De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/1.3:1.3 Methode van onderzoek
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/1.3
1.3 Methode van onderzoek
Documentgegevens:
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS383985:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie <www.ssrn.com>.
“ Rechtspraakrecht is naar zijn aard moeilijker te begrijpen en op te sporen dan in de wet neergelegd recht, en dat wordt sterker naar mate de rechterlijke uitspraken algemener van karakter zijn, in het bijzonder omdat zij toepassing geven aan open normen”, Hartkamp 2011, p. 307.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het onderzoek heeft zich primair gericht op een analyse van het EVRM en de jurisprudentie van het EHRM. Over de manier waarop naar jurisprudentie en literatuur is gezocht valt in algemene zin op te merken dat de gebruikelijke methoden zijn benut. De gangbare juridische databanken zijn geraadpleegd. Daarnaast is met name het internet in staat gebleken de nodige onverwachte finds te generen. De websites SSRN1 en Google Books zijn daarbij behulpzaam gebleken. In het Hudoc systeem – de online jurisprudentie catalogus van het EHRM – is ook onderzoek gedaan naar zaken met een ondernemingsrechtelijke component die niet-ontvankelijk zijn verklaard. In zoverre is ook gekeken naar de uitspraken die de annalen niet hebben gehaald.
Het literatuuronderzoek heeft zich met name toegespitst op de Nederlandse literatuur. Daarvoor is gekozen nu in dit boek getracht is een helder en functioneel overzicht te geven van de relevante grondrechtelijke leerstukken zonder de ambitie om een volledig overzicht te geven van alle vergezichten die worden geschreven over de jurisprudentie van het EHRM. Daarnaast is de Nederlandse literatuur voor de praktijkjurist het meest eenvoudig te raadplegen.
Waar het de geschiedenis van het EVRM en de vroege ontwikkelingen in de jurisprudentie van het EHRM betreft is wel veelvuldig gebruik gemaakt van het boek van Bates, The Evolution of the European Convention on Human Rights. Ook het boek van Allegaert – Le Droit des Sociétés et les Libertés et Droits Fondamentaux – dient hier te worden genoemd. Haar werk vormt de Franse tegenvoeter van deze dissertatie. De insteek van het boek van Allegaert is evenwel een andere. In dit boek is getracht de invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht zoveel mogelijk te concretiseren, terwijl Allegaert heeft gekozen voor een meer theoretische benadering van het onderwerp.
Een vrij uitgebreide theoretische beschouwing – of meer nauwkeurig een rechtsfilosofische beschouwing – is in dit boek wel te vinden in het derde hoofdstuk. Het strekt ertoe om op een meer abstract niveau het inzicht te bevorderen in de plaats die grondrechten in het recht innemen. Daarmee is ook beoogd te verduidelijken hoe de reikwijdte van een grondrecht in een concreet geval kan worden bepaald. Niet is getracht om een zelfstandige rechtsfilosofische theorie te ontwikkelen of uit te werken. De rechtsfilosofische beschouwingen dienen om in de daarop volgende hoofdstukken het ondernemingsrecht te benaderen vanuit een denkrichting die past bij hetgeen grondrechten beogen. Een korte rechtsfilosofische exercitie acht ik in zoverre ook aangewezen in deze dissertatie omdat het domein van de grondrechten in hoge mate wordt beheerst door ‘rechtersrecht’, hetgeen in het algemeen het recht moeilijker te begrijpen en op te sporen maakt.2 Indien men de reikwijdte van een bepaling uit het EVRM concreet wil maken, kan de overvloedige jurisprudentie van het EHRM soms ontmoedigend ogen. De jurist heeft een natuurlijke behoefte om in de jurisprudentie zekere nadere regels te ontwaren, teneinde daarin houvast te kunnen vinden. Ik wil aan de hand van een schets van de functie van grondrechten het belang onderstrepen om bij iedere uitspraak van het EHRM vooral ook de context waarin de uitspraak is gewezen in het oog te houden.
Hoewel buiten kijf staat dat het EVRM – en met name ook de jurisprudentie van het EHRM – op dit moment met afstand de meest belangrijke bron van recht op het terrein van grondrechten voor de Nederlandse rechtsorde is, is Nederland daarnaast partij bij diverse andere verdragen waarin grondrechten worden gewaarborgd. Daarbij zijn vooral het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het IVBPR van belang. Hieronder licht ik beide kort toe teneinde het onderwerp van deze dissertatie nader te kunnen afbakenen.