Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2018/958 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen
Artikel 7 Evenredigheid
Geldend
Geldend vanaf 29-07-2018
- Bronpublicatie:
28-06-2018, PbEU 2018, L 173 (uitgifte: 09-07-2018, regelingnummer: 2018/958)
- Inwerkingtreding
29-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2018, PbEU 2018, L 173 (uitgifte: 09-07-2018, regelingnummer: 2018/958)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Europees arbeidsrecht
EU-recht / Marktintegratie
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de door hen ingevoerde wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken, en de wijzigingen die zij ten aanzien van bestaande bepalingen aanbrengen, geschikt zijn om de verwezenlijking van de nagestreefde doelstelling te waarborgen en niet verder gaan dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
2.
Daartoe houden de lidstaten, alvorens de in lid 1 bedoelde bepalingen vast te stellen, rekening met:
- a)
de aard van de risico's die verbonden zijn aan de nagestreefde doelstellingen van algemeen belang, met name de risico's voor afnemers van diensten, met inbegrip van consumenten, voor beroepsbeoefenaars of voor derden;
- b)
de vraag of bestaande voorschriften van specifieke of meer algemene aard, zoals die welke zijn neergelegd in het recht inzake productveiligheid of het consumentenrecht, ontoereikend zijn om de nagestreefde doelstelling te bereiken;
- c)
de vraag of de bepaling geschikt is in die zin dat zij passend is om de nagestreefde doelstelling te bereiken en of zij daadwerkelijk op coherente en stelselmatige wijze aan die doelstelling beantwoordt en dus gericht is op de risico's die op soortgelijke wijze als bij vergelijkbare activiteiten zijn vastgesteld;
- d)
de effecten op het vrije verkeer van personen en diensten in de Unie, op de keuzemogelijkheden voor de consument en op de kwaliteit van de dienstverlening;
- e)
de mogelijkheid gebruik te maken van minder beperkende maatregelen om de doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken; voor de toepassing van dit punt beoordelen de lidstaten — wanneer de bepalingen alleen worden gerechtvaardigd door de bescherming van consumenten en wanneer de vastgestelde risico's uitsluitend verband houden met de verhouding tussen de beroepsbeoefenaar en de consument en derhalve geen negatieve gevolgen hebben voor derden — met name of de doelstelling kan worden bereikt door middel van minder beperkende middelen dan het voorbehouden van activiteiten;
- f)
het effect van nieuwe of gewijzigde bepalingen, in combinatie met andere bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van het beroep beperken, en met name de vraag hoe de nieuwe of de gewijzigde bepalingen, in combinatie met andere vereisten, bijdragen tot het bereiken van dezelfde doelstelling van algemeen belang en of zij daarvoor noodzakelijk zijn.
De lidstaten besteden ook aandacht aan de volgende elementen, indien relevant voor de aard en de inhoud van de bepaling die wordt ingevoerd of gewijzigd:
- a)
het verband tussen de omvang van de activiteiten die onder een beroep vallen of daaraan zijn voorbehouden en de vereiste beroepskwalificatie;
- b)
het verband tussen de complexiteit van de taken in kwestie en de noodzaak dat degenen die ze uitvoeren over specifieke beroepskwalificaties beschikken, met name wat betreft het niveau, de aard en de duur van de vereiste opleiding of ervaring;
- c)
de mogelijkheid om de beroepskwalificatie via alternatieve trajecten te verkrijgen;
- d)
de vraag of en waarom de aan bepaalde beroepen voorbehouden activiteiten al dan niet met andere beroepen kunnen worden gedeeld;
- e)
de mate van zelfstandigheid bij de uitoefening van een gereglementeerd beroep en de gevolgen van organisatorische en toezichtregelingen voor de verwezenlijking van de nagestreefde doelstelling, in het bijzonder wanneer de met een gereglementeerd beroep verband houdende activiteiten worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van een naar behoren gekwalificeerde beroepsbeoefenaar;
- f)
de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die de asymmetrie van informatie tussen beroepsbeoefenaars en consumenten daadwerkelijk kunnen verkleinen of vergroten.
3.
Voor de toepassing van lid 2, eerste alinea, onder f), beoordelen de lidstaten het effect van de nieuwe of gewijzigde bepaling wanneer die wordt gecombineerd met een of meer vereisten, rekening houdend met het feit dat een dergelijk effect zowel positief als negatief kan zijn, en in het bijzonder de volgende elementen:
- a)
voorbehouden activiteiten, beschermde beroepstitel of een andere vorm van reglementering in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), van Richtlijn 2005/36/EG;
- b)
verplichtingen om permanente beroepsontwikkeling te volgen;
- c)
regels betreffende de organisatie van het beroep, beroepsethiek en toezicht;
- d)
verplicht lidmaatschap van een beroepsorganisatie of -orgaan alsmede registratie- of vergunningsregelingen, met name wanneer die vereisten het bezit van een specifieke beroepskwalificatie impliceren;
- e)
kwantitatieve beperkingen, met name vereisten op grond waarvan het aantal vergunningen voor de uitoefening van een beroep wordt beperkt dan wel een minimum- of maximumaantal werknemers, leidinggevenden of vertegenwoordigers in het bezit van specifieke beroepskwalificaties wordt vastgesteld;
- f)
specifieke vereisten inzake rechtsvorm of vereisten die verband houden met de deelneming in of het bestuur van een onderneming, voor zover deze vereisten rechtstreeks gekoppeld zijn aan de uitoefening van het gereglementeerde beroep;
- g)
territoriale beperkingen, onder meer wanneer het beroep in delen van het grondgebied van een lidstaat anders is gereglementeerd dan in andere delen;
- h)
vereisten op grond waarvan het gezamenlijk of in partnerschap uitoefenen van een gereglementeerd beroep wordt beperkt, alsmede incompatibiliteitsregels;
- i)
vereisten inzake verzekering of andere individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid;
- j)
vereisten inzake talenkennis, voor zover nodig voor de uitoefening van het beroep;
- k)
vereisten inzake vaste minimum- en/of maximumtarieven;
- l)
vereisten inzake reclame.
4.
Alvorens nieuwe bepalingen in te voeren of bestaande bepalingen te wijzigen, waarborgen de lidstaten daarnaast de conformiteit met het evenredigheidsbeginsel van specifieke vereisten met betrekking tot de tijdelijke of incidentele verrichting van diensten, zoals bedoeld in titel II van Richtlijn 2005/36/EG, waaronder:
- a)
automatische tijdelijke registratie bij of pro-formalidmaatschap van een beroepsorganisatie of -orgaan, zoals bedoeld in artikel 6, eerste alinea, onder a), van Richtlijn 2005/36/EG;
- b)
een van tevoren af te leggen verklaring op grond van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2005/36/EG, documenten die vereist zijn op grond van lid 2 van dat artikel, of enig ander equivalent vereiste;
- c)
de betaling van een vergoeding, of van kosten, voor administratieve procedures, die verband houdt of houden met de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen en die voor rekening komt of komen van de dienstverrichter.
Dit lid is niet van toepassing op maatregelen die zijn ontworpen om de conformiteit te waarborgen met de toepasselijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die de lidstaten overeenkomstig het Unierecht toepassen.
5.
Indien de bepalingen waarnaar in dit artikel wordt verwezen, betrekking hebben op de reglementering van beroepen in de gezondheidszorg en gevolgen hebben voor de veiligheid van de patiënt, houden de lidstaten rekening met de doelstelling te zorgen voor een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid.