NJB 2014/989
Het ingevolge art. 509d Sv achterwege laten van een art. 495a Sv-bevel tot medebrengen: de mogelijkheid daartoe bestaat slechts indien de persoonlijke verschijning van de verdachte ‘noch noodzakelijk noch gewenst is’; zodanige mogelijk bestaat dus niet vanwege bijzondere omstandigheden die zijn gelegen in 1. de duur van de strafprocedure, 2. het gegeven dat de verdachte in eerste aanleg en in hoger beroep telkens ervoor heeft gekozen niet ter terechtzitting te verschijnen en 3. het belang van de aangeefster om niet langer in onzekerheid te verkeren over de afloop van de strafzaak
HR 22-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:955
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 april 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
12/02608
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Bijzonder strafrecht / Jeugdstrafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:955, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2468, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑12‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑08‑2013
- Wetingang
Essentie
Het ingevolge art. 509d Sv achterwege laten van een art. 495a Sv-bevel tot medebrengen: de mogelijkheid daartoe bestaat slechts indien de persoonlijke verschijning van de verdachte ‘noch noodzakelijk noch gewenst is’; zodanige mogelijk bestaat dus niet vanwege bijzondere omstandigheden die zijn gelegen in 1. de duur van de strafprocedure, 2. het gegeven dat de verdachte in eerste aanleg en in hoger beroep telkens ervoor heeft gekozen niet ter terechtzitting te verschijnen en 3. het belang van de aangeefster om niet langer in onzekerheid te verkeren over de afloop van de strafzaak
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld – kort gezegd – ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.