Rb. Alkmaar, 23-06-2010, nr. 14.701941-09
ECLI:NL:RBALK:2010:BN4985
- Instantie
Rechtbank Alkmaar
- Datum
23-06-2010
- Zaaknummer
14.701941-09
- LJN
BN4985
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALK:2010:BN4985, Uitspraak, Rechtbank Alkmaar, 23‑06‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 23‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Controle- en opsporingsbevoegdheden Koninklijke Marechaussee. Bij wet van 7 juni 2007, Stb. 230 is het vierde lid van de Politiewet 1993 in relatie tot artikel 141c Wetboek van Strafvordering gewijzigd. Onder de oude wetgeving – waar zowel de officier van justitie als de raadsman zich kennelijk op heeft beroepen – behelsde artikel 6, vierde lid, van de Politiewet 1993 juncto artikel 6, eerste lid, aanhef en onder d van de Politiewet 1993 een bevoegdheidsverlening. Onder de nieuwe wetgeving is dit artikel slechts een instructienorm. Met het huidige lid 4 van artikel 6 van de Politiewet is beoogd de opsporingsbevoegdheid van de Koninklijke Marechaussee gelijkt te stellen aan die van de politie, zij het dat daarbij de instructie geldt dat de Koninklijke Marechaussee zich dient te onthouden van optreden anders dan in het kader van de uitoefening van zijn politietaken, bedoeld in artikel 6, lid 1 van de Politiewet. Bij het overtreden van deze instructienorm kan de rechtmatigheid van het optreden van de militair van de Koninklijke Marechaussee niet meer worden aangevochten. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman dat het bewijs dat wordt verkregen als gevolg van onbevoegd optreden van de Koninklijke Marechaussee niet mag meewerken tot het bewijs.
Partij(en)
RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.701941-09 (P)
Datum uitspraak : 23 juni 2010
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [straatnaam, huisnummer, postcode en plaatsnaam].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
- 03.
december 2009 en 09 juni 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 13 februari 2009 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning/garage/schuur, gelegen op/aan de [straatnaam] [nr. [nummer]]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 27 kilogram hennep(toppen) en/of ongeveer 500 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2008 tot en met 13 februari 2009 in de gemeente Den Helder met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een woning/garage/schuur, gelegen aan de [straatnaam] [nr. [nummer]] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 27 kilogram hennep(toppen) en/of ongeveer 500 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2008 tot en met 13 februari 2009 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 2] en/of [verdachte] en/of onbekend gebleven persoon/personen (telkens) informatie/adviezen te geven over de inrichting en/of beheer van een hennepkwekerij en/of hennepteelt en/of (telkens) een hoeveelheid hennepstekken en/of (een) geldbedrag(en) en/of (kweek/verwerkings)apparatuur en/of goederen en/of een motorvoertuig (Nissan, gekentekend [kenteken]) ten behoeve van hennepteelt/-bereiding/-bewerking/-verwerking te verkopen en/of in bruikleen te geven en/of ter beschikking te stellen en/of af te leveren en/of te vervoeren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
- A.
Inleiding
Op 13 februari 2009 wordt door de Koninklijke Marechaussee een stopteken gegeven aan een rode Nissan Sunny met kenteken [kenteken] omdat de trekhaak bijna de grond raakt. In de Nissan treffen verbalisanten diverse vuilniszakken aan met onder andere hennepresten. De bestuurder, genaamd [medeverdachte 2], wordt aangehouden en overgedragen aan de regiopolitie. In de garage bij de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres] te Den Helder wordt een inwerkingzijnde hennepkwekerij aangetroffen.
In de telefoon van [medeverdachte 2] staat in de contactenlijst de naam [voornaam]. Dit bleek te gaan om de eigenaar van de growshop [bedrijf] te Den Helder.
[medeverdachte 2] verklaart dat hij bij het opzetten en onderhouden van de hennepkwekerij adviezen kreeg van de man van de growshop.
Op 16 februari 2009 is de medeverdachte [medeverdachte 1] gehoord door de politie. [medeverdachte 1] verklaart onder andere dat de verdachte goederen heeft geleverd voor de hennepkwekerij van [medeverdachte 2].
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de eigenaar is van de growshop [bedrijf]. Voorts verklaart de verdachte dat hij meerdere malen contact heeft gehad met [medeverdachte 2] en dat hij spullen heeft verkocht en geleverd aan die [medeverdachte 2]. Verdachte heeft verklaard dat hij begreep dat die spullen die hij had geleverd zouden worden gebruikt voor het opzetten van een hennepkwekerij. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij advies heeft gegeven met betrekking tot de inrichting van de hennepkwekerij.
