Einde inhoudsopgave
Wet op de expertisecentra
Artikel 172
Geldend
Geldend van 01-08-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
18-04-2024, Stb. 2024, 109 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken: 36478)
- Inwerkingtreding
01-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 154 (uitgifte: 12-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of doelmatigheid van het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs kan bij wijze van experiment bij algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1, afdeling 2, artikelen 50 en 51, en titel IV, afdelingen 1, 2, en 4 en afdeling 5, paragraaf 1, afdeling 6, paragraaf 2, en afdeling 7, artikelen 133 tot en met 137 en 140, van de wet.
2.
In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene maatregel van bestuur in elk geval bepaald:
- a.
het doel van het experiment,
- b.
op welke wijze van welke in het eerste lid bedoelde voorschriften wordt afgeweken,
- c.
de duur van het experiment, en
- d.
op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het experiment beoogde effecten worden geëvalueerd.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van een experiment.
4.
Een experiment duurt ten hoogste zes jaar, tenzij een langere duur gezien de bijzondere aard van het experiment noodzakelijk is. Alsdan wordt de duur van het experiment op ten hoogste acht jaar bepaald. Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, voordat een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt.
5.
Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een voortzetting als experiment.
6.
In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden afgeweken van artikel 1 van de Leerplichtwet 1969.
7.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de samenwerking van een school met een school of instelling als bedoeld in artikel 1, met een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of met een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020. Bij samenwerking met een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020 kan voor die school respectievelijk worden afgeweken van hoofdstuk I, titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en afdeling 2, artikelen 47 en 48, en titel IV, afdelingen 1, 2, 4 en 5, afdeling 6, paragraaf 1, afdeling 7, paragraaf 2, en afdeling 8, paragrafen 1 en 2, van de Wet op het primair onderwijs, en van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragrafen 7 en 10, en de hoofdstukken 4, 6 en 9 van die wet. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, de Wet op het primair onderwijs of de Wet voortgezet onderwijs 2020 vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.
8.
De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.