouwen heeft opgeroepen dat de inspecteur instemt met de handelwijze van de ondernemer. Ik heb hier het oog op de jurisprudentie naar aanleiding van de resolutie van 16 november 1984, BNB 1985/12.2 Deze resolutie ziet op controles ingesteld in de sfeer van de loonbelasting en geeft aan in welke situaties er naar de mening van de staatssecretaris door gedragingen van de belastingambtenaren vertrouwen wordt opgewekt.3
Om verschillende redenen is het van belang een vergelijking te maken tussen de rechtspraak op het gebied van de omzetbelasting en die op het gebied van de loonbelasting. Ten eerste vertonen de onderhavige toepassingsgebieden van het vertrouwensbeginsel een grote mate van vergelijkbaarheid: het betreft in beide situaties het door een controle opgewekte vertrouwen. In de tweede plaats is het interessant dat op het ene gebied de rechter heeft aangegeven onder welke omstandigheden er sprake is van opgewekt vertrouwen, terwijl op het andere gebied de staatssecretaris dit heeft gedaan. In het ene geval is er dus sprake van resolutierecht, in het andere geval van rechtersrecht. We zullen zien dat dit verschil ook gevolgen heeft voor de taak van de rechter als hij nagaat of in een concreet geval het vertrouwensbeginsel is geschonden. Een derde reden is dat het aanleiding vormt voor een korte beschouwing omtrent de verhouding tussen de wetgever c.q. regelgever enerzijds en de rechter anderzijds op het vlak van de rechtsbescherming van de belastingplichtige. In het vervolg zal ik eerst in hoofdlijnen de rechtspraak met betrekking tot de resolutie weergeven. Daarna volgt een vergelijking tussen beide toepassingsgebieden in het bijzonder en, in het verlengde daarvan, de taak van de rechter in deze.