De rechtbank zal, gelet op het door de verdediging ter terechtzitting gevoerde verweer, dienen te beoordelen of er bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd op zodanige wijze dat de daardoor verkregen resultaten niet mogen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde. Voorts dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte een rol heeft gespeeld bij de hennepkwekerij die is aangetroffen op de [adres] te Den Helder, en zo ja, welke deze rol is geweest.
- B.
Standpunt van de officier van justitie
- 1)
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De officier van justitie heeft als zijn standpunt te kennen gegeven dat niet kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de feitelijke inrichting en het onderhoud van de kwekerij en heeft de rechtbank verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde.
- 2)
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
- C.
Standpunt van de verdediging
- 1)
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat het primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen en dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
- 2)
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Onbevoegd optreden marechaussee
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de wachtmeesters van de Koninklijke Marechaussee niet bevoegd waren om [medeverdachte 2] staande te houden en om het voertuig te doorzoeken. Alles wat tijdens en als gevolg van dat onbevoegde optreden aan bewijs is vergaard, zoals de vondst van de hennepkwekerij, mag naar het oordeel van de verdediging niet meewerken tot het bewijs. De raadsman verzoekt de rechtbank derhalve zijn cliënt van het subsidiair ten laste gelegde vrij te spreken.
Geen proces-verbaal weging en monsterneming
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat er geen proces-verbaal van weging en monsterneming in het dossier aanwezig is en dat ook een rapport van het NFI ontbreekt. Dit brengt volgens de raadsman in concreto met zich mee dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld of er inderdaad 500 planten, bevattende hennep en 27 kilo aan henneptoppen aanwezig zijn geweest op het adres [adres]. Ook om deze reden meent de raadsman dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Consultatierecht
Mochten de voorgaande verweren worden gepasseerd, is de raadsman van mening dat de verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie op 15 februari 2009, van het bewijs moet worden uitgesloten. De verdachte verkeerde bij aanvang van het verhoor in een zelfde positie als een aangehouden verdachte. De verdachte had derhalve – mede gelet op de Salduz-uitspraak en de daarop gebaseerde uitspraak van de Hoge Raad, 30 juni 2009, LJN: BH 3079 – op zijn recht moeten worden gewezen om voor aanvang van het verhoor een advocaat te raadplegen. Nu dit is verzuimd mag deze verklaring niet voor het bewijs worden gebezigd, aldus de raadsman van de verdachte.
Medeplichtigheid
De raadsman stelt zich voorts op het standpunt dat niet bewezen kan worden geacht dat de verdachte het opzet had een bijdrage te leveren aan het telen van hennep op het adres [adres] in Den Helder. Gelet op het voorgaande verzoekt de raadsman de rechtbank zijn cliënt vrij te spreken van het subsidiair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft naar aanleiding van de verweren van de verdediging het volgende opgemerkt.
Onbevoegd optreden marechaussee
De officier van justitie is van mening dat de Koninklijke Marechaussee in het kader van politiewerkzaamheden bevoegd is zelfstandig te handelen indien zij stuiten op een verdachte situatie. Vervolgens dient de Koninklijke Marechaussee de zaak over te dragen aan de politie. Nu de verdachte tijdig is overgedragen aan de politie, is de marechaussee niet buiten zijn bevoegdheid getreden en is de vondst van de hennepkwekerij niet onrechtmatig.
Geen proces-verbaal weging en monsterneming
De officier van justitie is van oordeel dat een proces-verbaal van weging en monsterneming niet noodzakelijk is om tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde te komen.
Consultatierecht
De officier van justitie stelt zich – mede gelet op de uitspraak van het Gerechtshof Den Bosch van 8 april 2010, LJN: BM 0426 – op het standpunt dat de verdachte is gehoord als zijnde een niet aangehouden verdachte en dat om die reden de regels uit de Salduz-rechtspraak niet op zijn situatie van toepassing zijn.
Medeplichtigheid
De verdachte heeft verklaard dat hij spullen voor een hennepkwekerij heeft geleverd aan [medeverdachte 2]. Voorts heeft de verdachte verklaard informatie en adviezen te hebben gegeven over de inrichting van een hennepkwekerij. Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat de verdachte de wetenschap had dat hij een bijdrage leverde aan een hennepkwekerij. Gelet op het voorgaande acht de officier van justitie het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
- D.
Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
- 1)
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 2] waar het betreft de feitelijke handelingen, zoals omschreven in het primair ten laste gelegde. Verdachte dient om die reden van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
- 2)
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Onbevoegd optreden marechaussee
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ingevolge artikel 6, vierde lid, van de Politiewet 1993 juncto artikel 6, eerste lid, aanhef en onder d van de Politiewet 1993 aan de Koninklijke marechaussee een eigen taak is toebedeeld, zij het dat die taak niet zelfstandig kan worden uitgeoefend, doch alleen bij wijze van assistentieverlening in samenwerking met de politie.
