Einde inhoudsopgave
Voorontwerp Insolventiewet
Artikel 3.1.1 De boedel
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2007
- Bronpublicatie:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
1.
De boedel omvat alle tot het vermogen van de schuldenaar behorende goederen ten tijde van de insolventverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende de insolventie verkrijgt.
2.
Van het inkomen en van periodieke uitkeringen onder welke benaming ook die de schuldenaar gedurende de insolventie verkrijgt, wordt, onverminderd het derde lid, buiten de boedel gelaten een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.
De rechter-commissaris kan op verzoek van de schuldenaar, de bewindvoerder dan wel ambtshalve het bedrag bedoeld in het tweede lid verhogen met een nominaal bedrag. Hij kan aan zijn beschikking voorwaarden verbinden. Een verhoging kan ook door de rechter worden vastgesteld in de beschikking van insolventverklaring.
4.
De rechter-commissaris kan op verzoek van de schuldenaar, de bewindvoerder dan wel ambtshalve het overeenkomstig het derde lid vastgestelde bedrag wijzigen.
5.
Buiten de boedel vallen voorts:
- a.
de inboedel, bedoeld in artikel 5 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover niet bovenmatig;
- b.
de zaken vermeld in artikel 447, onder 1 tot en met 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de toerusting van de leden van de krijgsmacht volgens hun dienst en rang, het auteursrecht in de gevallen, waarin het niet vatbaar is voor beslag, alsmede hetgeen in het eerste lid van artikel 448 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering omschreven is, tenzij in de insolventie schuldeisers opkomen wegens vorderingen, vermeld in het tweede lid van dat artikel;
- c.
de gelden die aan de schuldenaar verstrekt worden ter voldoening aan een wettelijke onderhoudsplicht;
- d.
een door de rechter-commissaris te bepalen bedrag uit de opbrengst van het in artikel 253l, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vruchtgenot, ter bestrijding van de in artikel 253l, derde lid van Boek 1 van dat wetboek vermelde lasten en van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind;
- e.
het ingevolge artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de kas van de gerechtelijke consignaties gestorte bedrag.