Bij wet van 7 juni 2007, Stb. 230 is het vierde lid van de Politiewet 1993 in relatie tot artikel 141c Wetboek van Strafvordering gewijzigd. Onder de oude wetgeving – waar zowel de officier van justitie als de raadsman zich kennelijk op heeft beroepen – behelsde artikel 6, vierde lid, van de Politiewet 1993 juncto artikel 6, eerste lid, aanhef en onder d van de Politiewet 1993 een bevoegdheidsverlening. Onder de nieuwe wetgeving is dit artikel slechts een instructienorm. Met het huidige lid 4 van artikel 6 van de Politiewet is beoogd de opsporingsbevoegdheid van de Koninklijke Marechaussee gelijkt te stellen aan die van de politie, zij het dat daarbij de instructie geldt dat de Koninklijke Marechaussee zich dient te onthouden van optreden anders dan in het kader van de uitoefening van zijn politietaken, bedoeld in artikel 6, lid 1 van de Politiewet. Bij het overtreden van deze instructienorm kan de rechtmatigheid van het optreden van de militair van de Koninklijke Marechaussee niet meer worden aangevochten.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman, voor zover betrekking hebbende op het optreden van de Koninklijke Marechaussee.
Consultatierecht
Op 15 februari 2009 is de verdachte op uitnodiging van de politie vrijwillig naar het politiebureau gekomen om een verklaring af te leggen. Bij aanvang van het verhoor is hem de cautie gegeven. De rechtbank stelt vast dat de verdachte weliswaar als verdachte is gehoord, maar dat hij daartoe niet was aangehouden. Derhalve is van een schending van het consultatierecht geen sprake geweest en treft het verweer van de verdediging geen doel.
Medeplichtigheid
Op 13 februari 2009 hebben verbalisanten in de garage bij de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres] te Den Helder een inwerkingzijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de kwekerij werden bakken en rekken aangetroffen, waarop toppen van de hennepplant lagen te drogen. Verbalisanten hebben deze toppen meegenomen naar het politiebureau en aldaar gewogen. Het betrof in totaal ongeveer 27 kilo henneptoppen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat er ongeveer 500 planten in de hennepkwekerij hadden gestaan. [medeverdachte 2] teelde en bewerkte de hennep in de uitoefening van een bedrijf.
Uit het proces-verbaal van onderzoek narcotica volgt dat op 16 februari 2009 door forensisch assistent [naam] plantentoppen, die in beslag waren genomen na onderzoek contra [medeverdachte 2], zijn getest. Uit deze test bleek dat het onderzochte materiaal hennep bevatte. De rechtbank acht dit dan ook, mede gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] zelf, bewezen,
Dat geen onderzoek door het NFI heeft plaatsgevonden doet aan het bewijs niet af.
De verdachte heeft in de periode van 1 september 2008 tot en met 13 februari 2010 goederen aan [medeverdachte 2] verkocht en afgeleverd voor de hennepkwekerij. Tevens heeft hij adviezen en inlichtingen verstrekt over de inrichting van de hennepkwekerij van [medeverdachte 2].
Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk middelen en inlichtingen verschaffen tot het bedrijfsmatig telen en bewerken van hennep door [medeverdachte 2]. De rechtbank acht het in het kader van de bewezenverklaring niet relevant of verdachte op de hoogte was van de exacte locatie van de hennepkwekerij. De vaststelling van de wetenschap van het concrete strafbare feit, in deze het telen en bewerken van hennepplanten, is naar het oordeel van de rechtbank afdoende. De rechtbank stelt vast dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat die wetenschap bij verdachte aanwezig was.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 2] in de periode van 01 september 2008 tot en met 13 februari 2009 in de gemeente Den Helder opzettelijk in de uitoefening van een bedrijf heeft geteeld en bewerkt in een garage, gelegen aan de [straatnaam] nr. [nummer], ongeveer 500 hennepplanten, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 01 september 2008 tot en met 13 februari 2009 in de gemeente Den Helder, opzettelijk middelen en inlichtingen heeft verschaft, door aan die [medeverdachte 2] informatie/adviezen te geven over de inrichting van een hennepkwekerij en hennepteelt en goederen ten behoeve van hennepteelt/-bewerking te verkopen en af te leveren.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplichtigheid tot het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt voor zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
Bij de bepaling van de duur en de vorm van de straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft opzettelijk middelen en inlichtingen verschaft aan [medeverdachte 2], die in de garage van zijn woning een professionele hennepkwekerij had ingericht waarin een groot aantal hennepplanten werd gekweekt. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast plegen te hebben.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd
- 20.
oktober 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens opiumdelicten is veroordeeld.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48 en 49 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. Beslissing
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders subsidiair ten
laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 90 (negentig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot 60 (zestig) uren, subsidiair 30 (dertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Hirzalla, voorzitter,
mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. M.E. Francke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2010.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.